0 Geschiedenis van de rederijkerij deel 49-1





Terug naar index

Geschiedenis van de rederijkerij

(deel 49)

plakkaten van 1550-1560 | Troonsafstand Karel V | prerevolutionaire periode_(1555-1566) |

In dit deel van de Geschiedenis van de Rederijkerij, behandelen we nog een resem nieuwe en hardere plakkaten,
maken we kennis met de opvolger van Karel V, Filips II en komen we terecht in de prerevolutionaire periode.

De plakkaten van 1550-1560
Inmiddels wint de hervormingsbeweging steeds meer terrein en worden onze gewesten door ketterse stromingen overspoeld.
Karel V, die de handhaving van de katholieke eenheid onverminderd als zijn dure plicht blijft zien, maakt de repressie, waarvan de resultaten nog steeds schamel zijn, alsmaar strenger.
Hij vindt dat er dringend moet ingegrepen worden en vaardigt op 26 januari 1550 het 'Plakkaat tegen de ketterij', of het zogenaamde 'Bloedplakkaat' uit.
Volgens dit plakkaat worden deze aanhangers en verbreiders van het "geestelyk criem van heresie [...] scolitieuse personen ende perturbateurs van onzen staet ende der gemeyne rusen" steeds maar driester.
Een nieuwe golf van censuur en vervolging van hervormingsgezinden wordt op die manier afgekondigd.
Daarnaast wordt ook het drukken van teksten door de keizer aan banden gelegd.
Op 25 september 1550 luidt het immers in alweer een nieuw plakkaat:
"Dat niemant van wat qualiteyt, state, natie, oft conditie hy zy, en sal moghen printen, oft doen printen in onsen voirszeiden erffnederlanden
eenighe boucken, refereynen, baladen, liedekens, epistelen, prognosticatien, almanacken, noch eenighe andere saken,
oudt ofte nieuwe vander heyligher Schrifturen, oft eenighe andere materie, ende in wat sprake dat het zy:
Ten ware dat hy eerst ende alvoiren gheadmitteert ware van onsen wegen, om te mogen printen ende daer op onsen oirloff ende permissie verworven hadde"
.
Het verbiedt dus het drukken, verspreiden, verkopen, kopen en bezitten van ketterse boeken en afbeeldingen, het bezoeken van ketterse bijeenkomsten, het prediken van ketterij en het huisvesten van ketters.
Het verbiedt eveneens het lezen en verklaren van de bijbel, behalve in onderwerping aan de katholieke interpretatie.
Het ontzegt de ketters eigen bezit, en stelt het aanbrengen van ketters en ketterij verplicht.
Verder verbiedt het plakkaat ketters te huisvesten, ontvangen of begunstigen, en sluit de verdachten van alle posten of waardigheden uit.
Verklikkers krijgen de helft van de verbeurd verklaarde goederen.
Al wie zich aan de berechting ontrekt en op de vlucht gaat, wordt schuldig verklaard.
De straf voor alle overtredingen is dezelfde: mannen worden door de beul onthoofd, vrouwen worden begraven als zij inkeer tonen.
Volharden zij in hun dwalingen, dan is de straf terechtstelling op de brandstapel.
Ook de hagepreken worden volledig aan banden gelegd. Over de hagepreken in het Gentse schrijft Marcus van Vaernewyck op zijn beurt:
"tontstack aestelic overal, als een vier dat, in stroo ende stoppelen ontsteken zijnde,
metten winden herwaert ende ghinswaert ghedreven wert ende aldaer voetsel vindende, voor der en doorde ontsteect
"
. Het plakkaat bepaalt bovendien, dat iedereen die zich in een bepaald dorp of stad wenst te vestigen, een certificaat van rechtgelovigheid moet kunnen voorleggen dat door de pastoor van zijn vroegere woonplaats verstrekt is.
Eigenlijk is het bij dit alles dan ook geen toeval dat naast de zeer populaire en verspreide producten van de drukpers als prognosticaties en almanakken, ook de typische rederijkersgenres als refrein, ballade en lied opgesomd worden. Het bewijst hiermee zowel hun populariteit bij het volk als hun doeltreffendheid wat propagandaliteratuur betreft.
Bij de toelating voor het Antwerpse landjuweel van 1561 bijvoorbeeld, bepaalt de landvoogdes dan ook, dat er in de teksten van de spelen, niets zal mogen staan "dat der religie soude mogen aengaen ", of wat in het nadeel van de overheid en geestelijkheid zou kunnen strekken.
Toch zullen er steeds rederijkers zijn die er niet kunnen aan weerstaan om actualisaties in hun teksten aan te brengen.
Tegen zulke actualisaties, vooral als ze aangebracht worden tussen het ogenblik waarop de teksten van bijvoorbeeld de spelen worden goedgekeurd en de feitelijke opvoering, is - tot grote woede van de katholieke geestelijkheid - weinig te beginnen. Vele rederijkers en hun kamers, zijn zich dan ook heel bewust van hun macht, maar tegelijk ook van de gevaren die ze door hun doorgedreven onafhankelijkheid kunnen oplopen.

Dit 'Bloedplakkaat' zal onder Filips II onverminderd gehandhaafd blijven. Tegelijk met de toepassing van deze nog strengere wetgeving, gaan ook de provinciale inquisiteurs aan het werk. De meest hardnekkige onder hen zal, de reeds vernoemde, Pieter Titelmans blijken te zijn, die zijn actieterrein in Vlaanderen heeft. Door zijn grote gedrevenheid verwerft hij een geduchte maar trieste faam.
Het is moeilijk om getallen te geven van het aantal hervormingsgezinde martelaren onder Karel V. In de martelarenboeken worden 240 gevallen genoemd. Het is mogelijk dat we dit getal met 10 moeten vermenigvuldigen om ongeveer het juiste aantal slachtoffers te krijgen. Ondanks deze stromen bloed die vergoten worden, lukt het Karel V op geen enkel ogenblik om het protestantisme te onderdrukken. Zijn godsdienstige politiek zal volledig falen. Zijn zoon Filips II, zal later de rekening van dit falen gepresenteerd krijgen. In hetzelfde jaar vaardigt Karel V ook het 'Eeuwige Edict' uit, genaamd "Ordonnantie, statuut ende Eewigh Edict" [...] om textirperen ende te niete te brynghen die secten ende erreuren, op gheresen tegen onsen heilighen Kersten Gheloove ".

Troonsafstand Karel V
Op 25 oktober 1555 doet Karel V, tijdens een vergadering van de Staten-Generaal, troonsafstand ten voordele van zijn zoon Filips.
De eerste woorden van de jonge vorst voorspellen echter weinig goeds:
"Messieurs, combien que j'entends raisonnablement Ie langaige frangois, si ne l'ay je encroires si prompt que pour pouvoir parler en icelluy. Vous entendrez ce que l'évesque d'Arras (1) vous dira de ma part [...].".
(1) Bisschop Granvelle, vanaf 1561 kardinaal-aartsbisschop van Mechelen, door de koning benoemd tot lid van de Raad van State. In de volksmond droeg hij de bijnaam 'de Rode Hond'. (1555-1598)
Het onbegrip en de onverzettelijkheid van Filips II gecombineerd met de onmacht en de beïnvloedbaarheid van de nieuwe landvoogdes Margaretha van Parma, verhogen het immobilisme.
Als Filips II in augustus 1559 naar Spanje vertrekt, begint voor de Nederlanden de eindeloze lijdensweg van godsdiensttwisten waarin na verloop van tijd bijna alle rederijkerskamers ten onder zullen gaan.
In datzelfde jaar worden ook nog in een speciaal plakkaat, alweer, verboden "alle sulcke spelen waarin gemegeld zijn questiën, propositiën of materiën beroerende onse religie. "
Op het ogenblik van Karel V's troonsafstand in de Nederlanden, is het protestantisme in onze contreien langzaam doorgedrongen, ondanks de fervente pogingen om het te onderdrukken.
Pas onder Filips II zal het zich uitkristalliseren tot een amalgaam van sekten, elk met hun eigen, nauw omschreven richtlijnen.
Filips II zal als donkere figuur afsteken tegen de lichtende gestalte van zijn vader, Karel V. Zijn Spaanse hoogmoed, zijn achterdocht, zijn haat tegen de inlandse groten,
maar ook zijn onverstand om de Spaanse inquisitie in onze contreien in te voeren, zullen de Nederlanden niet enkel van hun dierbare vrijheid beroven, maar ook het hele staatsbestel aan het wankelen brengen.
Filips II is geboren en opgevoed in Spanje. Na zijn vertrek uit Vlissingen in 1559 naar Spanje, zal hij geen voet meer in de Nederlanden zetten.
Hij zal zich in onze landen laten vertegenwoordigen door achtereenvolgens Margaretha Van Parma (van 1559 tot 1567), de hertog van Alva (van 1567 tot 1573) en door Lodewijk Requesens (van 1573 tot 1576).
Hierop zal gedurende korte tijd een Raad van State zijn taak overnemen.
Hierna zendt Filips II Don Juan van Oostenrijk als nieuwe gouverneur. Na zijn dood zal Alexander Farnese tot in 1592 de vertegenwoordiger van Filips II in de Nederlanden zijn.
Gedurende gans zijn regeerperiode blinkt Filips II uit in een allesomvattende haat tegen en bestrijding van de 'ketterij'.
Door zijn draconische maatregelen, zal Filips II deze stroming echter meer bevorderen dan verzwakken.

De prerevolutionaire periode (1555-1566)
Vanaf het midden van de 16de eeuw kunnen we spreken van een overgangsperiode en, misschien zelfs, reeds het verval van de rederijkerij, waarin het theater van de rederijkers, verzwakt door de veelvuldige theologische discussies, de gloed van haar vroegere stukken zal verliezen.
Vanaf het tweede kwart van de 16de eeuw zijn er, zoals we reeds gezien hebben, toenemende censuurmaatregelen van de overheid, die algauw de gedaante aannemen van een vervolgingsbeleid, onder meer censuur, verbodsbepalingen en vonnissen.
Hoe dan ook getuigen deze maatregelen in de enorme vrees in kerk en maatschappij voor de opiniërende effecten van de woordkunst en de populariteit ervan in de steden.
Met het aantreden van Filips II als landvorst van de Nederlanden, verslechtert meteen ook de houding van de overheid ten aanzien van de rederijkerskamers.
Zij zien de kamers nu in plaats van de vertolkers van het officiële standpunt, meer als broeihaarden van politiek en religieus verzet en als verspreiders van de hervormingsgedachte. Dit moet dringend een halt worden toegeroepen.
Van nu af aan worden de kamers gaandeweg rechtstreeks het mikpunt van verdachtmakingen.
De overheid verwijt de rederijkers, niet helemaal ten onrechte, haarden van discussie te zijn, de kerk in hun spelen te bekritiseren en verwarring te stichten in de geest van het volk.
Bij zijn vertrek uit de Nederlanden waarschuwt Filips II speciaal in een instructie van 08 augustus 1559, dat men bijzonder waakzaam moet zijn met de gedrukte verspreiding en de opvoering van verdachte toneelstukken.

Wordt vervolgd
Jan Rooms