0 Geschiedenis van de rederijkerij deel 41





Terug naar index


GESCHIEDENIS VAN DE REDERIJKERIJ

Luther en het Lutheranisme | Luther_in_de_Nederlanden | bronnen Geschiedenis van de Rederijkerij |
Luther en het lutheranisme.

Op 31 oktober 1517 lanceert Luther (1483 - 1546), zijn 95 Wittenbergse stellingen, en breekt hij openlijk met de katholieke kerk.
Hij is echter van mening, dat niet de kerk gedwaald heeft, maar de priesters, de herders. Hij valt allerlei verschijnselen in de leer en de praktijk en gebruiken van de dienaren van de kerk aan.
Hij wil het geloof op een schriftuurlijke wijze verkondigen en leert de vergeving van de zonden uit louter genade, en niet door het nuttigen van de "pastije vol gulsigher wercken", zoals de katholieke kerk.
Hij erkent dan ook slechts twee sacramenten: de doop en het avondmaal (= de eucharistie).

Het kopen van aflaten, gebeden, eerbetoon aan heiligen, het veelvuldig lezen van dodenmissen, de strenge kloosterpraktijken en lichaamsascese, dit alles moet volgens hem afgeschaft worden, samen met alle mogelijke schenkingen en instellingen die eruit voortgekomen zijn. Hij ontkent elke verlossende kracht van boetedoeningen en 'goede werken', de voorspraak van de heiligen, de sacrale betekenis van het monniksleven en de absolverende macht van de priesters.
Zoals we later nog zullen zien, zullen de katholieken hier, twintig jaar later, met het Concilie van Trente, zelf schoon schip maken.

Aanvankelijk wordt Luther ook gekenmerkt door een vrees voor de duivel, die de stervende tot zich en van God probeert af te leiden, en de vrees voor de hellepijnen.
Later wendt hij zich hier meer van af. Zijn voornaamste troost wordt dan, dat men vertrouwen moet hebben op Gods genade en Christus' offer, en veel liever de aandacht moet richten op de hemel en eigen deugden, dan voortdurend denken aan de hellepoort of het vagevuur en de eigen zonden.
Volgens Luthers opvatting is Christus dan ook niet de strenge, door iedereen gevreesde rechter, maar de verzoener, en wordt de gelovige getroost door het vertrouwen in de door Christus toegezegde en door hem verworven rechtvaardiging, die de zondige mens met God verzoent.

Luther daagt de paus uit op het stuk van de aflaatcampagne van Tetzel. De wijze waarop dit leerstuk wordt misbruikt door een op inkomsten belust ambtenarencorps is sinds Timenes vele katholieken een doorn in het oog.

Luther verwerpt het priesterschap en bepleit vrij bijbelonderzoek door de gelovigen individueel. Daarom hecht hij een groot belang aan bijbelvertalingen in de volkstaal. Zelf brengt hij op geniale wijze bijbelvertalingen in de volkstaal. In 1522 publiceert hij het Nieuwe Testament in het Duits en in 1534 volgt de rest van de bijbel.
In 1519 wijst hij niet alleen het pauselijk gezag af, maar ook een algemeen concilie. In 1520 valt Luther in zijn opzettelijk in het Duits geschreven traktaat "An den christelichen Adel deutscher Nation" de pracht en de praal van het pauselijk hof te Rome aan, de meute hebzuchtige kardinalen en alle pauselijke beambten met hun vele baantjes, maar eveneens de onschendbaarheid voor de wet van de priesters, de pauselijke eisen inzake interpretatie van de Schrift en, alweer, hun uitzonderlijke macht die hen alleen in staat stelt om een concilie bijeen te roepen

Wereldlijke leiders moeten zich volgens hem distantiëren van Rome en ze moeten onafhankelijke nationale kerken oprichten.
Ook wil hij het celibaat afschaffen, de monniken de vrijheid geven om hun orde te verlaten en religieuze instellingen omvormen tot scholen.
Luther beweert verder: "Onze doop geeft ons allen zonder uitzondering, wijding en maakt ons allen priester."
Christenen behoren volgens hem tot één stand , zij het ook met onderscheiden taken.
Zijn onbehagen jegens de bedevaarten kennen we reeds, en hij wil deze dan ook afschaffen, de riten en ceremoniën vereenvoudigen en een parochiale armenzorg instellen, die een einde moet maken aan de bedelarij.

Op universitair vlak wil hij het canonieke recht uit het leerplan schrappen en de logica en wijsbegeerte van Aristoteles beknotten ten voordele van talen, wiskunde en geschiedenis. Men zou de bijbel moeten bestuderen zonder allerlei oriënterende theologische handboeken. Elke stad moet een jongens- en een meisjesschool hebben met het evangelie als centraal programma. Aan het slot van dit traktaat zien we Luther als een sociaal-economisch hervormer. Hij keurt de hebzucht en de weelde van de bezittende klasse scherp af, net zoals het beheren van rente.

In datzelfde jaar 1519, steken de hoofden van de theologische faculteit van Leuven de hoofden bij elkaar om ernstig te beraadslagen over het luthergevaar dat steeds groter dreigt te worden. Het onmiddellijke resultaat hiervan is een formele veroordeling van zijn geschriften en stellingen. Deze veroordeling wordt op 7 november 1519 uitgesproken in de kapittelzaal van de Sint-Pieterskerk te Leuven.
De Leuvense universiteit is trouwens de eerste die zich tegen het lutheranisme uitspreekt.
Zij zal bovendien een brandpunt blijven in de ketterbestrijding gedurende de ganse 16de eeuw. In de voorste linie van het offensief staan voortrekkers zoals Jacobus Latomus [1521], Eustachius de Zichenis [1521] en Ruard Tapper [1555-1557].
Op 15 juni 1520 wordt Luther door middel van de pauselijke bul "Exsurge Domine" in de ban van de katholieke kerk geslagen. Enkele maanden later, op 10 december 1520, werpt hij de pauselijke bul en de decreten openlijk in het vuur.
In 1521 wordt algemeen bekend dat Luther door Karel V in de rijksban is gedaan door middel van het keizerlijk edict van 28 september 1520 en dat met het zogenaamde Edict van Worms (08 mei 1521) zijn boeken verboden zijn. Al deze maatregelen bewerken echter enkel de verschuiving van een protestantse boekenproductie naar de clandestiniteit. Luthers boeken blijven immers massaal gedrukt worden.
Op de Rijksdag te Augsburg in 1530 wordt Luthers doctrine definitief volledig veroordeeld.
Ondanks alle mogelijke tegenwerkingen van de wereldlijke en geestelijke overheden, blijft Luther zijn volgelingen steeds een respect voor de autoriteiten voorhouden. De lutheranen treden eigenlijk niet veel naar buiten en worden dan ook minder verontrust dan andere afscheuringen van de katholieke kerk.
Luther in de Nederlanden.

Luthers optreden in 1517 met de 95 Wittenbergse stellingen tegen onder meer de aflaten en de priesterlijke competentie tot het geven van absolutie (dus tegen het gehele instituut van katholieke boetedoening), raakt in de Nederlanden, vooral dankzij de augustijnenmonnik Jacobus Proost, al gauw bekend. Vooral in Antwerpen krijgt Luther tal van volgelingen. Voornamelijk door de vele Duitse kooplieden dringen zijn denkbeelden door. Bovendien bevinden zich in Antwerpen en Dordrecht augustijnenkloosters (Luther was namelijk zelf augustijnenmonnik), waar vrienden en vroegere studiegenoten van hem aan het hoofd staan. De verspreiding van het lutheranisme in de Nederlanden wordt onder meer ook bevorderd door de algemene ontevredenheid over de slechte economische toestanden van die tijd en uiteraard over het gedrag van de geestelijken.
Reeds na enkele maanden worden zijn werken over biecht en boete in onze contreien bekend. Kort daarna zijn, zoals Erasmus vanuit Leuven schrijft, Luthers werken gemakkelijk verkrijgbaar. In 1520 verschijnen de eerste uitgaven van Luthers werken te Antwerpen en komen er ook reeds vertalingen in het Nederlands, onder andere van Luthers weerlegging van het pauselijke banvonnis. De Leuvense kettermeester is van mening dat er onmiddellijk tegen de verspreiding ervan krachtig moet opgetreden worden. Op 08

oktober 1520 worden te Leuven voor het eerst boeken van Luther verbrand.
Thans staat echter vast dat de verbreiding van het lutheranisme in de Nederlanden niet overschat mag worden. Zijn optreden raakt hier inderdaad spoedig bekend en zijn werken worden verspreid, een diepgaande invloed heeft hij echter nooit uitgeoefend. Wel zorgt zijn voorbeeld voor een steun en een aanmoediging, zelfs tot een aansporen tot openbaar optreden. Velen die als lutheraan terechtgesteld zullen worden, houden er echter leerpunten op na die Luther zelf nooit zou onderschreven hebben, zoals bijvoorbeeld over het Avondmaal.
De eerste jaren na 1517 is Luther de grote drijfkracht achter de nieuwe beweging. Daartegenover staat echter de plaats van het lutheranisme als confessionele strekking in onze contreien. Afgezien van uiteraard Antwerpen, is deze eerder gering geweest en is ze er in elk geval niet in geslaagd ingang te vinden in bredere lagen van de bevolking. Net zomin overigens als het anabaptisme, dat rond ongeveer 1530 zal opkomen. Jan Rooms
(Overgenomen uit Balsemblomme-Info, jrg. 22, n°l & 2)

Geschiedenis van de Rederijkerij - bronnen :

  • - Autenboer, E. Van: "Volksfeesten rederijkers te Mechelen (1400-1600)"; Gent; 1962
  • - Bock, Eugène De: "Opstellen over Collijn van Rijssele en andere rederijkers"; Antwerpen; 1958
  • - Castelein, Matthijs de: "De Const van Rhetoriken"; Oudenaarde; facs. uitg. 1986
  • - Coigneau, Dirk: "Calvinistische literatuur te Gent tot 1584"; in 'Jaarboek De Fonteine' n° 31; Gent; 1980-1981, deel l; pp. 145-166
  • - Hummelen, W.M.H.: "Repertorium van het rederijkersdrama, 1500 ca 1620"; Assen; 1968
  • - Kalff, G.J.: "Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde; tweede en derde deel; Groningen; 1907
  • - Liebrecht, Henri: "Les chambres de rhétorique"; Brussel; 1948
  • - Mak, J.J.: "De Rederijkers"; Amsterdam; 1944
  • - Nowé, Johan: "Nu hoort wat men spelen zal. Theater in de Middeleeuwen"; Leuven; 2000
  • - Pikhaus, Patricia: "G.A. Bredero's 'Symen sonder soeticheyt', een tafelspel?"; in 'Jaarboek De Fonteine' n° 23-24; Gent; 1973-1974; pp. 167-189
  • - Pikhaus, Patricia: "Het tafelspel van een man en een wachter"; in 'Jaarboek De Fonteine' n° 25; Gent; 1975; deel l pp. 141-164
  • - Pikhaus, Patricia: "Het tafelspel bij de rederijkers"; Gent; deel l 1988, deel II 1989
  • - Pleij, Herman: "De laatmiddeleeuwse rederijkersliteratuur als vroeg-humanistische overtuigingskunst"; in 'Jaarboek De Fonteine' n° 34; Gent; 1984; pp. 65-95
    Ramakers, B.A.M.: "Spelen en figuren. Toneelkunst en processiecultuur in Oudenaarde tussen de Middeleeuwen en Moderne Tijd"; Amsterdam; 1996
  • - "Veelderhande Geneuchelycke Dichten, Tafelspelen ende Refereinen"; Leiden; 1899
  • - Winkel, J. te: "De Ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde", deel 2: "Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van Middeleeuwen en Rederijkerstijd"; Haarlem; 1922
  • - Wolthuis, G.W.: "Het drama in de Middeleeuwen"; Amsterdam; 1929 Worp, J.A.: "Geschiedenis van het tooneel in Nederland"; Groningen; 1904