0 Geschiedenis van de rederijkerij deel 39





Terug naar index

DE GESCHIEDENIS VAN DE REDERIJKERIJ

(deel 39)

Dialogen | Tafelspelen | Lutherse tafelspelen | Sotten_en_narren | Kwakzalvers | Man versus vrouw | Bruiloftsspelen

Dialogen (of samenspraken)

De term tafelspel en 'samenspraak' worden vaak met elkaar in verband gebracht, en soms ten onrechte als synoniem gebruikt.
Dialogen vinden we heel vaak terug in de strijdspelen. Het is een uiteenzetting in gespreksvorm, waarin een ernstig onderwerp volgens een samenhangende gedachtewisseling afgehandeld wordt.
Ook bij het tafelspel in dialoogvorm krijgen we steeds hetzelfde procédé te zien. De beide personages hebben een dispuut, en op het einde van de discussie kunnen ze zich ofwel verzoenen, ofwel komen ze niet tot eensgezindheid, of laten ze het uiteindelijke oordeel over aan het publiek, hoewel deze echter doorgaans niet betrokken worden bij het gesprek zelf. De gesprekken verlopen immers enkel tussen de dialoogsprekers onderling. De winnende partij heeft meestal ook het laatste woord. De opbouw geschiedt ook hier via het vraag-antwoord-procédé, wat in de klassieke oudheid reeds gold als de ideale wijze om een dialoog te laten verlopen.
Bij de dialoog heeft het gesprek een zelfstandige, centrale betekenis waardoor het handeling en enscenering kan missen. Ze behandelt steeds één onderwerp waarover de personages discuteren. In de strijdspelen die ons bekend zijn, staan onder meer vertroosting en bekering centraal. Er is actie en reactie, woord en wederwoord, daad en wederdaad, zodanig dat het wederzijds handelen en spreken in elkaar haakt en verweven wordt, zonder echt tot een uniform samen handelen te versmelten.

Naast de talrijke man-vrouw-dialogen, beschikken we over enkele moeder-dochter-gesprekken. Hierin krijgt de moeder, als vertegenwoordigster van het ouderlijke gezag er de ondankbare rol van de verontruste ouder toebedeeld, die haar minzieke of trouwlustige dochter tracht af te koelen en af te schrikken, of die een ontmoeting met een minnaar wil verhinderen. De taak van de moeder bestaat er dan ook uit het huwelijk voor de dochter mogelijk te maken, of moet daar althans haar toelating voor geven. Deze vindt echter dat haar dochter nog te jong of te klein is.

DE TAFELSPELEN

Eén van de minder gekende rederijkergenres is het tafelspel, ondanks het feit dat het bij de 16 eeuwse rederijkers meer dan geliefd is en ze er regelmatig gebruik van gemaakt hebben. In de vorige bijdrage zijn we blijven stilstaan bij het ontstaan ervan, hoe de 16dc eeuwse rederijker tegenover dit genre heeft gestaan, en hebben we de kenmerken en het verloop van de tafelspelen besproken, net zoals de beperkingen van het genre alsook de talrijke gelegenheden waarop een tafelspel opgevoerd is. In deze aflevering van de Geschiedenis van de Rederijkerij, blijven we nogmaals bij het tafelspel stilstaan, en behandelen een greep uit het ruime aanbod van 16dc eeuwse tafelspelen per categorie waarin ze thuishoren.
Driekoningenavond
  • "Een tafelspeelken van twee personagiën: Ghewonelicke Vruecht en Alwarich Voortstel, om up der Drij Conijnghen Avond te spelen." (97 verzen)
    Eén van de oudste overgeleverde tafelspelen. Het is een slechte en dure tijd. Na enig heen-en-weer gepraat en een snaakse begroeting, komt het tweetal de koning hun geschenken brengen. Hij krijgt als present een "maecht", een "coninghinne voor de koning", namelijk een mispel, omdat die het best gelijkt op zijn gekroonde hoofd. Op de mispel zit immers een kroon met vijf "tacken", vijf koninklijke deugden, waarvan een de 'macht' voorstelt, uit te spreken als "maecht". De eigenschappen van de mispel worden allegorisch uitgelegd.
Lutherse tafelspelen
  • "Een schoon Tafelspel van drie Personagien, te weten een Prochiaen, een Coster en een Wever"
    Dit sterk luthers gekleurde tafelspel werd tussen 1538 en 1540 geschreven in Gelderland, en voor de eerste maal gedrukt in 1565. Het is eigenlijk meer een gedramatiseerd pamflet dan een toneelstuk. De auteur was wellicht geen Gelderlander, want de taal is overduidelijk Brabants. Wellicht was hij een Brabantse banneling. Het is één van de weinige tafelspelen dat voorafgegaan wordt door een proloog. Deze proloog is echter bedoeld om op voorhand de critici de mond te snoeren.
    De intrige is bedrieglijk eenvoudig. De "prochiaen", bijgestaan door de "coster", meent de wever, een vurig overtuigd lutheraan, gemakkelijk van zijn dwalingen te kunnen overtuigen. De "wever" verslaat hen echter op alle aangebrachte punten. Hij weerlegt ordelijk de vijftien beschuldigingen aan het adres van de "lutherie ". De "coster" zegt onder meer over de burgerij, dat zij 's zondags en op de heiligendagen beter een pot zouden drinken en elkaar de historie van de vier heemskinderen vertellen, in plaats van zich met theologische vraagstukken te bemoeien. De "wever" is het daar echter niet mee eens. Ook wat de andere beschuldigingen betreft, spreekt de wever zo welbespraakt en overtuigend, dat de "coster" zijn oorspronkelijke bondgenoot in de steek laat en de kant van de "wever" kiest. Deze vraagt immers aan de eenvoudige "wever": "Vrient, wat sol ie doen dat ie mach salich wesen? "
    Waarop het antwoord luidt: "Int sweet dijns aensichts sult ghij eten u broot". Hij gaat dus met de '"wever" mee om zijn ambacht te leren.

  • "Van de Letter en de Geest" (278 verzen)
    In aansluiting met de schriftuurwoorden: "de letter doodt, maar de geest maakt levend', wordt gedisputeerd om de voorrang van de dingen. "De Letter" zal de aanwezigen ten slotte "een schoon present schencken ". Maar, dit blijkt, ook tot zijn eigen verbazing, "een lantaerne zonder licht" te zijn, terwijl "de Geest" als zijn geschenk een lantaarn aanbiedt, die inwendig verlicht en zonder dewelke het licht van "de Letter" de duisternis is. Het spel eindigt met de spreuk "Aensiet de liefde ", de spreuk van de Vlaardingse kamer 'den Akerboom'.

  • "Tafelspel van Onlytsaemheyt ende Broederlicke Onderwijs "
    Hierin wordt betoogd, dat wie gelooft, moet erkennen dat alle lijden van God komt, van de Vader, die zijn zoon kastijdt, omdat hij hen liefheeft. Het stukje kan afkomstig zijn van de Goudse kamer 'De Goudsbloem'.

  • "Waerachtighe nieuwe tijdinghe van een Boer die met crancheyt bevaen hem heeft ghebiecht teghen sijnen Prochiaen "
    Dit is een antikatholiek pamflet in dialoogvorm. Misschien moeten we dit spel echter niet tot de tafelspelen rekenen. De inhoud is in elk geval fel ketters getint.

  • "Tafelspel van de werreltsche gheleerde ende Godlicke wyse"
    Dit spel fulmineert zo ongeveer tegen alle Rooms-katholieke dogma's en misbruiken, en pleit even sterk voor reformatorische opvattingen.

  • "Tafelspel van de Menichfuldicheit des Bedrochs des werelt".
    Een eveneens sterk anti-katholiek tafelspel.
"Sotten" en narren
  • "Twee-spraeke Van den ouden ende langhen Aernout" (279 verzen)
    Het handelt over een examen dat de lange Aernout bij zijn meester ondergaat. Het geeft een overzicht van de wereldwijsheid der zotten en daarbij een heleboel schimpscheuten op de toenmalige maatschappelijke zeden.

  • "Tafelspel van drie Sotten "
    Hierin treedt een "gheestelycke sot" (= een priester) op en wordt er over de H. Mis gesproken als een "sotte sacrafycije". Het is opgevoerd te Brussel door 'Het Boeck' op 24 oktober 1559. Later duiken er, getuige afgedrukte verhoren, problemen op. De aanleiding van het tafelspel blijkt duidelijk uit de verhoren. Het is namelijk 's avonds opgevoerd "jnde bruyloft (...) van Jan de fuytere contrerolleur vanden wercke van zynder majesteit (...) over tafel (..,)". Gerechtelijke gevolgen zijn dan ook niet uitgebleven. In de proloog wordt onder meer verwezen naar een plakkaat uitgevoerd tegen de rederijkers. De kritiek op de geestelijkheid was omstreeks 1559 zo gevaarlijk geworden, dat het als ketters of 'schandaleus' beschouwd wordt. (Het maakt dan ook deel uit van die andere Brusselse 'schandaleuze spelen').

  • "Tafelspel vant twee Sotten "
    Opgevoerd door het Brusselse "Mariencranscken" op 29 september 1559. Het is geschreven door Franchois van Ballaer, factor van de kamer. "Den gheboren sot" en "den ghemaecten sot" zijn de twee zotten van dienst. Het tafelspel gaat over speciale stenen, die op het einde "hostiën" (= hosties) blijken te zijn, en waarmee dus gedurende het ganse spel de spot gedreven wordt.
    Ook dit tafelspel blijkt achteraf problemen veroorzaakt te hebben, wat blijkt uit de verhoren van de vertolkers die volgen op de opvoering van het spel. Hier vernemen we dat "den seinen crans jaerlijcken op sinte Machiels dach een spel aende tafel daer de heeren vergadert zyn spelen''. Dat het tafelspel door twee zotten opgevoerd is, ligt voor de hand, vermits het zottenfeest te Brussel precies die dag gehouden is.
Kwakzalvers
  • "Tafelspel van Meester Kackadorïs ende een doof wyf met ayeren "
    Het is in 1596 gedrukt in Amsterdam. Een herdruk volgt in 1654. Het kan beschouwd worden als de tegenhanger van de middeleeuwse "duyte" "Den Buskenblazer'. Hier is het echter een dove, oude vrouw die eieren naar de markt brengt. Om haar man te behagen, wil ze weer jong en mooi worden, en dit ten koste van haar spaarcentjes. Meester Kackadoris, de kwakzalver, belooft haar van bruin opnieuw blank te zullen maken. Hiervoor hoeft ze enkel in een busje te blazen. De kwakzalver wrijft echter haar gezicht met een sterk bijtend poeder in, waardoor ze nog lelijker wordt dan zij al was. In de waan verkerend weer jong en mooi te zijn, neemt zij van Meester Kackadoris afscheid.

  • "Tafelspel van een Kwakzalver en een Boer"
Tafelspelen ter gelegenheid van Vastenavond.
  • "Een Boeren Vasten-avondspel" (159 verzen)
    Voor zij samen hun vastenavondbier gaan drinken, snijden Hanneken Rane en Hans Meyer tegen elkaar op, over de vele boerenlisten die zij hebben aangewend om de stedelingen te bedriegen. Dit tafelspel is wellicht in het midden van de 16de eeuw letterlijk vertaald uit het Nederduits.

  • "Tafelspel van de Vasten en Vastenavond" (295 verzen)
    Dit tafelspel valt onder de strijdspelen en handelt over de toelaatbaarheid van de vastenavondvieringen. "De Vasten", die als eerste verschijnt met een rondeeltje, treedt hier op tegen de ratelende "Vastenavond" met allerlei argumenten tegen het volgens hem rumoerige feest. Het feest wordt door "Vastenavond" vermakelijk en niet onverdienstelijk verdedigd. Hierop biedt hij de aanwezigen zijn geschenk aan dat bestaat uit "wafelen en pannekoecken ". "De Vasten" kan enkel zijn "advys" aanbieden, dit is de raad om het vlees te kruisigen door het op te nemen van " 't Cruys Christi". In dit werkje spreekt "de Vasten" plechtig en gedragen, "Vastenavond" daarentegen prettig en levendig.

  • "Van de Wyncan ende die pispot"
    Opnieuw een vastenavond-woordenstrijd, deze keer tussen een wijnkan en een pispot, die zich elk op hun wederzijdse verdiensten beroemen. Beiden ontbreken immers nooit op ommegangen, kermissen en "coninxfeesten".
Man versus vrouw
  • "Tafel-speelken van een droncken man ende zijn wijf" (212 verzen)
    De verdere titel geeft duidelijk de inhoud weer: "hoe hem twijf dwinght de lantaren te dragen ende de man om zijn wederspannicheyt wille, dat hij se niet dragen wil, van 't wijf wel dapper geslaghen wort, also dat hij se ten lesten draegt ende zijn wijf gehoorsaem wesen moet". De beide echtlieden zijn te gast geweest bij nicht Fokel en willen 's avonds met de lantaarn naar huis gaan. "Draeg de lantaern, man, " zegt zij. Waarop de man: "Lanteernen te draghen, is vrouwen werck. " Het grappige van dit spelletje bestaat vooral uit de discussie tussen de echtgenoten om de lantaarn, die op de grond staat te branden, maar die geen van beiden in de hand wil nemen. Uit dat geschil volgen twist, hoge woorden en een kloppartij. Als het van woorden tot daden gekomen is, neemt de man de lantaarn en gaat mopperend voorop, omdat hij voor zijn vrouw moet onderdoen, vermits hij te dronken blijkt te zijn om zich te verweren. Hij wordt gevolgd door zijn triomferende wederhelft. Als teken van zijn onderwerping heeft hij bovendien eerst haar duim moeten kussen. Voor dat soort mannen is dan ook de les waarmee het spel eindigt, bestemd: "Ghy mannen fujn, soo ghy wilt zijn in rust en vrede, soo geeft u wijf de broeck aent lijf, en 't wambeys mede ".

  • "Een gheneuchelijck spelken van twee persoenen den Man ende dal Wijf'
Bruiloftsspelen
  • "'t Spel van Boerdelick Wesen, Droncken Tenoer en Jonstige Minne"
    In het midden van de 16de eeuw schrijft Lambert Dirrixz de Vult een bruiloftsspel. Een zot, "genaemt Boerdelick Wesen, met een marot in sijn hant luysterende " en "Droncken Tenoer, een man wilder dan wilt gecleet", kondigen de bruidegom aan dat hij voortaan hun gezelschap zal moeten mijden. Hij moet aan alle oneerbaarheid verzaken, zoals dobbelen, spelen, drinken, omgang met "Venus Dierkens". Een "lustige vrou", "Jonstige Minne" genaamd, houdt hem Gods spiegel voor en zegt, dat hij zijn vrouw moet eren. Hij moet van nu af aan een eerzame huisvader worden. Op het einde brengt de zot zijn huwelijksgeschenk: "een kindeken inder wiegen".

  • "Een nieuwe vermakelijck Bruyloftsspel van drije peroonen te weten: Jongeling, Wulps Leven en Reden"
    Hierin pleit "Reden" voor en "Wulps Leven" tegen het huwelijk. Het ligt voor de hand dat "Reden" het pleit wint, anders is er uiteraard geen huwelijk.

  • "Tafelspel van Metteken Bouwens en Slimmen Diel"
    Vermoedelijk geschreven door William Van Haecht. De aanleiding tot het schrijven van dit stukje was wellicht een bruiloftsfeest dat te Schelle bij Antwerpen rond 28 juli 1584 gevierd is.. (wordt vervolgd)

Jan Rooms