0 camers4e22






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

oktober, november, december 2022 - JAARGANG 35 - NR 4
(1)


Een woordje van onze voorzitter

1

Een woordje van onze voorzitter

Beste vrienden rederijkers van Noord en Zuid,

Wanneer u dit voorwoord leest zijn we ongeveer halfweg het veelbelovende culturele jaar 2022-2023.

Een cultureel jaar vol grote verwachtingen na een lange stilstand. Het werd een seizoen met veel knaldrang bij jong en oud. Het doet mij met veel nostalgie terugdenken aan mijn-toen-jeugdige bezoek aan de Efteling. En meer bepaald aan het sprookje van “Doornroosje”, waar ook alles tot stilstand was gekomen. Zelfs de pruttelende ketel op het vuur moest eraan geloven, die hield op met dampen. En de betovering van de slaapmodus werd opgeheven door, hoe kan het anders in een sprookje, de goede fee.

Na corona kwam alles weer tot leven, behalve onze verdorde grasperken veroorzaakt door een dagelijks weerkerende loden hitte, gevolg van een zeer actieve zon.

De reizen naar het buitenland piekten, iedereen wou het vliegtuig op of de auto in om andere horizonten te verkennen. Onze kustregio’s werden overladen door frigobox-toeristen die een dagje kwamen bakken op de stranden in rijen van vijf en hoopjes van tien. De frisse bries die verkoeling meebracht was meegenomen.

De festivalzomer was er eentje om in te kaderen. Duizenden mensen trokken naar de festivalweiden om op en neer te springen op een verschroeiend tempo dat de beat aangaf die uit de boxen schalde, met gehoorschade tot gevolg.

Bedeesd werden er in dit voorjaar toch voorbereidingen getroffen om het congres en het cultureel seizoen voor te bereiden.

Tweeduizend tweeëntwintig was ook het jaar van de verjaardag vieringen van diverse kamers. In Geraardsbergen ontstak de kamer ” St.-Pieters Vreugd en Deugd” 545 kaarsjes, “de Catharinisten” uit Aalst vierden hun 601-jarig bestaan tijdens het congres in juni. In oktober was het de beurt aan “De Lelie-De Noordstar” die 150 kaarsjes mocht uitblazen.

2
Hun viering was tweeledig, nl. op 1 oktober was er in de Boesdaalhoeve in St.-Genesius-Rode podium animatie met een optreden van de kamer uit Liedekerke “De Waag” met het ” sollicitatiegesprek” en nadien afwisselend schetsjes rond hetzelfde thema “het huwelijk” en muzikale intermezzo gebracht door Xenia Geeraerts en haar orkest. Op 22 oktober volgde dan een academische zitting in het stadhuis van Brussel, waar onze onder-voorzitter en hoofdman van Moyses’ Bosch Carlo van de Water en de deken van “ De Fonteine” van Gent Dirk Coigneau een lezing hielden. Ikzelf moest mij verontschuldigen voor andere verplichtingen met onze kamer.

En zo naderen wij stilaan het jaareinde van 2022 en worden er weer, zij het ditmaal in mineur gezien de torenhoge energierekeningen, feestverlichtingen aangestoken. Iedereen wordt dan weer aangepord om zeer leuke en gezellige feesten te organiseren en vooral veel te consumeren. Maar indachtig dat overdaad schaadt, zowel lichamelijk als financieel, pogen wij de kaap van 2022 te ronden.

Nu wij met rasse schreden het jaareinde zien naderen wil ik dan ook nu al iedereen een zalig, gezond en gelukkig 2023 wensen. En met heel veel goeie moed ook van 2023 een spetterend jaar maken en verder de cultuur hoog in het vaandel te dragen. Dit zal helpen om de donkere winterdagen door te komen en in de lente de spreuk “carpe diem” te koesteren.

Johan De Rijck, Verbondsvoorzitter 3
(3)

I N H O U D S O P G A V E

1. Een woordje van onze voorzitter
3. Inhoudsopgave
Waar dit nummer over gaat
4. Uit het bestuur
5. Kamernieuws
- van Rederijkerskamer De Wijngaard, Ronse
- van KTV De Noordstar - De Lelie, Brussel
- van Rederijkers Zeeland
- van De Suygelinghen van Polus, Zottegem
19. In de Schijnwerpers
Trou moet Blycken
24. Van Dirk Coigneau

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT...

Zelden gebeurt het dat Uw redacteur te veel kopij krijgt; maar dit keer was dat echt het geval: het aanbod was zo groot dat ik een aantal Zeeuwse Rederijkers-zaken niet kon opnemen. Dirk Coigneau heeft een zeer uitvoerige bijdrage over zijn lezing in Brussel. Het bestuur van het Verbond had ook nogal wat te melden en bijzondere aandacht vraagt de penningmeester jaarlijks voor de betaling van het lidgeld.
Met weemoed hebben we afscheid genomen van Nicole Gits, onze onvolprezen secretaris; gelukkig blijft ze wel aan als bestuurder!
Dit keer -ook al vanwege ruimtegebrek- geen invulling van de vaste rubriek Verzentaal. Wat rest is een tijdschrift vol leesbare wetenswaardigheden!


4

UIT HET BESTUUR

WIJZIGING BESTUURSSAMENSTELLING EN -FUNCTIES

Alle bestuurders van de V.Z.W. “Internationaal Rederijkersverbond Vlaanderen- Nederland” zijn elke zes jaar opnieuw verkiesbaar of nemen ontslag uit de Raad van Bestuur.
Op de statutaire vergadering van 11 juni 2022 te Aalst werd Carlo van de Water, onder-voorzitter van de RvB terug verkozen en bevestigd in zijn titel van bestuurder.
De heer Thierry Hermans wenste zich niet meer verkiesbaar te stellen en heeft zijn ontslag aangeboden als bestuurder. Wij danken Thierry voor zijn vele jaren van onverdroten inzet voor het Verbond. Hij was een van de drijvende krachten bij de erkenning van de rederijkerscultuur als immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen. Wij hopen hem nog regelmatig te mogen ontmoeten op een van onze volgende congressen!
Op de statutaire vergadering werd de zetel van Thierry vacant gesteld in de hoop dat er snel een vervanger zou gevonden worden.
Enkele dagen na de statutaire vergadering stelde de rederijkerskamer “De Suyghelingen van Polus Johnny De Meyst voor als kandidaat voor onze RvB.
In afwachting van de bekrachtiging van zijn mandaat door de algemene vergadering op de volgende statutaire vergadering te Haarlem in 2023 hebben wij Johnny al uitgenodigd op onze raden van bestuur die er ons nog resten tot het volgend congres in juni 2023 te Haarlem.
Nicole Gits had op de Raad van Bestuur van 14 mei 2022 aangegeven dat de functie van verbondssecretaris zwaar begon te wegen en vroeg om een vervanger voor deze functie binnen de RvB. Zij wenst wel nog lid te blijven van de Raad van Bestuur.
Ontelbare verslagen, honderden mails en telefoons, een veelvoud van duizend tijdschriften heeft zij klaargemaakt voor verzending en naar de post gebracht in Aalst.
Nicole was en is nog steeds de rechterhand van voorheen Emiel François en nu al zes jaar van mezelf. Wanneer er op een vergadering iets dreigde vergeten te worden trok zij discreet aan mijn mouw. Zij was en is nog steeds een ongeschreven encyclopedie van het rederijkers gebeuren. De staatssecretaris van het Verbond zeg maar.
Dit moeten wij uiteraard gepast vieren op het volgend congres te Haarlem en nu reeds met een mooi boeket.
Nicole duizendmaal dank voor al het werk van enkele decennia voor het Verbond. En wij wensen haar uiteraard nog vele jaren toe als lid van onze Raad van Bestuur.
Erik De Smet, euverdeken van de “Aloude koninklijke rederijkerskamer de Catharinisten van Aalst” en lid van de Raad van Bestuur gaat de taak van Nicole overnemen. Dit, uiteraard met haar verdere wijze raad.
De gegevens van Erik 003253779109 of gsm 0032486345529 en emailadres erik.desmet1@hotmail.com.

5
Wij wensen Erik veel goede moed om deze zeer belangrijke taak voor de verbondswerking verder te zetten.

6
Verbond van Kamers van Rhetorika vzw.
Vlaanderen Nederland Lidgeld Verbond 2023


7

KAMERNIEUWS


110 jaar Theater VTV/ Rederijkerskamer De Wijngaard

Theater VTV bestaat 110 jaar en begon het nieuwe seizoen op 17/09/2022 met improvisatietheater en een dag voor de jeugd. Beide initiatieven verliepen succesvol: de drie gefantaseerde verhalen kenden een happy-end en er werden een 15-tal jonge leden bijgeschreven.
De hele dag konden jongeren tussen 10 en 16 jaar kennis maken met de werking van Theater VTV in de Volksbond, al 110 jaar de thuishaven van wat bij de stichting Voor Taal en Kunst werd gedoopt. De ploeg van voorzitter Cédric Ogez had een hoop oude affiches en decorstukken uit de archieven gehaald. Daar was de jeugd niet direct voor gekomen, wel voor de schat aan kostuums op de toneelzolder en de vele knopjes en schuivers op de apparaten van de technische ploeg. “We hebben na afloop een 15-tal nieuwe jonge leden mogen inschrijven en er zijn er nog een aantal die zich nog even moesten beraden over hun beslissing”, v ertelt communicatieverantwoordelijke Leen Vandenhoucke. “De bedoeling is om met de nieuwe jeugdploeg een eigen productie op poten te zetten zoals we dat in het verleden ook hebben gedaan.”
Improvisatie
Het avondprogramma had een primeur. Tien VTV’ers waagden zich aan een avondje improvisatietheater. Die improvisatie gebeurde aan de hand van tien objecten uit de rijke 110 jaar VTV. Tien VTV-leden improviseerden rond de tien objecten en tien andere leden lichtten de echte geschiedenis achter de 10 voorwerpen toe met amusante anekdotes. Ouderdomsdeken Daniël Vandenhoucke, voor het eerst op de planken bij VTV in 1958, bekeek het filosofisch: “In mijn tijd saboteerden we de doodskist van de titelrol in het stuk De Blijde Begrafenis van Klakke Verdoest. Hij zakte er gewoon door. Qua improvisatietheater kon dat ook tellen.”
Info en tickets voor de voorstellingen van en bij Theater VTV: www.theatervtv.be.
Gelieve de Raad van Bestuur van het Rederijkersverbond te willen verontschuldigen voor deze viering.
Gezien de start van het culturele seizoen is het in alle kamers zeer druk.
Het Verbond hecht nochtans zeer veel belang aan deze vieringen om op deze manier aan borging van ons immaterieel cultureel erfgoed te doen.
Een tip voor de toekomst zonder belerend over te komen, liefst enkele maanden voorafgaand aan deze vieringen de datum aan ons doorspelen zodat deze kan opgenomen worden in onze activiteitenagenda.
Aan de ganse ploeg proficiat om spelen met onze moedertaal zo lang te koesteren en hopelijk ook nog voor héél lang.

Namens het Rederijkersverbond, Johan De Rijck

8

KTV De Noordstar - De Lelie, Brussel

Toespraak 1 oktober 2022 in de Boesdaalhoeve te St-Genesius-Rode

Beste vrienden rederijkers, beste toneelvrienden,

Wanneer je een viering hebt, zeg maar verjaardagsfeest dan kan je moeilijk alleen spreken van het heden, zonder een blik te werpen op het verleden.

De geschiedenis van de rederijkerij.

Ontstaan in Frans Vlaanderen, over de “Schreve”, vloeide de rederijkersgedachte uit over West-Vlaanderen, het Hertogdom Brabant-wat vroeger tot ’s Hertogenbosch in Nederland reikte om ook later bij de beeldenstorm, ingang te vinden in de contreien Zeeland tot het hoge noorden van Nederland in Friesland.

Ooit waren er 2470 rederijkerskamers in Vlaanderen en Nederland waarvan er ons geschriften zijn nagelaten. Deze kan je allemaal terugvinden op de website van het rederijkersverbond www.rederijkers.org .

In het Brusselse alleen had je 18 kamers waaronder heel bekende kamers zoals “Den Boeck” gesticht in 1401, waarvan trouwens Pieter Bruegel de oude ook lid was. Verder had je “De Violette”, De Lelie werd in 1485 een eerste keer vermeld. Andere vermeldingen hebben het over “De Lelypot” van Brussel en deze was aanwezig in Mechelen op een landjuweel in 1493. Op 12 mei 1493 hield de kamer een tweetalige rederijkerswedstrijd. In 1496 namen ze deel aan het landjuweel in Antwerpen. De Lelie zou ook een grote rol hebben gespeeld in de stichting van” de broederschap van O.L.V. van de zeven weeën in 1499.”

Op 15 september 1507 smelten De Lelie en De Violette samen tot het “Mariacransken”
Op 1991 werd door de hoofdkamer in Gent “De Fonteine “, De Lelie terug heringesteld om later in 2000 toegewezen te worden aan “De Noordstar”.

Verder hadden wij in Brussel nog “De Corenbloem”, “Compagnie vrije liefhebbers van de rymenconsthe”, “Den Wijngaerd”, “De Materbloem”,”Het Heilig Kruis “, “De Leliebloem”,”Gedeonsvlies”, “Den olijftak”, “De parnassusbergh”, “De rosalieren”, “Door eendracht en door vlijt zonder hoogmoed”, “Konst en luister”, “De ware ijver en de goede hoop”.

Van al deze kamers bestaat in Brussel enkel nog, hetzij op pauze “Mariacransken”, en jullie kamer “De Lelie”. Over gans Vlaanderen en Nederland zijn er nog 76 actieve kamers die aangesloten zijn bij het verbond.

In 1991 werd de vzw “Het Internationaal rederijkersverbond Vlaanderen-Nederland boven de doopvont gehouden.

In 2015 startte de Raad van Bestuur de aanvraag op om op de inventarislijst te komen van het immaterieel cultureel erfgoed van Vlaanderen om in 2017 door de toenmalige
9
minister van cultuur Sven Gatz officieel erkend te worden, onder de titel “rederijkerscultuur.”

Momenteel hebben wij ook de aanvraag gestart in Nederland om hetzelfde te bekomen als in Vlaanderen. Daar heerst er wel een totaal andere manier om op deze lijst te komen. Met dank aan Willem Veenhoven van “Trou moet Blycken” uit Haarlem om hier zijn spreekwoordelijke schouders onder te zetten.

Dat de rederijkerij Vlaanderen en Nederland reeds verbond in de middeleeuwen mag blijken uit het aanzoek dat Breda richtte aan de Brusselse stadsdichter Jan Smeken, die ook lid was van “Den Boeck”, om een mirakelspel te schrijven over een mysterie dat zich in een veenlandschap afspeelde toen een turfsteker er een hostie bovenspitte. Dit is het enige in Europa bestaande antisemitische mirakelspel. Een pareltje!

Op het laatste congres ingericht door “De Lelie” in 2011 werd trouwens hieromtrent een nieuw werk voorgesteld met langs de ene zijde van het blad de middeleeuwse versie zoals Smeken deze had geschreven en daar tegen de vertaling naar onze huidige Nederlandse taal.

Jaarlijks richt het Rederijkersverbond ook een tweedaags congres in, volgend jaar op 3 en 4 juni 2023 te Haarlem met als thema:” De reden van de kunst”.

Wij verwachten jullie daar in Haarlem. Maak er i.p.v. een weekend kust of Ardennen een weekend Haarlem van. Aan de vele jongeren van jullie kamer zou ik de boodschap willen meegeven, wees fier rederijker te zijn. Een titel heeft dan ook bepaalde verwachtingen, wat niet altijd ingevuld wordt door jongere leden van een rederijkerskamer.

Vandaag viert “De Noordstar” 150 jaar. De stichtingsdatum is eigenlijk 12 november 1872. Toen stichten Pieter Defreyn en Justin Delcroix en een twintigtal vrienden de toneelvereniging Noordstar met als spreuk “volksverlichting”. Om dit nobel streven te bereiken werd er naast de toneelafdeling in 1884 ook een liefdadigheidsafdeling opgericht door Defreyn. De afdeling ondersteunde leden die tijdelijk werkloos waren en bekommerde zich bij overlijden over de weduwen en wezen. Daarnaast werd materiële bijstand voorzien voor de armen, zoals brood, vlees en kolen. Hiernaast werd er door Hendrikus De Boeck een afdeling onderlinge bijstand opgericht. Werkende leden kregen, mits een maandelijkse bijdrage, een dagelijkse vergoeding bij ziekte. Wat een toekomstvisie en dit voor een toneelvereniging!
Ik vermoed dat Luc en Jef dit nu niet meer zouden zien zitten om met zakken kolen te sleuren. Hoewel het misschien nu weer zou helpen bij de huidige energiecrisis.
In de coronajaren heeft “De Lelie” zijn blazoen vernieuwd en is er ook een bulle aangemaakt die normaal reeds in 2000 moest overhandigd zijn omtrent de toekenning van de rederijkerstitel.
Mag ik aan de hoofdman Luc Collin vragen om deze officieel in ontvangst te nemen.

10
Proficiat met jullie 150- jarige inzet om onder zeer moeilijke omstandigheden in het Brusselse, theater te blijven maken en onze Nederlandse taal te blijven koesteren.

Johan De Rijck

De Lelie... De Violette... Noordstar!
Vrijage, huwelijk, scheiding... Fusies
Fusies, duurzame fusies!
Niet voorbehouden aan multinationals
Gericht op beursnotities en financiële actuals
in een gedigitaliseerde,
op winst beluste wereld
Waarmee -primair- aandeelhouders worden bepereld.

> *
Ongelooflijk te bevatten dat in de aloude Rederijkerij
naast het verbale woord en bijbehorend schrijverij
ook bestuurlijke liaisons de gemoederen bezwaarden,
geleid door macht der wereldse- en kerkelijke waarden.
Die sinds vijftienhonderdzeven en ook nog eeuwen later
bijeengaarden de moed en durf om de weg te klaren,
en te overstijgen elk ego of status gedreven gesnater

*
De Soevereine Hoofdkamers zullen in de toekomst vast
Ter voorkoming van elke ongewenst discours-discussielast
D’Artificial Intelligence van Tinder in gebruik gaan nemen
Nuchter; in transparantie; ja, zelfs zonder enig flemen!
Een spontane swipe naar rechts betekent: “Ja, ik wil”,
Een naar links voelde vroeger weerstand oproepend: ‘kil’.
Echter nu met deze app geen mogelijkheid tot twisten
Resulterend in verbintenissen zonder aanwijsbare listen.
Zoals het altijd al met goede wil van allen kant gebeurde
Ach, als wij nu alle details uit oud/recent verleden wisten
Valt alles weg waar een enkeling of groepje over zeurde
Princen!
In de meervoudsvorm richten wij ons vandaag tot u
Wij roepen u speels maar oprecht ter verantwoording nu.
U allen, die eerbiedwaardige honorair beschermers zijn
Om duurzaam d’harmonie te bewaren ‘goed ende fijn’
Opdat de gefuseerde Kameren voor ongekend lange tijd
Getrouw èn verstandelijk in voorbeeldige saamhorigheid
In creativiteit nieuwe impulsen vermogen te genereren
Waarvan de samenleving in ootmoed wereldwijd mag leren
Dan kunnen wij nu proosten als voorbeeldige kannenkijkers
En het verleden van alle nu, en ooit bestaande Kamers eren
En op een Grootse Toekomst van alle verbonden Rederijkers.
© 2022 Rederijkerskamer “Moyses’ Bosch” te ’s-Hertogenbosch Nederland
en Jan Pieter van Lieshout (Factor)

11

Rederijkers Zeeland

Naar een nieuwe geschiedenis van het Nederlandse toneel uit Middeleeuwen en rederijkerstijd

Middelburg, vrijdag 13 en zaterdag 14 januari 2023

Colloquium te houden in de Bibliotheek van Zeeland, Kousteensedijk 7, 4331 JE Middelburg,
in samenwerking met University College Roosevelt van de Universiteit Utrecht en de Bibliotheek van Zeeland

Programma
13 januari - middagsessie
13.00-14.00 Inschrijving; koffie, thee, water
14.00-14.15 Welkom en opzet van de nieuwe geschiedenis door Wim Hüsken
14.15-15.45 Lezingen 1, 2 en 3 door Remco Sleiderink, Johan Oosterman en Dirk Coigneau
15.45-16.15 Pauze met koffie, thee, water
16.15-16.45 Lezing 4 door Jeroen Vandommele
16.45-17.00 Vragen over het concept van de nieuwe geschiedenis
14 januari - ochtendsessie
10.00-11.00 Lezingen 5 en 6 door Bart Ramakers en Femke Kramer
11.00-11.15 Pauze met koffie, thee, water
11.15-12.15 Lezingen 7 en 8 door Johan Koppenol en Elsa Strietman
12.30-14.00 Lunch / bezoek aan de tentoonstelling
middagsessie
14.15-15.15 Lezingen 9 en 10 door Wim Hüsken en Gary Waite
15.15-15.30 Pauze met koffie, thee, water
15.30-16.00 Lezing 11 door Arjan van Dixhoorn
16.00-16.15 Slotwoord door Elsa Strietman en Wim Hüsken


Elke lezing neemt ongeveer 20 minuten in beslag waarna er 10 minuten wordt uitgetrokken voor het beantwoorden van eventuele vragen.

Deelnemen aan dit congres? Stuur een mail aan Wim Hüsken (wim.husken@telenet.be)
Kosten van deelname: 25 EURO voor beide dagen of 10 EURO voor vrijdag
13 januari of 15 EURO voor zaterdag 14 januari
Betalen: vanuit Nederland: NL87 INGB 0003 2597 88
vanuit België: BE93 7330 1733 7667
Gelieve bij betaling te vermelden: “Congres Middelburg” gevolgd door uw achternaam


In Middelburg zijn er tal van hotels om te kunnen overnachten. Een overzicht daarvan vindt u op de website van booking.com.

HET AANTAL DEELNEMERS AAN DIT CONGRES IS BEPERKT. GELIEVE U ZICH DUS ZO SPOEDIG MOGELIJK IN TE SCHRIJVEN!

12

(94) Twee statuten op dezelfde datum

Er zijn veel overeenkomsten tussen de statuten van de rederijkerskamers van Middelburg en Reimerswaal, zelfs zoveel dat je ze gelijkluidend kunt noemen. De meest intrigerende overeenkomst is de datering. Beide zijn uitgevaardigd op 9 januari 1484. De verleiding is groot om dat eenvoudig te verklaren: de ene is overgeschreven van de andere. Zowel P.J. Meertens als later Nelleke Moser weerstonden die verleiding niet. Volgens de eerste is het Reimerswaalse statuut een kopie van het Middelburgse, volgens de laatste is het net andersom.

Argumentatie ontbreekt bij Meertens geheel, Moser durft haar voorstelling van de zaak slechts vragenderwijs te stellen.1
Het is ook een moeilijk te verdedigen stelling. Er zijn geen andere voorbeelden bekend van gildestatuten die een stadsbestuur één op één overnam van een ander stadsbestuur. Steden waren te trots op hun privileges dan dat ze van het gebruik daarvan zouden afzien. Zo’n privilege was bijvoorbeeld het kunnen statueren van een rederijkerskamer. Zo’n kamer droeg bij aan het prestige van de stad en daar paste een statuut bij dat de kamer bevestigde in de eigen stedelijke orde. Een statuuttekst overnemen van een andere stad zou afzien van eigen privileges betekenen.
En dan nog: als je het al zou doen, dan toch niet met datering en al. Gesteld dat Middelburg op 9 januari 1484 een statuut uitvaardigt dat door Reimerswaal wordt overgenomen en ook daar wordt uitgevaardigd, dan moet daar toch enige tijd tussen zitten. Als Reimerswaal dan ook de datum van Middelburg overneemt, komt dat dus neer op een antedatering. Er is geen reden te bedenken waarom een stadsbestuur dat zou doen.
Dit leidt tot de conclusie dat de veronderstellingen van Meertens en Moser geen stand kunnen houden. Dan rest nog de stelling die Arjan van Dixhoorn betrok, stilzwijgend voorbijgaand aan het idee van Meertens en Moser. Van Dixhoorn veronderstelt dat een bovenlokale instantie om een reden die we (nog) niet kennen heeft ingegrepen in het lokale bestuur en zelf een tekst heeft opgesteld.2 In dat geval is een gelijke uitvaardigingsdatum wel aannemelijk. Wie de macht heeft een statuuttekst voor te schrijven, kan ook de uitvaardigingsdatum wel opleggen.

Reimerswaal door Jacob van Deventer, ca. 1569

13
De Reimerswaalse tekst kent twee bepalingen die niet in de Middelburgse voorkomen:

23. Item soe sal men in dit voerscreven gilde dingen mit eenen pande van eenen groten.
24. Item soe wye gezworen wederzeyt in gebannender vierscharen, die sal verbueren vijff groten, ende buytengebannenvierscarendriegroten.


Dat Middelburg deze bepalingen niet opnam, impliceert twee dingen. Allereerst natuurlijk dat de situaties die ermee voorkomen worden zich in Middelburg kennelijk niet hebben voorgedaan en dus niet voorkomen hoefden te worden. Maar dat is tot daaraantoe. De Reimerswaalse toevoeging (of de Middelburgse weglating) duidt er ook op dat de beide stadsbesturen tijd en gelegenheid hebben gekregen om de tekst te bekijken en te amenderen voordat het statuut op 9 januari 1484 zou worden uitgevaardigd. En dat ze van die gelegenheid gebruik hebben gemaakt.

Een andere toevoeging van Reimerswaal betreft het simpele woordje ‘yerst’. Het is te vinden in de eerste statuerende regels van het document:
Reimerswaal
Wy bailiu, borgmeesters ende scepenen der stede van Reymerzwale doen condt allen denghenen, die desen jegenwoerdegen brieff sullen zien oft hoeren lesen, dat wy mit goeden voersiene, wille ende overeendragen geconsenteert hebben ende consenteren den gemeenen gesellen van der rethorijcke binnen Reymerzwale, van der Gentylen genaempt, die wy daer yerst toe geordineert ende gestelt hebben

Middelburg
Wy bailliu, burchmeesters, scepenen ende raidt der stede van Middelburch in Zeelandt doen condt allen denghenen, die desen jegenwoirdigen brieff zullen zien of hoeren lezen, dat wy mit goeden voirzienigen wille ende eendrachtelic geconsenteert hebben ende consenteren den gemeenen gezellen van der rethoryke binnen Middelburch, van sinte Anna genaemt, die wy daertoe geordineert ende gestelt hebben

Het woordje ‘yerst’ bracht Nelleke Moser tot de vragenderwijs gestelde overweging dat het Reimerswaalse statuut er ‘eerst’ was en later pas het Middelburgse.3 ‘Yerst’ betekent echter net zo vaak, zo niet vaker, ‘voor het eerst’ en dat lijkt hier ook wel plausibel. Het is heel aannemelijk dat de Reimerswaalse kamer niet eerder een statuut had en dat men het de moeite waard vond te markeren dat dat dan nu voor het eerst wel zo was.

14
Middelburg door Jacob van Deventer, ca. 1569

Aan Middelburg werden weer andere ingreepjes toegestaan, zoals de toevoeging van de ‘raidt der stede’ als statuerende instantie en de toevoeging ‘in Zeelandt’. Dat laatste wellicht ter onderscheiding van het Vlaamse Middelburg.

Reimerswaal
Wy bailiu, borgmeesters ende scepenen der stede van Reymerzwale Middelburg Wy bailliu, burchmeesters, scepenen ende raidt der stede van Middelburch in Zeelandt

In de Middelburgse voorboden, keuren en ordonnanties wordt die raad (of ‘raedsluden’) vaak vermeld, maar lang niet altijd.4 In die van Reimerswaal is daar nooit sprake van, daar blijft het stadsbestuur steeds beperkt tot baljuw, burgemeesters en schepenen.5

Tenslotte nog twee opmerkelijke verschilletjes: Reimerswaal 18.Item soe wes woerden of gescillen dat geschien oft gevallen mochten tusschen den gesellen van der rethorijcken op haer camere oft anderssins, daer sy vergadert sijn, dat sal die deken mitten gezworen berechten mogen, uuytgesteken dyefte te tydene of andere oneerbaer woerden of fayten yemant an te zeggen, daer men na der stede recht van Reymerzwale sculdich is beteringe af te doene. (...) In oerconden der waerheyt soe hebben wy bailiu, borgmeesters ende scepenen voerscreven der voerscreven stede van Reymerswale zegel ten saicken hieronder angehangen.

Middelburg
18. Item, wes woorden oft geschillen, die geschien oft gevallen mochten tusschen der gezellen van der rethoriken op hare camere of andersins, dat zy vergadert zijn, dat sal die deken mitten gezwoeren berechten mogen, uuytgesteken diefte te tyedene oft andere oneerbaer woerden oft fayten yemant an te seggen, daer men nae der stede recht sculdich is beteringe of te doene. (...)

15
In oirconden der waerheyt, soe hebben wy bailliu, burchmeesters ende scepenen voirscr. onsen zegel van zaken hieran doen hangen.

Tot tweemaal toe vindt het stadsbestuur van Reimerswaal het noodzakelijk zijn zelfstandigheid te benadrukken door de naam van de stad hier te noemen. Het toont nog eens aan dat een stadsbestuur in de vijftiende eeuw zich graag onderscheidde als zelfstandige mogendheid en zeker niet een rederijkersstatuut zou overnemen van een andere stad, tenzij onder dwang van een hogere autoriteit.

Bram le Clercq
september 2022
  1. P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw, Amsterdam, 1943, 76 en 132 noot 39. Nelleke Moser, Een lege plek om te blijven. Rederijkers in Zeeland en Holland vóór 1500, Jaarboek De Fonteine, 49-50 (1999-2000), 2001, 46-76.
  2. Arjan van Dixhoorn, Lustige geesten. Rederijkers in de Noordelijke Nederlanden (1480-1650), Amsterdam, 2009, 67.
  3. Moser, 58.
  4. Zie daarvoor W.S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd. Eerste deel; ’s-Gravenhage, 1923. En: Mr. Jan de Timmerman, Costumen,
    ordonnantien en statuten der stad Middelburg in Zeeland, Middelburg, 1772; ook te
    raadplegen op Costumen, ordonnantien, en statuten der stad Middelburg in Zeeland - Middelburg (Netherlands) - Google Boeken.
  5. Zie daarvoor R. Fruin, Het recht der stad Reimerswaal, ’s-Gravenhage, 1905.

16

Rederijkerskamer De Suyghelingen van Polus, Zottegem

Hierbij alsnog de bijdrage van deze Kamer met hun verslag van het prachtige congres in Aalst, in juni van dit jaar.

Belevenissen van een Suygheling van Polus op het 38ste Internationaal Rederijkerscongres Vlaanderen - Nederland te Aalst ingericht door de Koninklijke Aloude Rederijkerskamer De Catharinisten i.s.m. het Verbond van de Kamers van Rethorica op zaterdag 11 en zondag 12 juni 2022. Thema: Het DNA van de rederijker.

Het verslag is opgedeeld in twee delen. Deel 1, de belevenissen van Johnny op de eerste dag van het Congres en Deel 2, het verslag van onze Factor, Hendrik.

Deel 1 Zaterdag 11 juni 2022 Luc De Both - Johnny De Meyst

Weken vooraf keek ik er al naar uit om samen met onze pas verkozen Hooftman, Luc De Both en onze Factor, Hendrik De Sutter deel te nemen aan het congres in Aalst.

Ik had al een rijke ervaring met het deelnemen aan de congressen o.m. “De Waag” in Liedekerke, “Sint Pieters Vreugd en Deugd” in Geraardsbergen, “100j Moyses’rBosch” in ‘s-Hertogenbosch, en “De Lelie” in Brussel, en dat telkens met mijn rederijkerscompagnon Piet Lemaitre en de twee laatst genoemde congressen , ook vergezeld van Michel Claes, onze vorige Hooftman.

Michel en Piet konden om gezondheidsredenen dit jaar niet deelnemen en ik had mij voorgenomen om Luc en Hendrik zeker warm te maken voor deelname aan volgende Rederijkerscongressen en ik mag zeggen dat, dankzij de ‘fantastische’ organisatie van De Catharinisten, ik in mijn opzet geslaagd ben.

De Catharinisten hadden waarschijnlijk een speciaal offer gebracht aan de weergoden want het was dat weekend uitzonderlijk mooi warm weer.

Zaterdagochtend waren we tijdig vertrokken. Aalst, mijn geboortestad, ligt maar 25 kilometer van Zottegem verwijderd en we hadden een gezellige babbel in de wagen, meermaals onderbroken door ‘gsmfelicitaties’ aan Luc, die jarig was.

Er was gratis parkeermogelijkheid voor onze wagen op het schoolterrein en werden door parkeerwachters verwelkomd.

Zoals altijd was er koffie en gebak en namen we deel aan de Algemene Vergadering, die heel vlot verliep. Bij het zien van bekende gezichten van de andere Kamers kreeg ik een warm gevoel. Het is, zoals Erik de Smet van de Catharinisten, het ook verwoordde in zijn terugblik op het Congres in Ronse, dat het deugd doet om alle collega’s terug te zien : een onzichtbare hechte broederband.

Nadien werden we vergast op koffie en Vlaai van Aalst in de theaterzaal en foyer van de Kamer (’t Katrientje, Vooruitzichtstaat 1a te Aalst) en luisterden naar de

17
verwelkomingswoorden van Guido De Cock, Deken van de Kamer en nadien hadden we vrij tot 14.00 u. voor de start van het namiddagprogramma op de Grote Markt van Aalst. Zaterdagvoormiddag is er altijd markt in Aalst. Terrassen zaten overvol en we hebben genoten van lekker eten en drinken in De Borse van Amsterdam, De Beiaard, De Graaf van Egmont, en onze lunch, op aanraden van onze Factor, in de Plaza, rechtover het Stadhuis (Landhuis).

In de namiddag hebben we genoten van verscheidene wagenspelen op twee verschillende podia voor het Belfort van Aalst en voor het Stadhuis (Landhuis), van theater BARBARA met ‘De Drie Jeannen’, DE WAAG met ‘Het sollicitatiegesprek’, ‘Amedee Mozaar’ gebracht door theater PRIKKEL, ‘Op Stap’ van TROU MOET BLYCKEN, ‘De Put’ door DE CATHARINISTEN zelf en toneelgilde HOGER OP uit Aalst bracht ten tonele een middeleeuws komisch toneelstukje in verzen: De “Clute van Nu Noch”.

Ook te bewonderen waren DE TROUBADOURS VAN SINT MAARTEN, KUNSTGROEP ALKUONE van Aalst en RE-ENACTMENTGROEP ORTUS PHOENIX uit Schilde.

De inrichters vonden het jammer dat het KATRIENENLIED op de beiaard van het Belfort niet kon doorgaan.

We werden ook opgewacht in de Sint-Martinuskerk, waar priester DAENS eertijds predikte en waar we het gerestaureerde altaar van de Heilige Catharina, hun patroonheilige, konden bewonderen en een schilderij van P.P. Rubens. De prachtige en waardevolle archiefstukken van de Kamer hebben we kunnen bekijken in het Stedelijk Museum van Aalst. Hierbij horen de handschriften van de boeken en van de historische drama’s in dichtvorm van Willem (Guilaume) Caudron, Factor of artistiek leider van de Kamer. Mijn compagnon Luc ging met de trein terug naar Zottegem om aldaar zijn verjaardag te vieren in familiekring.

Een pendeldienst met bus bracht ons van de parking van Albert Heyn naar het VTI (Vrij Technisch Instituut) voor het Aperitief met hapjes gevolgd door een heerlijk en uitgebreid avondmaal. Voorgerecht Vitello tomato, als Hoofdgerecht, lamssteak met kruidenkorst, primeurgroenten en saus van rozemarijn, rösti-aardappelen en als Toetje, dessertbordje met koffie en versnaperingen. Dit alles klaargemaakt en opgediend door de leraars en leerlingen van het VTI. Een staande ovatie was welverdiend.

Ik heb tijdens het avondmaal een leuke babbel gehad met Nathalie De Pester van Sint Pieters Vreugd en Deugd, (waardoor ik nog naar hun laatste opvoering ben gaan kijken op 19 juni: De Rode Knop), Luc Collin van De Lelie, Dirk Coigneau, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Gent, van De Fonteine van Gent en met vrienden van Moyses’Bosch.

18
De apotheose van de viering, de lichtshow op de voorgevel van het stadhuis (landhuis) waar hun patroonheilige, Catharina, in eigen persoon hun verhaal tot leven bracht en het aansteken van 600 vuurstokjes, heb ik persoonlijk niet kunnen meemaken maar een week later op mijn smartphone kunnen volgen. Vicky en echtgenoot Frank van de Catharinisten, vrienden van mij, hebben me dat toegestuurd. Moe maar voldaan ben ik dan alleen huiswaarts gereden nadat ik mijn wagen op de parking, na wat zoeken, teruggevonden had. En ik kon mij al voorbereiden op het bezoek van de volgende dag met Hendrik.

Deel 2 Zondag 12 juni 2022 Johnny De Meyst Hendrik De Sutter

Het is zondagmorgen. Een twijfelende zon loodste ons naar UTOPIA in Aalst.

Wij worden verwelkomd op een straffe koffie of een slapper drankje.

Buiten staan de vendelzwaaiers van ALKUONE de ziel uit hun lijf te zwaaien om hun vendels zo hoog mogelijk de lucht in te krijgen om ze vervolgens weer op te vangen. <

Wij meldden ons aan voor het Congres van de CATHARINISTEN in Aalst beter bekend als de KATRIENEN die er met één jaar coronavertraging en met een overdosis enthousiasme ons willen laten delen in een goed georganiseerd gebeuren.

Terug naar zondag waar het gebeuren zich gaandeweg ontwikkelde in de bibliotheek van UTOPIA, het uithangbord waarmee de stad Aalst, de prijs van de beste bibliotheek van Vlaanderen en Brussel verwierf.

Nele Uyttersprot liet ons op een deskundige manier kennis maken met de ziel van Utopia, het hypermoderne boekenpaleis dat op hoogtechnologische wijze allerhande uitleen faciliteiten aanbiedt.

UTOPIA werd ontworpen als een echt belevingscentrum dat mensen moet prikkelen tot het beleven van literatuur, film, muziek, dans en erfgoed. De talrijke professioneel uitgeruste lokalen bieden plaats voor academie-en podiumkunsten. Bijzonder is de efficiënte uitbouw van de ophaal-en inleveringsapparatuur van de bibliotheek zelf.

Het epicentrum van het gebouw is het “atrium”, de plaats waar het steeds gonst van “beleving”. De blikvanger is evenwel de grote boekenkast waar buitenstaanders een boek, eventueel met een geschreven boodschap kunnen nalaten.

De activiteiten van UTOPIA zijn zo veelzijdig dat zowel kleuters, als studenten eraan kun trekken komen, zonder de mogelijkheid te vergeten van de af te huren vergaderzalen.

Om 11 uur werden we verwelkomd door Guido De Cock, Deken van de Kamer van de CATHARINISTEN waarna we zoet gehouden werden door een opmerkelijke toespraak ondersteund door klank en beeld, van Karim Van Overmeire en André Lefèvre die het had over het DNA van de Rederijkers.

19
Tussendoor werd het geheel opgeluisterd door muzikale intermezzi van het fluitspelerskwartet VAGANT. Na de prijsuitreiking aan de laureaten van de poëziewedstrijd en het slotwoord door Johan De Rijck, voorzitter van het Rederijkersverbond, werden wij vergast op een openbuffet-lunch.

Afsluiten deden we met een geleid bezoek aan de tentoonstelling “600 jaar Rederijkers in Aalst” in het museum ’t Gasthuys.

Natuurlijk mocht een proevertje van streekbier “Ondineke”, van brouwerij de Glazen Toren, als figuurlijke kers op de taart, niet ontbreken.

Een geslaagd congres dat nog lang zal nazinderen in ons Rederijkersgeheugen.

Een bijzonder woord van dank voor de gewaardeerde aanwezigheid van de Nederlandse delegaties en voor de CATHARINISTEN een dikke proficiat voor de feilloze organisatie.

Hendrik De Sutter

Factor van de Rederijkers “De Suyghelingen van Polus” te Zottegem.

IN DE SCHIJNWERPERS Trou moet Blycken

Rederijkerskamer Trou moet Blycken

Trou moet Blycken in beweging 2 2021-22

Een jaar Trou

Trou moet Blycken bleef een bewogen jaar in beweging.
Waakzaam op hun Trou dak zagen de Pellicanen het virus afzwakken. Corona sloeg een bres in het alfabet met de sprong naar o-mikron. Een kleintje, dat onze voedende vogel al snel van de borst kon laten ontwennen. De kapjes kwamen losser te zitten, werden vergeten of gewoon afgezet. De anderhalve meter kromp in. Toch bleven nog tot kerstmis buien met RNA, PCR en QR over ons heen komen. Boosters lieten ons zelfvertrouwen toenemen. Quarantaines werden zeldzamer en gezelliger.
Natuurlijk hield ook Trou zich aan de regels. In de zomer liet de Pellicaan de vleugels vieren om die in het najaar weer wat aan te trekken.
Al die tijd had Trou een Factor, de Factor 2020, Jan Kees Wiebenga. Deze verzenmaker voor één jaar werd herhaaldelijk door virale expressie in zijn werken belemmerd. Zijn Zangen verdienden alleen in vivo te worden overgedragen, niet digitaal. Na enkele malen uitstel van Catharijnezang en Jaarzang werd in een mengvat

20
van eer en belasting ook nog zijn aanstelling aangelengd. De Factor Infinitus leek te zijn opgestaan. Hij liet van zich zien en horen. Een aanhoudende stream van Dichterlijke Rondschrijvens spoelde over de dorstende Broeders heen.
Catharijne leek te zijn meegesleurd door een golf van donkere druppels:
Luistert U goed en huivert bij deze zwarte zang,
Ik hoop dat u mij zuivert, ik keer u toe mijn wang.
Want wat ik u moet zeggen bezwaart mijn zwakke hart,
’t Valt moeilijk uit te leggen, ’t is het noodlot dat ons tart.
Toen ik blijde mocht beginnen aan dit zo mooi verhaal,
Boog ik al snel mijn zinnen naar positieve taal.
Het jaar was net begonnen, de toekomst leek nog groots,
Ik had het niet verzonnen, hier kwam de geur des doods.
Mijn doel Cathrijn te loven als onze patrones,
Liep spaak ’t is niet te geloven, op een valse profetes.
Corona is haar naam, U hebt van haar gehoord,
Haar treft ons aller blaam, ons leven werd verstoord

Trou actueel

Wat overbleef was Quatorze Juillet, een feestdis in het schitterende licht van een Zandvoortse strandtent en The Bard in the Yard met een kleurrijk stel Shakespeare delen in de tuin van Trou.
Het Nazatenmaal met de jonge Pellicanen moest het ontgelden, maar de Jaarzang op 1 januari 2022 ging in alle toonaarden door. Zo bleef geen gebeurtenis op Trou, in Haarlem of elders in de wereld onopgemerkt. Het uitgestelde Catharijnemaal belandde vanuit donkere herfst in de eerste lentedagen. Dit maakte een heldere en klinkende Catharijnezang mogelijk, met een lichtvoetig verschijnen van onze kuise maagd aan het slot
De maanden hierna voegden zich ontdaan van alle perikelen weer in het Trou patroon.
Keizer Maarten Duijnstee kon de deuren eindelijk in volle breedte laten openzwaaien. Zo kwam de hervatting van het Aspergemaal met dames, het golftoernooi, het Pelikanenmaal met introductie. Nu een andere strandtent, ook licht, de opleving van de maandelijkse diners, de aanwas van jonge Broeders.

Trou Toneel

Het Trou toneel was in staat het podium terug te vinden. Bij het Rederijkerscongres begin juni 2022 in Aalst mocht dit gezelschap optreden op de Grote Markt. 21 In de zonnige buitenlucht met het stuk Op Stap als Noordelijke noot naast vijf optredens door Vlaamse Kamers. Geen wedstrijdelement, maar toch een Landjuweel.
Trou moet Blycken wordt voor het eerst vermeld in 1503, maar moet al vele jaren daarvoor hebben bestaan. Het Archief bevat 118 handschriften of kopieën van toneelstukken. Vele daarvan hebben een middeleeuwse inslag. Ter verering van onze Vlaamse rederijkers kan worden gesteld dat de meeste stukken van Zuid-Nederlandse oorsprong zijn. Daaronder bevinden zich een 24-tal Tafelspelen. Ze hebben het karakter van verlevendigde Zinnespelen, maar zijn aanzienlijk korter, bedoeld bij Rederijkersmalen aan tafel gespeeld te worden.
In de maand september werd het Tafelspel Land van Gelofte gespeeld voor een tafelend publiek in de Gravenzaal van het stadhuis te Haarlem. In de uitvoering van de toneelgroep De Kale vonden ook elders in ons taalgebied een zevental opvoeringen plaats, van Groningen en Dordrecht tot in Leuven. Sommige voorstellingen waren besloten, maar Rederijkers in Noord en Zuid zijn altijd vindingrijk gebleken.

Catharijne in vroeger tijden

Catharinisten in de Lage Landen weten dat de naamdag van onze beschermheilige valt op 25 november. Omdat deze dag vorig jaar was geplukt door de angstwekkende Corona besloten Hoofden deze gebeurtenis te vervroegen naar 1 oktober. Een virus kan nu eenmaal raar muteren. De ontvangst begon dus weer bij een onwennig daglicht. Gelukkig kon Factor Huib Cenze nog in het donker bij kaarslicht en een sporadische beamer zijn wervelende Zang voordragen. Het Urker Mannenkoor kon het schip Catharina lovend binnenloodsen.
Het ongebruikelijke tijdstip van dit Maal leidde tot een wat minder massale opkomst dan gebruikelijk. Hoofden en Factor vonden hiervoor een even kleurrijke als verrassende oplossing. Een woensdagavond diner kreeg een ongekende booster met een imposante reprise van de Catharijnezang.

Trou plannen

De grote toekomst ligt voor Trou moet Blycken in het volgend jaar, waarin de Kamer de eer heeft in Haarlem het Rederijkerscongres met Landjuweel te organiseren. Hieronder valt daarover meer te lezen. Rederijkers in Noord en Zuid zullen dit al hebben vastgelegd en vrijgehouden. Haarlem en Trou gonzen van de voorbereidingen. Het programma is hieronder te lezen.

22
DE KEIZER, HOOFDEN EN BROEDERS VAN D’ALOUDE RETHORIJCKKAMER DER PELLICANISTEN ONDER DE ZINSPREUK “TROU MOET BLYCKEN” ORGANISEREN NAAR AANLEIDING VAN HAAR 520-JARIG BESTAAN EN ONDER DE BESCHERMING VAN HET VERBOND VAN KAMERS VAN RHETORICA VLAANDEREN-NEDERLAND OP 2-4 JUNI 2023 IN HAARLEM HET 39E INTERNATIONAAL REDERIJKERSCONGRES

De voorbereidingen voor het Rederijkerscongres zijn inmiddels in volle gang. Anders dan u wellicht gewend bent, is het dagprogramma op zaterdag 3 juni 2023 openbaar en samengesteld voor een breed publiek met het doel jong en oud te verbinden via de podiumkunst van het voorgedragen, gezongen of uitgebeelde woord.

LANDJUWEEL

Daarvan zal ook het Landjuweel onderdeel uitmaken dat wordt georganiseerd in samenwerking met HIT (Haarlems Interscholair Toernooi) en waarbij ook Haarlemse scholieren worden betrokken en uitgenodigd hun podiumkunsten te tonen. Wij dagen uw kamers uit in het Landjuweel met elkaar te wedijveren in podiumvaardigheid zoals in het 1606 in Haarlem reeds werd gedaan. Verwerking van het thema ‘De Reden van de Kunst, de Kunst van de Rede’ in uw stuk is zeer welkom, maar geen voorwaarde.

De uitnodiging uw kamer voor het Landjuweel aan te melden is u via het Verbond reeds toegestuurd. U kunt ook altijd een e-mail sturen naar info@deredenvandekunst.nl.

ACADEMISCHE ZITTING

De Academische Zitting op 3 juni in de middag is opgezet als symposium, waarin Ad van Nieuwpoort zich met Arnon Grunberg op sleeptouw laat nemen in een ontdekkingstocht naar de Reden van de Kunst. Protagonisten uit de Kunstwereld -inclusief danslegende choreograaf Hans van Manen en internationaal geroemd pianist Joep Beving- ontmoeten jong en opkomend talent in Urban Arts, Muziek, Dans, Spoken Word en Visual Arts. In een unieke samensmelting van verschillende generaties en kunststijlen zal een antwoord worden gezocht op de vraag: Wat is die verrijking die we zoeken? Waar helpt de kunst de maatschappij? Is kunst goed voor je hersens, goed voor je hart, goed voor je ziel?

We moeten nodig weer betoverd worden in deze jaren van crises, polarisatie en rendements-denken. Vooral de jongste generatie die door het coronavirus op zichzelf werd teruggeworpen en die verbinding en betekenis in de kunst kan terugvinden.

CONGRESINFORMATIE IN DE SCHIJNWERPERS Trou moet Blycken www.deredenvandekunst.nl

Naarmate de voorbereidingen van het congres vorderen, zullen nadere details, zoals overnachtingsmogelijkheden, locaties en aanmeldmogelijkheden, worden vermeld. Dus houd de website goed in de gaten.

23

PROGRAMMA

VRIJDAG 2 JUNI 2023
20:00 ONTVANGST VAN DE CONGRESGANGERS & VERWELKOMING IN HET STADHUIS VAN
HAARLEM DOOR DE BURGEMEESTER, JOS WIENEN

ZATERDAG 3 JUNI 2023
9:00 ALGEMENE VERGADERING VAN HET REDERIJKERSVERBOND VOOR ALLE AFGEVAARDIGDEN VAN DE KAMERS 10:00 LANDJUWEEL, TRADITIONELE TONEELWEDSTRIJD TUSSEN DE REDERIJKERSKAMERS
13:00 LUNCH
14:00 ACADEMISCHE ZITTING MET AD VAN NIEUWPOORT EN SCHRIJVER ARNON GRUNBERG ROND DE VRAAG: WAT IS DE REDEN VAN DE KUNST? WAT IS DE VERRIJKING DIE WE DENKEN TE MOETEN ZOEKEN? WAAROM IS KUNST EIGENLIJK BELANGRIJK? WAAR HELPT DE KUNST DE MAATSCHAPPIJ NOU WERKELIJK? IS KUNST GOED VOOR JE HERSENS, GOED VOOR JE HART, GOED VOOR JE ZIEL?
18:00 DINER & LUSTRUM FEEST

ZONDAG 4 JUNI 2023
10:00 STADSWANDELING DOOR HAARLEM
11:30 ONTVANGST VAN DE CONGRESGANGERS OP TROU MOET BLYCKEN

12:30 AFSLUITENDE LUNCH

24

VAN DIRK COIGNEAU

Echo’s in en om zes eeuwen Brussels rederijkerstoneel

‘Vor Bruessel biddic boven al’. Zo klonk het hier op de Grote Markt op 18 mei 1455, iets na twee uur in de namiddag. Dat ik het uitspreken van deze woorden zo precies in ruimte en tijd kan situeren, is aan de combinatie van twee teksten te danken. De eerste is een verordening van de Brusselse stadsregering uit februari 1448. Daarin werd bepaald dat voortaan ieder jaar na de processie van Onze Lieve Vrouw op de Zavel die op de zondag voor Pinksteren uitging, vanaf twee uur in de namiddag op de Grote Markt een spel zou worden opgevoerd. Binnen een cyclus van zeven jaar moest dat stuk telkens een vreugdevolle gebeurtenis uit het leven van Maria tot onderwerp hebben. Na die zeven jaar, met telkens een andere ‘Bliscap’, zal men met de reeks opnieuw beginnen. Zo is er hier, van 1448 tot 1566 - het jaar van de Beeldenstorm - zeventien maal zeven keer een Bliscap gespeeld. 1455 was dus het jaar waarin de reeks voor het eerst, weer met een eerste Bliscap, werd hernomen. De zondag voor Pinksteren viel toen op 18 mei. Zoals gezegd, moest de vertoning om twee uur beginnen en al vlug hoorden de vele toeschouwers daar dan de plechtig uitgesproken woorden: ’Vor Bruessel biddic boven al’.

Nu is het goed mogelijk dat die woorden ook in andere jaren bij de opvoering van een Bliscap zijn gedeclameerd. Zekerheid hebben we echter alleen over het jaar 1455. Dat heeft te maken met de ons overgeleverde tekst van de eerste Bliscap zelf, of beter met de inhoud van de proloog die in het 15de-eeuwse handschrift aan het spel voorafgaat (van de zes andere Bliscapen is alleen nog de tekst van de zevende bewaard). Deze proloog begint met een fraai berijmd gebed waarin Maria en God wordt gevraagd de vorst - ‘onsen prince’ -, zijn vrouw en ‘Charloot, onsen jongen heere’, met zijn vrouw en hun hele entourage, voor alle onheil te bewaren. ‘Onsen prince’ wordt niet bij naam genoemd, maar bedoeld is hertog Filips de Goede. Dat zijn zoon, Karel van Charolais (later beter bekend als Karel de Stoute), wel expliciet wordt genoemd en als ‘onze jonge heer met zijn vrouw’ wordt opgevoerd, past perfect op de situatie in mei 1455. Karel was toen 22 jaar oud en zes maand voordien getrouwd met Isabella van Bourbon. Het is vast de nog frisse herinnering aan dit huwelijk die de ons onbekende auteur naast de hertog ook diens zoon, schoondochter en de vrienden van het echtpaar in zijn gebed heeft doen opnemen. De tekst gaat daarna verder met het afsmeken van de bescherming van ’s hertogs ‘land’, zijn steden, dorpen en burchten en allen die de welvaart van het land zijn toegedaan. En dan sluit het gebed af met: ‘Vor Bruessel biddic boven al’.

Ik weet niet wat u ervan denkt, maar ik vind dit toch maar een raar besluit. Je kan in een gebed voor verschillende mensen of instanties aandacht vragen; je kan bidden voor

25
A en B en C, alle nevenschikkend samengebracht, maar als daar dan, culminerend, ‘bovenal bid ik voor D’ op volgt, lijkt dat toch al het voorgaande te relativeren of op z’n minst aan het laatste ondergeschikt te maken. Waarom heeft onze dichter zijn gebed zo afgerond? Ik denk dat we hier te maken hebben met een ‘echo’, en wel die van de eed die ieder lid van het Brusselse Grote Gilde van de Voetboogschutters bij zijn intrede uit moest spreken. In die eed beloofde men het gilde in te lichten over alles waarvan men meende dat het de hertog, zijn eer, land, burchten en steden en ‘sunderlinghe die goede stadt van Bruessel’ zou kunnen schaden. Voor leden van een stedelijke militie is het logisch en passend om te beloven vooral een waakzaam oog te hebben voor wat er in en om de eigen stad gebeurt. Dat is waar zij vanuit hun positie nu eenmaal het best toe in staat zijn. In een gebed daarentegen dreigt het bijzondere aandringen op bescherming van Brussel naast en tegenover andere aandachtspunten juist de algemene kracht en betrouwbaarheid van het alziend oog van God en Maria op losse schroeven te zetten. Beide teksten samen beschouwend, zou men met een metafoor kunnen zeggen dat het gebed op het toneel de eedformule bevestigt, maar haar, zoals bij een echo, door de aparte ruimte waarin zij weerkaatst, ook van haar oorspronkelijke aard of effect vervreemdt.

Voor alle duidelijkheid: dat de eed van de schutters in de proloog een echo vond, is goed te begrijpen. De processie die in de voormiddag was uitgegaan, was in oorsprong die van de voetboogschutters en het waren ook de leden van hun Grote Gilde die voor de opvoering van de Bliscapen zorgden. De auteur van de spelen was waarschijnlijk een van de meesters van de Zavelkerk die jaarlijks uit de leden van het Gilde werden gekozen. Dat moet dan zeker al een rederijker zijn geweest. De twee ons overgeleverde Bliscapen kunnen namelijk als onze oudst bekende rederijkersspelen worden beschouwd. Ik bedoel daar toneelteksten mee waarin kunstige rijmcombinaties en strofevormen worden aangewend om, als verbale spot- en voetlichten, bepaalde momenten en scènes extra te markeren. Rederijkerstoneel werd in Brussel dus ook buiten de rederijkerskamers geschreven en gespeeld. De kunst kwam immers vóór de kamers. Die kamers werden juist opgericht om zich nog meer en beter in de ‘Const van Rhetoriken’ te bekwamen. Naast en na het Grote Gilde hebben de 15de- en 16de-eeuwse Brusselse kamers en vergelijkbare gezelschappen in de 17de en 18de eeuw voor een bloeiende toneelcultuur gezorgd waar geregeld originele en unieke stukken uit zijn voortgekomen. Met het begrip ‘echo’ als metafoor, leidmotief en selectiemiddel gewapend, wil ik daar iets van laten zien.

Echo’s, resonanties en associaties zijn er in het bruisende Brusselse rederijkersleven van de 15de en 16de eeuw alom, zeker als men ook bewerkingen van bestaande verhalen als echo’s wil beschouwen. Neem nu het toneelwerk van de in 1503 overleden Colijn Caillieu. Hij is de eerste Brusselse toneelschrijver van wie de naam bekend is; niet moeilijk eigenlijk, want hij droeg er kennelijk drie: naast Caillieu ook nog Colijn Keyaert en Colijn van Rijssele. Als Caillieu schreef hij in 1480 een spel waarin de geboorte van

26
Margaretha, de dochter van Maria van Bourgondië (en dus de kleindochter van de hoger vermelde ‘Charloot’) en Maximiliaan van Oostenrijk, verheerlijkt wordt via een enscenering die geheel naar het Bijbelverhaal over de drie Wijzen uit het Oosten is gemodelleerd. Voor sommigen werkte die voorstelling waarschijnlijk als een echo van het driekoningenspel dat de derde Bliscap was, een spel dat de Brusselaars tegen 1480 al vijf keer opgevoerd hadden gezien. In het spel van Caillieu zijn het de geestelijkheid, de adel en de steden die hun geschenken naar de moeder en het kind in het Brusselse Bethlehem brengen. Anders dan men had verwacht, bleek dat kind echter geen jongetje maar een meisje te zijn. Dat viel tegen, maar het gebrek was te verhelpen: het deugdzame meisje, zo luidt het, zal later wel gemakkelijk een goede prins weten te krijgen.

Als Colijn Keyaert dramatiseerde onze rederijker als eerste ook mythologisch-amoureuze stof. En ja, zijn spel gaat over Narcissus ende Echo. Anders dan in Ovidius’ Metamorphosen, de klassieke bron van het verhaal, waarin Echo alleen maar de laatste woorden van anderen na kan zeggen, heeft zij bij Colijn in het geheel geen last van die beperking. Echo’s van wat anderen zeggen, produceert zij niet. Soms herhaalt ze wel haar eigen woorden en misschien mogen we daar een herinnering in zien aan Echo’s klassieke spraakgebrek. We vinden die herhaling in een drietal klachten over de meedogenloze houding van de mooie Narcissus waar ze hopeloos verliefd op is. Dat klinkt dan als: ‘O versuchtelijk in lamentacien versuchtich, lig ik onmachtelijck al mijnder machten! Mocht icx vluchtelijck worden vluchtich, ick waer onclachtelijck al mijnder clachten’. Of nog: ‘O liefde, liefde, hoe sijdij versteecken! O schoonheit, schoonheit, moetmen u haten? O troost, troost, hebdij mij nu besweecken? O vreugt, vreugt, ghij sijt mij ontstreecken’, enzovoort. Een andere vraag is wat er van de oorspronkelijke homo-erotiek uit Ovidius’ verhaal in het spel is na blijven klinken? Niet veel zo blijkt, maar toch, denk ik, nog iets. Zoals bekend werd Narcissus in de Metamorphosen vanwege zijn genadeloze houding tegenover Echo bestraft met verliefdheid op zijn eigen spiegelbeeld in een bron. Voor hij daar tot het pijnlijke besef komt dat het maar zijn spiegelbeeld is, denkt hij dat het object van zijn liefde een andere jongen is. Die vergissing nu is bij onze Keyaert getransseksualiseerd: Narcissus wordt er verliefd op wat hij denkt een vrouw te zijn, mooier dan Venus of Pallas Athene. De dichter laat hem in die waan ook sterven. Hoe kon hij ook anders? Als hij Narcissus had laten beseffen dat de ‘vrouw’ waar hij hopeloos verliefd op werd de afspiegeling van zijn eigen mannelijke schoonheid was, had hij hem, in een wereld waarin de heteronorm absoluut was, met een zwaar problematisch ‘zelfbeeld’ opgezadeld. Dat is hem dus bespaard gebleven. Maar, objectief gezien, kwamen de auteur en het publiek toch niet zo gemakkelijk van het oorspronkelijke gegeven af. Helemaal op z’n rederijkers heeft de auteur namelijk de alles aandrijvende motor in het verhaal, de schoonheid van Narcissus, als een zelfstandig allegorisch personage van Narcissus zelf afgesplitst. ‘Narcissi schoonheyt’ is zijn naam en het hele spel door is dit een mannelijk personage. Het is dit personage ook dat op het eind de bron insluipt en daar door

27
Narcissus in verliefdheid wordt aanschouwd. Die vergist zich dan wel in het geslacht van de figuur, maar het publiek zag wat het zag en hoefde zich niets wijs te laten maken.

Als Van Rijssele schreef Colijn ten slotte ook de door zijn omvang en complexiteit onovertroffen Spiegel der Minnen. De gedramatiseerde geschiedenis combineert twee verhalen uit de aan het hof van Filips de Goede tot stand gekomen Cent Nouvelles nouvelles. Beide novellen spelen in een adellijk milieu, maar Colijn situeert het geheel in een stedelijke en burgerlijke sfeer, wat bij de protagonisten ook tot andere morele en psychologische preoccupaties leidt.

Naast Caillieu was iets later Jan Smeken heel actief. Zijn spelen over Karel V en ‘Mars en Venus’ lijken voor een deel op Caillieu’s Margarethaspel en Narcissus ende Echo te responderen. Niet overgeleverd zijn zijn zeven spelen over de Smarten of Weeën van Maria. Die werkten natuurlijk als complement en tegenstem van de zeven Bliscapen. Vanaf 1508 werd er ook jaarlijks een van opgevoerd, zij het niet na, maar juist een week voor er een Bliscap moest worden gespeeld. Zo behielden de Bliscapen dus toch het laatste woord.

Ook getuigenissen over de opvoering van spelen verderop in de zestiende eeuw kunnen als ‘echo’s’ worden opgevat. Te denken valt aan de gedetailleerde getuigenverslagen over opvoeringen in 1559 van zowel De Corenbloem, ’t Mariacranske als Den Boeck, de drie Brusselse kamers toen, en dit naar aanleiding van klachten van enkele geestelijken. Twee jaar later verbluft ‘t Mariacranske de Engelsman Richard Clough met de vele figuranten en de rijke aankleding die de kamer bij haar intrede op het Antwerpse landjuweel te zien gaf. ‘But pryncipalye of all came Brusells, weche methinks was a dreme’, zo begint de handelsagent zijn uitvoerige verslag in een brief aan zijn opdrachtgever. En hij besluit: ‘Thys was the strangyst matter that ever I sawe or I thynke that ever I shall see’. Zelfs de intrede van koning Filips in Antwerpen ‘was not to be comparyd to thys done by the towne of Brussells’. Maar het interessantst in ons verband is de brief waarin Franz Kram, gezant van de hertog van Saksen, vertelt over de twee kluchten die hij in 1549 in Brussel zag vertonen. Van een van de kluchten citeert hij zelfs twee verzen die hem kennelijk zijn bijgebleven. Het gaat om de woorden die een bedrogen echtgenoot uitroept wanneer hij bij de slaapkamerdeur hoort wat zijn zich ziek veinzende vrouw en haar minnaar, die zich voor een dokter had uitgegeven, van plan zijn. ‘Watter tifels mack di doctors macken? Ich hore min bette knacken!’, zo luidde volgens Kram de, nogal duidelijk door de tongval van de getuige vervormde uitroep van de man.

De politieke onrust, de repressie, censuur en het militaire geweld van de tweede helft van de zestiende eeuw hebben de Brusselse kamers geen deugd gedaan. Wat toneel betreft, blijken zij in de 17de eeuw vrijwel uitgespeeld te zijn. Hun plaats werd, ook in de 18de eeuw, ingenomen door nieuwe gezelschappen waarvan de toneelactiviteiten veel

28
minder dan bij de oude kamers door stedelijke initiatieven, zoals processies, meifeesten, vredefeesten, vorstelijke intredes en in Brussel ook de feestdag van St. Michiel, werden gestimuleerd en gedragen. Ook maakten deze gezelschappen geen deel meer uit van interstedelijke netwerken die wedstrijden organiseerden, zoals het Brabantse landjuweel dat bijvoorbeeld was geweest. De nieuwe ‘compagnies’ stelden veelal zelf hun kalender op, creëerden met de verkoop van toegangskaarten hun eigen publiek en maakten hun optredens bekend met affiches. Hoe anders ook, met namen als ‘De Wijngaerd’, ‘De Materbloem’, ‘De Suyver Leliebloem’, ‘De Olijftack’ en ‘De Rosalieren’ herinnerden ze nog altijd aan de vroegere rederijkerskamers. Met hun tragedies, komedies en zangspelen, vaak door Brusselse auteurs geleverd, speelden ze wel nieuwere genres.

Gebruikten we tot nu het begrip ‘echo’ vooral als metafoor bij het aanwijzen van een zekere variatie binnen intertekstuele verbanden, met de nieuwere, in de 17de en 18de eeuw gespeelde genres krijgen we eindelijk met echte ‘echo’s’ te maken en wel door de zogenaamde ‘echoscènes’ die men er in aan kan treffen. Uit het Brusselse repertoire ken ik drie van zulke echoscènes. Daar krijgt u er meteen twee van te horen, een uit de 17de en een uit de 18de eeuw. Eerst kom ik nog even terug op de echo als metafoor en dit om de belangrijke bemiddelende rol van een figuur als Jan Frans Cammaert op het gebied van de opera aan te stippen. Eind 1700 opende het Grote Theater op de Munt zijn deuren. Als genre was de opera in hofkringen ontstaan en er sterk door gepromoot. Ook in Brussel bleef het repertoire in zijn oorspronkelijke, voornamelijk Franse uitvoering nog vooral op een publiek van hofdignitarissen, edellieden, hogere ambtenaren en belangrijke bezoekers gericht. Met zijn vertalingen en bewerkingen van de daar gespeelde stukken zorgde Cammaert er echter voor dat de opera ook in het Nederlands door kon klinken en via opvoeringen van vooral ‘De Suyver Leliebloem’ in het bredere Brusselse culturele leven werd geïntegreerd.

Maar nu dus naar twee leuke echoscènes. Zoals Echo bij Ovidius, herhaalt de dramatische echo alleen het laatste woord of woorddeel van een langere uitspraak. In de eerste scène hier krijgt het door de echo herhaalde ook een andere, eigen betekenis. De scène komt uit Den lijdenden ende stervenden Christus van Johannes de Condé, een passiespel in tragedievorm dat voor het eerst in 1651 verscheen maar vaak is herdrukt en gespeeld, ook buiten Brussel. In de scène zien we Petrus die zich na zijn verloochening van Christus in een woestijn heeft teruggetrokken bij een grot waarvan hij hoopt dat die zijn klacht zo zal weerkaatsen dat ze hem een troostend antwoord op zijn vragen geeft. Ook in Judith en Holofernes, een in 1717 in druk verschenen stuk van Anton Flas, een andere Brusselse toneelauteur, bidt Judith haar echo om troost, maar die scène laten we hier nu maar rusten. De tweede echoscène die hier zal worden gespeeld, is minder ernstig, al is ze ontleend aan een gruweldrama vol verraad en moord. Het gaat om Het veranderlijk geval in Garibaldus en Dagobertus van Francis de la Fontaine, in 1739 gedrukt maar al in 1716 door de Brusselse Olijftack opgevoerd. In een intermezzo zien we hoe de hofnar Mengo, die zich van een jachtstoet in het bos heeft

29
afgezonderd om er zijn verliefde hart te luchten, al vlug een speelse dialoog met zijn echo begint, met op het einde echter een ongewenst effect.

Jos van Praet en Luc Collin spelen vervolgens:
1. Uit Johannes Jac. de Condé, Den lijdenden ende stervenden Christus (1651) (naar de ongedateerde tweede druk, ‘By den Autheur verbetert’, Brussel, pp. 32-34): Petrus in de woestijne aen eene rotse vertroost door den Echo.

Hier aen dees holle rots
Sal ick mij met berouw slaen voor de voeten Godts: [mij slaen: halt houden, blijven staan]
Hier sal ick met gedult mijn tranen laten vloeijen,
Hier sult gij Petre, hier, uw’ boose daedt verfoeijen;
Hier sult gij op de aerd’ uw’ lichaem worpen neer,
Met uyt-gereckte leên aenroepen uwen Heer,
Vermorven sijn gemoedt; hier sal uw’ droeve reden
Een eenigh hol geschreij op-worpen van beneden; [eenigh: bijzonder, uniek]
Hier sult gij Echo! mij met dobbel een geluyt [met ... geluyt: met een tweede geluid]
Het half gesproken woordt wee-moedigh spreken uyt,
Vernieuwen mijnen rouw, her-roepen mijne clachten,
En door uw’ weder-stem mij brengen in gedachten: [mij ... gedachten: mij doen weten]
Oft tot alsulck een quaedt noch is vergiffenis?
Echo.

Is.
Petrus.
Isser dan, o Godt, bermhertigheijdt gewis
Voor hem die sijnen Godt soo schandigh heeft vergeten,
Met vloeck geloochent hem te kennen oft te weten?
Neen Petre, ’t is te laet, ’t is al te seer verkeert.
Echo.
Keert.
Petrus.
Keert? Maer waer? Eijlaes het keeren mij verveert,
Te keeren tot dien Godt die ick heb af gesworen?
Te keeren tot dien Godt die mij maer rechts tevoren
Uyt ’t slechtste van het volck gekipt hadd’ en geset [slechtste: eenvoudigste; gekipt: gekozen]
Als visscher van den mensch, en leeraer van sijn wet?
O Petre wat gij denckt! uw’ Godt die is rechtveerdigh.
Echo.
Veerdigh.
Petrus.
’t Is waer, tot straf, genaed’ ben ick onweerdigh.
Echo.

30
Weerdigh.
Petrus.
Noch weerdich? Neen, eij Echo wat beduyt [wat beduyt: wat betekent het dat]
Uw weder-stem mij vleijt? Soud’ hij soo snooden guijt,
Wiens mont noch open staet, wiens tong noch ruert van sweiren,
Ontfangen in genaed’, in sijnen dienst begeiren?
Echo.
Geiren.
Petrus.
Bermhertigh Godt! Waer heb ick dit verdient?
Ick die u heb vervloeckt, dat gij mij noch bemint,
Ick die u heb bedroeft, dat gij mij comt verblijden;
Geen troost en comt mij toe, maer wel een eeuwigh lijden.
Geen straf hoe vreeselijck en soeck ick te ontgaen:
Snijt, brandt, vilt, kerft en kapt, laet blixems op mij slaen,
Ick heb het al verdient, en al des wereldts plagen
Acht ick voor mijne schuldt als niet om te verdragen: [niet: niets]
Geeft maer, bermhertigh Godt, versoening aen mijn ziel,
Laet geen wanhopigh hart haer brengen tot verniel.
2. Uit Francis de la Fontaine, Het veranderlijk geval in Garibaldus en Dagobertus. Treur-spel (De blij, en treur-spelen van F. de la Fontaine. Brussel 1739, pp. 12-13):
Mengo [‘Hof gek’ = hofnar]
Vaerwel, tot wederziens, want ik ben niet van zin
Te volgen. ‘k Will’ dit bosch, en boomen mijne min [te volgen: de jacht verder te volgen]
Ontdekken, vaet dat wel, ik will’ niet verder treden. [Ontdekken: bekend maken]
Ah boomen, bosschen, en fonteijnen! ‘k heb op heden
Een kleijn verhandeling met u; zoo gij niet weet
Dat ik bemin’, ik zeg het u: maer sij is wreed
Mijn Phillis.
Echo.
Phillis.
Mengo.
Ha, ha!
Echo.
Ha.
Mengo.
Wel dat is aerdig!
Hi, hi!
Echo.
Hi.

31
Mengo.
Ha, ha!
Echo.
Ha.
Mengo.
Dat is aenhoorens waerdig.
Dat is een geest’ge vent van eenen Echo. Hom!
Hom, hom!
Echo.
Hom!
Mengo.
Hi, hi!
Echo.
Hi.
Mengo.
Ha, ha!
Echo.
Ha.
Mengo.
Ik kom’.
Echo.
Kom.
Mengo. Eenen Beer ziende.
Ah blijf maer daer mijnheer den Beer. Waer zal ik vaeren?
Ah jonker Beer! Ik ben uw’ slaef, wilt mij maer spaeren.
‘k Verseker u dat ik niet goet om ’t eten ben.
Ik ben maer vel en been, gaet mij voor-bij. Ik ken
Hier eenige, die u ten uijterste gelijken.
Mijnheer, uw’ Hoogheijd is heel aerdig, gij laet blijken
Uw’ heusheijd. Ho! Wat zoet, wat eenen lieven mond!
Wat voetjens! Ah wat neus! Den klijnsten die m’oijt vond!
Wat lieffelijke keel! Wat aengenaeme handen!
Ah helpt mij! Helpt mij! Help! Behoed mij van sijn tanden
Mijn heeren.
Jagers.
Mengo.
Hebt ten minst wat deernis met mij;
Verlost mij, bid ik u, dood’ dees mismaekte prij. [dees ... prij: dit kreng]
Mengo klimt op eenen boom. De Jagers dooden den Beer.
Daer heeft het hij: dat’s goet; heel wel, kloek, zoo gezellen. [heeft het hij: heeft hij zijn bekomst]
Nu zijn sij rontom hem. Slaet toe: zoo kont g’ hem vellen.

32
Dat is gedaen; nu kom’ ik af, de beest is doodt.
‘k Voltrek het werk; mijn lof acht ik niet minder groot.
Mengo kloek geworden, ziende den Beer gedoodt, komt benede, werkt sijn dapperheijd uijt op den
romp. De Jagers verheugen hun onderwijlen met danssen.

Cammaert overleed in 1780. Negen jaar later begon met de Brabantse Omwenteling een onrustige tijd met ten slotte de Franse bezetting. De meeste Brusselse toneelgezelschappen overleefden die Franse tijd niet. Wel De Wijngaerd, die met de steun van koning Willem I weer tot bloei kwam en in 1828 de koninklijke titel verkreeg. In de loop van de 19de eeuw zagen in Brussel weer nieuwe toneelverenigingen het licht, waaronder, in 1872 ‘De Noordstar’. Al eerder was ook vanuit verschillende steden in het land het fenomeen van de toneelwedstrijden nieuw leven in geblazen. Men leek daarmee weer een stap dichter bij de rederijkerskamers uit de 15de en 16de eeuw te komen. Onderzoek in archieven liet ook steeds meer zien hoe belangrijk die kamers op maatschappelijk en cultureel gebied waren geweest. Met bewondering terugkijkend op die gouden tijd van het niet-professionele of ‘vrijetijds’-toneel ging men her en der het woord ‘rederijkerskamer’, ondanks de negatieve connotaties met de term ‘rederijker’ op het lyrische vlak, steeds meer als een eretitel beschouwen. Bij haar heropleving in de jaren twintig van de 19de eeuw had De Wijngaerd in Brussel zich al trots met de oude, uit de 16de eeuw stammende kamer Het Mariacranske geassocieerd. In de loop van de twintigste eeuw groeide het verlangen om de herinnering aan de vroege rederijkerij op een actieve manier levend te houden. In die geest werd in 1922 voor het eerst weer een ‘Landjuweel’ ingericht en wel door De Noordstar, die er haar vijftigste verjaardag mee vierde. Met het Landjuweel als instituut was een algemene organisatievorm van de rederijkers in eer hersteld, maar wat met de kamers, hun namen, deviezen en blazoenen? Waarom zou men die in vergetelheid laten? Kon men ze, als een passend eerbetoon aan de eertijdse ambities en prestaties, niet beter in en door de eigentijdse toneelmaatschappijen laten herleven of ‘re-presenteren’? Met die idee werden vanuit De Fonteine in Gent gezelschappen als rederijkerskamers erkend en getooid met een naam en een spreuk die, waar dat kon, ontleend werden aan kamers die ooit in de plaats van herkomst van de vereniging hadden bestaan. Gecombineerd met elementen uit de eigen geschiedenis van de vereniging werden op basis van deze ‘oude kamer’-gegevens ook nieuwe blazoenen ontworpen. In Brussel werden zo ‘Den Boeck’, ‘De Corenbloem’ en ‘De Lelie’, respectievelijk in 1939, 1945 en 2000, door ‘De Kunstvrienden’, ‘De Morgenstar’ en ‘De Noordstar’ geadopteerd. Geadopteerd, inderdaad, als een waardevol ‘historisch’ gegeven op zich, en niet ‘gerecupereerd’. Moge ‘De Noordstar’ op die manier nog lang voor ‘De Lelie’ een echokamer zijn, het besef van een rijk verleden levend houdend als een stimulans voor de eigen, zich steeds vernieuwende creativiteit.

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond
’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw