0 Ons Camers 4e 2007






Terug naar index

Ons Camers v� Rhetorike

Contactadres en verantwoordelijke uitgever: Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.

Emiel Francois
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
20ste jaargang nr 4

In dit nummer...

Woordje van de voorzitter

Beste vrienden Rederijkers,
2007 loopt op zijn laatste benen. Het jubileumjaar nadert met rasse schreden.
Wij kijken vol verwachting uit naar de medeorganisatoren van het 25ste Internationaal Rederijkerscongres die eerstdaags hun plannen kenbaar zullen maken. Plannen waaraan de raad van bestuur zijn goedkeuring nog moet geven.
Wij raden iedereen nu reeds aan de data van het congres 31 mei & l juni 2008 vrij te houden.
Vanuit Groningen vernamen wij dat het K.P.G.R.V. een nieuw bestuur heeft en er in januari een concours zal georganiseerd worden. Wij wensen het nieuwe bestuur alvast een goede en behouden vaart.
Van Dr. Anne-Laure Van Bruaene ontvingen wij een bijdrage over "historische opzoekingen op het web".
Van Ren� Willems het verslag van de viering 500 jaar 't Mariacranske.
Wat betreft het tijdschrift vinden jullie in dit nummer enige informatie betreffende de verdere verspreiding vanaf volgend werkjaar.
Einde jaar betekent ook de nieuwe aansluiting voor 2008.
Wij hopen dat wij al de aangesloten Kamers en de "toetredende" leden opnieuw als lid mogen begroeten.

Met vriendelijke rederijkersgroet,
Emiel Francois Voorzitter

Geschiedenis van de rederijkerij

Plakkaat 26 januari 1560 | verzoek om Granvelle te ontslaan | tijdelijke_verademing |

(deel 49/2)

Plakkaat tegen de rederijkers van 26 januari 1560

Beperkte men zich aanvankelijk nog tot het voorschrift om spelen vóór hun opvoering op mogelijke ketters gedachtegoed te laten onderzoeken, op 26 januari 1560 worden de rederijkers in een plakkaat voor het eerst rechtstreeks aangepakt: ze worden streng aan banden gelegd en worden in de bewegingsvrijheid die ze tot dan toe hadden, volledig beknot. De ordonnantie is tegen volkse spelen en bepaalde activiteiten gericht. In de aanhef van de ordonnantie zet de overheid haar motieven uiteen.
"Alsoe tonser kennisse ghecomen ist dat men in onse landen van herwertsovere, maeckt, componeert, ende speelt, zoe wel bij onse ondersaeten, als andere vremde ende uuytlendighe persoenen, commende inde zelve ons landen, diversche spelen van zinne oft moraliteij, camerspelen, batimenten, rondeelkens, refereynen, baladen ende dierghelijcke, daer uut dickwils schandalisatie rijst, oft daer inne ghemenght zijn die heijlighe schriften, goddelijcke misterien ende constitutien van onser moeder die heijlighe kercke, die somtijts qualick uuijtgheleijt ende gheappliceert worden: sprekende oick tot acherdeel ende versmadenisse van eenighe gheestelijcke personagien ende religieusen, daer bij tghemeijne volck ontsticht, verleyt ende bedrogen wordt, twelck ontwijffelijcke zeer perijckeleus ende schadelijk is totter ghemeijne welvaert. Ende want ment hier voirmaels (wesende als doen tvolck niet soe ghecorrumpeert noch de dwalinghe zoe groot als die nu zijn) niet zoe groote toesicht genomen en heeft op de selve spelen, camerspelen, batementen, liedekens, refereynen, baladen ende rondeelkens, alst van noode is in desen iegenwoordighen tijdt, in den welcken die quade ende ghereprobeerde secten daghelyckx lancx zoe meer opcommen ende vermenichfuldighen (...) "
Deze argumentatie zal vooral de Gentse rederijkers, na het Gentse rederijkersfeest van 1539, wel heel vertrouwd in de oren klinken.
De ordonnantie gaat verder:
"Aenmerchende oick dat niet en betaemt die heijlighe mysteriën te prophaneren, ende van de heylighe schriften te misbryucken midts de zelve menghelende met weerlycke ende belachelycke dinghen, die welcke behoiren in aller reverentien ende weerdicheyt ghetracteert ende ghehandelt te worden, in de plaetsen ende tyde, ende bij persoenen daertoe gheordineert."

Lectuur en vrije interpretatie van de bijbel, een typisch kenmerk van de lutherse en calvinistische bewegingen, wordt aan alle onderdanen van het Spaanse-Habsburgse rijk verboden. Met dit plakkaat valt meteen ook het vonnis dat vooral de rederijkers treft.
" (...) Ende van onsentweghen scherpelijcken verbieden ende interdiceren eenen yeghenlycken, van wat state, qualiteit oft conditie hy sy, uytlander oft ondersaete, hem voirtaen te vervoirderen eenighsins te divulgueren, zynghen ofte spelen, doen divulgueren, synghen ofte spelen, int openbare: in geselschap, oft in heymelicke, eenighe Camerspelen, Baladen, Liedekens, Commedien, Batementen, Refereynen oft ander dierghelijcke schriften van wat materie ende in wat tale die souden wesen, soo wel oude als nieuwe, daerinne gheminghelt zijn eenighe questien, propositien ofte materien beroerende onse religie ofte gheestelicke luyden, tsy aengaende huere persoonen oft staten."
Toch laat men, onder voorbehoud van een strenge censuur, een aantal mogelijkheden voor de rederijkers open.
"Ende belanghende de speelen van sinne oft moraliteyt ofte andere dingen, de ghedaen of ghespeelt worden ter eeren Godts oft van sijne Heylighen, oft tot vermaekinghe ende eerlycke recreatie van den volcke, en sullen die zelve ghespeelt noch ghereciteert moghen worden, ten sij dat die eerst ghevisiteert zijn by den principaelen Pastoir, Officier ofte Wet van der plaetsen, daer de voirseyde spelen ghespeelt ende ghereciteert zouden worden, ende van den zelven daertoe oirloff ende consent vercreghen hebben, die oick sullen moeten aenmercken ende ondersoeken oft de selve spelen oft gheschriften eenighe dinghen inhouden, die eenichsins directelijck ofte indirectelijck onse voorseide religie souden moghen offenderen, om in dien ghevalle die te verbiedene ende interdiceren, ghelijck wij die m�tier daet gheinterdiceert ende verboden hebben. Twelck wij oick versaen standt te grijpen vor die stomme spelen, die men heet vertooninghen oft representatien bij personnagien, die welcke wij insgelijcx verbieden, indien sy yet inhouden dat soude moghen schandaliseren oft offenderen zoe voirseyt is."

Het opvoeren van rederijkersstukken is dus verboden, tenzij ze door de stedelijke overheid goedgekeurd worden.
Ondanks dit plakkaat van 1560, zijn er bewijzen dat de rederijkers die sympathiseren met de idee�n van de Hervorming zich niet generen om hun religieuze gedachten verder uiteen te blijven zetten in hun opvoeringen
Een rederijker als Willem van Haecht heeft aanvankelijk niet weinig te vrezen, vermits hij als beschermheer de Antwerpse burgemeester Anthonis van Straelen, hoofdman van 'de Violieren', heeft.
Deze laatste zal enkele jaren later echter het slachtoffer worden van de draconische maatregelen van de hertog van Alva.
Uit de Tieltse stadsrekeningen weten we, dat het plakkaat aldaar aan het schepencollege op 29 februari 1560, door "eenen messagier ghenaempt Heyndrick Back" overhandigd wordt "een placaet inhoudende, dat men gheen Retorijcke useren en zoude, suspect zijnde".
De volgende zondag wordt het plakkaat aan de kerk afgelezen.
Het effect van de maatregelen die in het plakkaat aangekondigd worden, blijken echter aanvankelijk beperkt te zijn. Bepaalde fanatieke hervormingsgezinde rederijkers gaan gewoon door, zoals de uit 's-Hertogenbosch afkomstige rederijker Jacob Cassyre. Maar in vele gevallen zullen de betrokken partijen het toch wijzer achten wat gas terug te nemen en voorzichtiger te handelen. Het succes van het plakkaat is dus minder groot dan verwacht, en ook na 1560 zijn er nog steeds rederijkers die hun leven eindigen op het schavot.
Of dit plakkaat er rechtstreeks de oorzaak van is, staat niet vast, maar het valt op dat vanaf 1560 het ledenaantal van de rederijkerskamers fors achteruit begint te gaan.
Weliswaar is het zo dat sinds Karel V's troonsafstand, de onzekerheid in het algemeen sterk vergroot wordt. Toch zorgen de verdachtmakingen aan het adres van de rederijkers dat zij iets met religieuze of politieke contestatie te maken hebben ervoor, dat de bevolking zich allicht minder dan vroeger tot de rederijkerij aangetrokken voelt, tenzij diegenen die de hervormingsgedachte delen.
Vanaf 1557 dient er zich bovendien een nieuw economisch en sociaal crisistijdperk aan.
Zelfs de overheidsordonnanties nemen nu woorden als 'mislukte oogsten', hongersnood, bedelarij en landloperij veelvuldig in hun publicaties op. Deze periode wordt gekenmerkt door sterk stijgende prijzen.

Tussen 1550 en 1600 worden nog verschillende andere plakkaten uitgevaardigd, die echter hoofdzakelijk betrekking hebben op boeken en op de publicatie ervan, maar eigenlijk onrechtstreeks ook de rederijkersactiviteiten treffen.
Ondertussen wordt de godsdienstvrede met de regelmaat van een klok, frequent verstoord, voornamelijk door toenemende activiteiten van allerlei ketterse predikanten. Vooral na men in 1559 opnieuw vrede sluit met Frankrijk, komen vele calvinisten ongehinderd over de grens onze gewesten binnen. Een nieuwe klopjacht op ketterse bewegingen kan beginnen.
En, door deze heksenjacht op alle anders-denkenden, wordt het de rederijkers in hun literaire activiteiten nog moeilijker gemaakt. Enkele maanden na het sluiten van de vrede, wordt te Gent reeds een voorbeeld gesteld. Pieter Titelmans, inquisiteur voor Vlaanderen, veroordeelt er op 17 februari 1560 een groep wederdopers.

Gemor in de Raad van State
1563 verzoek van Oranje, Egmont en Horne aan Filips II om Granvelle te ontslaan
In 1561 bieden Oranje en Egmont hun ontslag aan als leden van de Raad van State. Ze willen niet langer verantwoordelijkheid dragen voor maatregelen die, zonder hun voorkennis, door Granvelle genomen worden. Het volgende jaar neemt het verzet tegen Granvelle toe en ontstaat de Liga van de hoge edelen met Oranje, Egmont, Horne, Montigny, Mansfeld en Megen. In maart 1563 verzoeken Oranje, Egmont en Horne Filips II om Granvelle te ontslaan, zoniet zullen ze niet meer deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van State.
Inmiddels probeert Margaretha van Parma de ene ketterse golf na de andere te bestrijden. Ze begrijpt, ondanks haar onwrikbare katholieke overtuiging, heel goed dat de methode die Filips II toepast - een resem van plakkaten en repressie door middel van de Inquisitie - in de Nederlanden geen resultaat zal hebben.
Anderzijds weigert ze hardnekkig om een verband te zien tussen het politieke en het religieuze verzet tegenover het bewind. Ze hoopt dat als Filips alleen maar Granvelle zou terugroepen, zij de adel wel aan haar kant kan krijgen en een einde maken aan de crisis die uitgelokt is door mannen zoals Oranje, door hun weigering nog langer in de Raad van State te zetelen zolang hun grieven niet onderzocht zijn.
Filips II blijft echter halsstarrig weigeren om Granvelle terug te roepen en gaat niet in op hun verzoeken.
In oktober 1565 schrijft Filips II vanuit Segovia aan Margaretha van Parma, dat hij niet van plan is om de toestand in het Noorden zelf te komen rechtzetten, zoals Margaretha hoopt, maar dat ze de edicten en plakkaten tegen de 'ketterij' nog strenger moet toepassen.
Zijn enige positieve suggestie is dat, om nog meer commotie te voorkomen, veroordeelde ketters in het geheim terechtgesteld mogen worden.
Zes maanden later wordt Margaretha gedwongen tot ongehoorzaamheid.
In navolging van de hogere adel, heeft inmiddels immers ook de lagere adel zich verenigd onder leiding van Filips Marnix van St-Aldegonde.
Terwijl Margaretha zogezegd een kuur volgt in Spa, stellen de lagere edelen een manifest op dat zowel hervormingsgezinden als katholieken kunnen onderschrijven, aangezien het op het eerste zicht niet meer vraagt dan de afschaffing van de Inquisitie.
Op 05 april 1566 wordt het document aan Margaretha overhandigd. Ge�mponeerd door de groep gewapende mannen aan haar poort, stemt ze ermee in om minder streng op te treden tegen de 'ketterij' en om nog maar eens naar Spanje te schrijven.
Die avond tijdens een banket, krijgen de ondertekenaars van het manifest voor het eerst de bijnaam 'geuzen'.
Als embleem kiezen ze achteraf zelf de bedelzak en de vossenstaart, die algauw uitgroeien tot de symbolen van een opstand tegen Spanje.
Margaretha van Parma, die Granvelle er inmiddels van verdenkt de familiale belangen niet te hebben gediend, dringt nogmaals aan op de inwilliging van het verzoek van de edelen. Deze keer laat Filips II zich vermurwen en stemt erin toe om Granvelle uit de Nederlanden te verwijderen.
Al is op dat ogenblik de kans op een duurzame overeenkomst tussen hervormingsgezinden en katholieken eigenlijk ontzettend klein, toch betekent het door Margaretha aanvaarden van het manifest, dat iedere verborgen hervormde predikant, elke verbannen 'protestant', van nu af aan vrij is om naar buiten te treden. Op de preekstoel erkennen priesters dat ze de nieuwe leerstellingen aanhangen. Op iedere straathoek worden preken gehouden en kerken worden opge�ist voor de nieuwe erediensten. De kracht van de Hervorming wordt pijnlijk duidelijk en het wordt zelfs veel erger dan Margaretha ooit had durven dromen.

Een tijdelijke verademing
Tussen 1562 en 1567 treedt er een tijdelijke verademing in. De overheid is immers verplicht om de storm tot bedaren te brengen.
Het intellectuele en literair-culturele leven is op dat ogenblik echter reeds t� zwaar getroffen.
Vele rederijkers hebben reeds hun overtuiging of hun activiteiten bekocht met hun leven (cfr. Peter Schuddematte [1547]) en ook Frans Fraet [1558]).
Anderen kiezen echter het zekere voor het onzekere en wijken uit naar de op godsdienstig vlak tolerantere noordelijke Nederlanden, Duitsland of Engeland.
Een andere groep literatuurbeoefenaars, waaronder uiteraard ook rederijkers, schrijven en dichten in het geheim.
Nog anderen verkiezen hun vege lijf te redden en gaan zich onderwerpen en neerleggen bij de van hogerhand opgedrongen maatregelen.
De aangekondigde strafbepaling - het verlies van privileges en de confiscatie van de gewonnen prijzen - voor de rederijkerskamers zelf, zorgen ervoor dat velen zich, al dan niet tegen hun zin, schikken naar de wensen van de overheid.
De clerus en het stadsmagistraat houden er trouwens, sinds enkele decennia, reeds hun eigen manier op na om de rederijkers in het oog te houden, door zelf hun feesten bij te wonen en er al dan niet zelf actief aan deel te nemen.
De activiteiten en de voorstellingen van de rederijkers worden echter meer en meer 'verboden'. Het kleinste voorwendsel, in het bijzonder de beschuldiging van immoraliteit, zal bijvoorbeeld voldoende zijn om (bepaalde) rederijkersfeesten te verbieden.
Toch geven ze niet op. Ze blijven hardnekkig allerlei pogingen ondernemen om hun feesten toch te laten plaatshebben.
Interessant in deze context is een kopie van een schrijven uit 1564 door de landvoogdes Margaretha van Parma en de Raad van State, gericht aan de schepenen van de stad Ronse.
Op dat ogenblik is in de stad alles klaar voor een feestelijke bijeenkomst van rederijkers uit de omgeving en zijn de "chaerten " reeds rondgestuurd, als er onverwachts een verbod komt. In het schrijven worden de Oudenaardse rederijkers verwittigd dat Margaretha van Parma aan vier Oudenaardse kamers en een kamer van Kortrijk de toestemming heeft geweigerd om zich naar een te Ronse gepland, doch verboden rederijkerstornooi te begeven.
De motivatie in deze afwijzing van het verzoekschrift, toont nogmaals het groeiend wantrouwen van de centrale overheid tegenover de rederijkers aan:
"Et comme au temps qui court, nous estimons toutes celles assemblees, principallement sur fondement de ceux de rethorique dangereuses et suspectes (...)".

(wordt vervolgd)
Jan Rooms

Historisch onderzoek naar de rederijkerskamers op het web

De laatste jaren is heel wat historisch onderzoek verricht naar de geschiedenis van de rederijkerskamers, vooral dan wat betreft de vijftiende, zestiende en vroege zeventiende eeuw.
In 2001 werd een Vlaams-Nederlands onderzoeksproject afgerond over Rederijkers: conformisten en rebellen. Literatuur, cultuur en stedelijke netwerken (1400-1650).
De twee uitvoerders van dit project, Arjan van Dixhoorn en Anne-Laure Van Bruaene, hebben een databank aangelegd met de gegevens over alle bekende rederijkerskamers die zijn opgericht in de Nederlanden tussen 1400 en 1650.
Deze twee databanken zijn nu ge�ntegreerd en zijn raadpleegbaar op www.dbnl.org, de onvolprezen website van de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren.
De ge�nteresseerden kunnen zoeken op de naam van een rederijkerskamer, maar ook op plaats of provincie.
Per rederijkerskamer is een fiche opgenomen met gegevens over de naam, de zinspreuk, de patroonheilige en de vroegste vermelding in de bronnen.
Verder volgt een korte geschiedenis (voor de periode tot 1650) en een overzicht van de voornaamste bronnen en literatuur.
Alle gegevens werden zorgvuldig geverifieerd door de onderzoekers, waardoor een aantal mythes over vroege oprichtingsdata en dergelijke uit de wereld konden worden geholpen.
Bijzonder is dat de DBNL ook andere gegevens aan deze databank koppelt, bijvoorbeeld informatie over bekende leden of full-text artikels.
Deze extra gegevens zijn niet noodzakelijk beperkt tot de periode 1400-1650 en moeten ook met iets meer omzichtigheid worden benaderd.
De DBNL baseert zich hiervoor op de oudere wetenschappelijke literatuur. Verkeerde dateringen en toeschrijvingen blijven daardoor mogelijk.
De DBNL is een website in volle ontwikkeling en maandelijks komen er nieuwe teksten en gegevens bij. Het is dus zinvol regelmatig een kijkje te gaan nemen.
Zeer interessant voor de lokale onderzoeker is ook de Atlas. Daar wordt per plaats in Belgi� of Nederland informatie verschaft over bekende auteurs, literaire organisaties en literaire werken.
Die gegevens hebben betrekking op de periode van de middeleeuwen tot heden.
Wie ge�nteresseerd is in de recentere geschiedenis van de rederijkerskamers moet noodgedwongen zijn toevlucht zoeken tot een aantal nog niet gedigitaliseerde lijsten en studies.
Waardevol zijn vooral E. Vander Straelen, Le th�atre villageois en Flandre. 2 delen (Brussel 1874-80) en M. Sacr�, 'Het voormalig Dorpstooneel in Brabant volgens onuitgegeven bewijsstukken', De Brabander, l (1919), pp. 3-47.
Voor Nederland is er natuurlijk F.C. Van Boheemen en Th.C.J. van der Heijden (ADS.), Retoricaal Memoriaal. Bronnen voor de geschiedenis van de Hollandse rederijkerskamers van de middeleeuwen tot het begin van de achttiende eeuw (Delft 1999) en O. Westers, Welsprekende burgers. Rederijkers in de negentiende eeuw (Nijmegen 2003).
L. Vandevelde, De kamers van Rhetorica in de Lage Landen (Brussel 1994) is vooral nuttig voor de heel recente periode.
Voor een meer globaal beeld van de rederijkerscultuur in het verleden kan men terecht bij B. Ramakers (ed.), Conformisten en rebellen. Rederijkerscultuur in de Nederlanden (1400-1650). (Amsterdam 2003).
Volgend jaar verschijnen de proefschriften van Van Dixhoorn en Van Bruaene over de rederijkerij in respectievelijk de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden bij Amsterdam University Press.
Het is de bedoeling dat binnenkort ook een databank over individuele rederijkers en gegevens over toneel- en refreinwedstrijden op de website van de DBNL ter beschikking worden gesteld.

Anne-Laure Van Bruaene

Vlaamse toneelwedstrijden op het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw (4)

Freddy Van Besien
Na de wedstrijd ingericht door de Goudbloem van Sint-Niklaas in het jaar 1777, duurde het tot in 1782 alvorens er nog eens een wedstrijd werd ingericht. De kamer van de Langhoirs Victorinnen uit Poperinge nam het initiatief, gevolgd door de Kortrijkse Kruisbroeders in 1783. In 1784 richtte Jan de Man, een oud-Karsauwier, een wedstrijd in te Oudenaarde.
1782: wedstrijd te Poperinge, ingericht door Langhoirs Victorinnen
De Langhoirs Victorinnen (eerste vermelding 1499) had de H. Victor als patroonheilige en had als kenspreuk "Victores reddit spiritus".
Het opgelegde stuk was een (vrije) bewerking van "M�rope" van Voltaire door de Nederlandse schrijfster Julia Cornelia de Lannoy onder de titel "Cleopatra, koningin van Syrien" (cf. Huyghebaert 1987, p. 10).
Dit stuk werd in 1776 voor het eerst uitgegeven. In 1782 werd het ter gelegenheid van de wedstrijd herdrukt in opdracht van de Langhoirs Victorinnen bij J.F. Moerman te leper.
In dit boek vinden we ook de lijst van de achttien deelnemende kamers die op 11 november 1781 een speeldatum hadden geloot:

Lichtervelde: Vreedzaemige Reyzers (9 juni 1782)
Magdalena-Kapelle: Sint Lazarus (l l juni)
Belle: De Spaderyken (13 juni)
Roeselare: Zeegbaer Herten (16 juni)
Houtkerke: Twistbevegters (18 juni)
Moorsele: Door Christus vyf wonden leeft ligt gelaeden van zonden (20 juni)
Lo: Rooyaerts (23 juni)
Hondschote: Pertsetreders Fonteynisten (24 juni)
Kortrijk: Minnelijk van herten, gezegd de Kruisbroeders (25 juni)
Eke: Verblyders in het Cruys (27 juni)
Steenvoorde: Ontsluyters van Vreugden (29 juni)
Westouter: Barbaristen, door Liefde Vereenigt (30 juni)
Izenberge: Geen Milder in 't vloeyen (2 juli)
Torhout: Vol Aerbeyd en Geest (4 juli)
Menen: H. Dryvuldigheyd (7 juli)
Strazeele: Van kleendanig Beschee (9 juli)
Polinkhove: Marianisten, Zalig Geteekende (11 juli)
Hazebroek: Obedientig in 't werk (14 juli)

De voorstellingen hadden dus plaats op zondagen, feestdagen, dinsdagen en donderdagen. Het boek bevat ook het reglement van de wedstrijd: de inleg bedroeg 15 gulden; er waren vijf prijzen voorzien voor het opgelegde treurspel; bovendien was er een prijs voor het beste blijspel; de keuze van het blijspel was vrij; de inrichtende kamer zorgt voor alle benodigdheden; de prijsuitreiking zal worden voorafgegaan door de opvoering van een ander treurspel door de Langhoirs Victorinnen.
De Kortrijkse kamer van de Kruisbroeders won de eerste prijs (cf. Sevens 1929, p. 50) alsook die van de verstafgelegene deelnemer (cf. Snellaert 1839, p. 20); de tweede prijs ging naar Magdalena-Kapelle, die ook de prijs voor het blijspel won; de derde prijs ging naar Strazeele (cf. Snellaert 1839, p. 20); de vierde prijs ging naar Steenvoorde en de vijfde naar Hondschote (cf. Huys, 1941 p. 33).
Snellaert (1839, pp. 20-21) geeft ook fragmenten van een "Lofgalm", geschreven door de Spaderyken van Belle waarin zij de overwinning van de Kruisbroeders bezingen. Huys (1941, pp. 34-38) geeft de tekst van een lofdicht dat Karel Lodewijk Fournier uit leper schreef.

Bronnen:
Huyghebaert, J., Oud en nieuw toneel in het Graafschap Vlaanderen: 1750-1815,
Brussel Facult�s universitaires Saint-Louis, 1987 (= Cahier nr. l van het Studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde)
Huys, E., "De triomf der Kortrijksche Kruisbroeders te Poperinge in 1782", Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van KortrijkXK (1941), 31-38
Sevens, Th., "De Kruisbroeders van Kortrijk (1514-1812) naar het oorspronkelijk Guldeboek der Kamer", Handelingen van de Geschiedenis- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, nieuwe reeks VIII (l929), 26-65
Snellaert, F.A., "Over de kamers van rhetorica te Kortryk", Belgisch Museum 3 (1839), 5-41
1783: wedstrijd te Kortrijk, ingericht door de Kruisbroeders
Na hun overwinning te Poperinge, schreven de Kruisbroeders zelf opnieuw een wedstrijd uit. Het opgelegde stuk was "De Profeet Mahomet" van Voltaire. De Nederlandse vertaling werd door de Kruisbroeders in druk gegeven bij drukker P. Calewaert te Kortrijk. Tien kamers namen aan de loting deel (cf. Snellaert 1839, p. 22; Sevens 1929, pp. 51-52; Den Vlaemschen Indicateur, bijvoegsel bij 6 september 1783):

Lichtervelde: Vreedzaeme Reyzers (l september 1783)
Lo : Royaerts Fonteinisten (8 september)
Belle: Jong van Zinnen (9 september)
Torhout: Vol Arbeyd en Geest (14 september)
Sint-Winoksbergen: Eendragtigheyd houd Stand (16 september)
Zottegem: Rhetorica die bloeyt daer Lief d' en Eendracht groeyt (21 september)
Zwevegem: Liefde verwint alles (23 september)
Tielt: Snoeyd eer 't bloeyd (28 september)
Roeselare: Zeegbaer herten (30 september)
Roeselare: Konstliefde vreest geen nyd (5 oktober)
Uit de registers van de Kruisbroeders blijkt dat men omzendbrieven, gedateerd 10 maart 1783, zond aan honderd kamers (cf. Snellaert 1839).
Er waren vier prijzen voorzien. Voor het treurspel bestond de eerste prijs uit een zilveren koffiekan ter waarde van 100 gulden; de tweede prijs had een waarde van 80 gulden en de derde van 60 gulden; de prijs voor het blijspel had een waarde van 40 gulden. Bovendien zouden zes gouden gedenkpenningen, elk ter waarde van 20 gulden, worden uitgereikt aan de zes spelers die het best hun rol hadden gespeeld (cf. Den Vlaemschen Indicateur, bijvoegsel bij 6 september 1783). De uitslag is echter niet bekend.

Bronnen:
Sevens, Th., "De Kruisbroeders van Kortrijk (1514-1812) naar het oorspronkelijk Guldeboek der Kamer", Handelingen van de Geschiedenis- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, nieuwe reeks VIII (l929), 26-65
Snellaert, F.A., "Over de kamers van rhetorica te Kortryk", Belgisch Museum 3 (1839), 5-41
Den Vlaemschen Indicateur
1784: wedstrijd te Oudenaarde, ingericht door Jan de Man
Deze wedstrijd werd niet door een rederijkerskamer ingericht, maar door ��n persoon, met name Jan de Man, een oud-lid van de Oudenaardse kamer de Kersauwe.
Deze kamer was in 1782 noodgedwongen met haar activiteiten gestopt en moest haar bezittingen openbaar verkopen.
Jan de Man had de decorstukken en de kostuums gekocht en stuurde uit naam van de Oudenaardse rederijkers een uitnodiging naar de Vlaamse kamers voor een toneelwedstrijd, blijkbaar vooral met commerci�le bedoelingen.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de mededingende kamers bij De Man de kostuums konden huren.
Hij zou in 1787 trouwens nogmaals een wedstrijd uitschrijven (cf. Van der Meersch 1843).

Het opgelegde stuk was "Bellerophon", treurspel in vijf bedrijven, van de hand van Constantius vander Eecke, een voormalig deken van de Oudenaardse kamer de Kersauwe.
Het werd voor deze gelegenheid in 1784 bij J.F. vander Schueren in Gent gedrukt. Daarna diende ook een blijspel naar keuze te worden opgevoerd.
De loting had plaats op 28 september 1783 te Oudenaarde. Veertien kamers boden zich aan en kregen een opvoeringdatum (cf. Den Vlaemschen Indicateur, bijvoegsel bij 15 mei 1784):

Belle: Spaderyken (2 april 1784)
Zottegem: Die bloeyt door liefde, Eendragt groeyt (18 april)
Zomergem: D'oeffeninge leert (19 april)
Bassevelde: Verzaemd door liefde (25 april)
Nederbrakel: Rhetorica (26 april)
Moorsele: Door Christus vyfroode Wonden heeft licht gelaen van zonden (2 mei)
Geraardsbergen: Spiritus ubi vult Spirat (3 mei)
Kruishoutem: Houd hem in liefde (9 mei)
Deinze: Rhetorica (10 mei)
Lo: Rhetorica (16 mei)
Roeselare: Konst liefde vreest geen nyd (17 mei)
Geraardsbergen: Barakspeelders (20 mei)
Kluizen: Kluyzenaers zonder kappe (23 mei)
Wakken: Ziet het groeyt onbesproeyt (24 mei)
De prijsuitreiking had plaats op 7 juni 1784. De eerste prijs voor het treurspel ging naar Roeselare, de tweede naar Geraardsbergen (we weten echter niet naar welke van de twee Geraardsbergse kamers), de derde naar Wakken en de vierde naar Zomergem.
De eerste prijs voor het blijspel ging naar Deinze en de tweede naar Wakken.
Op die dag werd het "stuk van ere" opgevoerd: drie spelers van Roeselare, twee van Geraardsbergen, drie van Wakken en twee van Zomergem voerden samen nogmaals "Bellerophon" op (cf. Den Vlaemschen Indicateur, bijvoegsel bij 12 juni 1784).
De stad Oudenaarde had een gouden erepenning uitgeloofd voor de mooiste intrede.
Volgens Van der Meersch (1843, p. 411) werd die gewonnen door Wakken.
Van der Meersch neemt ook een brief op die de hoofdman van Wakken stuurde naar de stad Oudenaarde waarin hij de intrede van zijn kamer op 24 mei aankondigt.
In den Vlaemschen Indicateur, bijvoegsel bij 12 juni 1784, vinden we ook nog een beknopt relaas van de feestelijke ontvangst die de Wakkense rederijkers te beurt viel, toen ze de dag na de prijsuitreiking weer thuis kwamen:
"Nouwelyks waeren zy met hunne bekomene Eertrophe�n hun Dorp genaderd, of wierden met alle plechtigheyd verwelkomt en ingehaeld door een menigte van Volk, met Prael- en Vreugdeteekenen, als Trommels, Vandelen, Konstblazoenen, Jaerschriften, enz. enz. en aengeboden verscheyde Eerwynen, onder het toejuychen van een verwelkomend Maetgezang; en zoo daer naer geleyd op een wel geschikt orden nae hunne Redenzael of Vergaderplaets, waer het Gezang herhaeld wierd en ge�ynd door een ongemeen en vreugdig handgeklap".
Merkwaardig is nog dat de uitgever van den Vlaemschen Indicateur, de Gentse drukker Jean Francois vander Schueren, in hetzelfde bijvoegsel van 12 juni 1784, meedeelt dat de inrichters van de wedstrijd hebben beloofd de uitslag van de wedstrijd te motiveren. In voorgaande toneelwedstrijden is er nergens sprake van een motivering van de uitslag.
Blijkbaar waren er twijfels gerezen nopens de deskundigheid van de jury en had Jan de Man dus deze belofte op zich moeten nemen om zijn onpartijdigheid te bewijzen.
Of hij deze belofte ook heeft gehouden, is niet bekend.

Bronnen:
Den Vlaemschen Indicateur
Van der Meersch, D.J., "Kronyk der Rederykkamers van Audenaerde", Belgisch Museum l (1843), 386-438

(wordt vervolgd)

Koninklijke Kamer van Retorica " de Gesellen van de H.Michiel" Sint Michiels Brugge

Onze vereniging werd gesticht op 16 juni 1956.
Naar aanleiding van dit 50-jarig bestaan werd ons het predikaat "koninklijk" toegekend. Om
even terug te blikken op de 50 jaar activiteit heeft de kamer een mooi, met kleurenfoto's ge�llustreerd boek gemaakt.
Het opzet was dat het door zoveel mogelijk mensen zou gelezen worden. Door sponsoring en projectsubsidie door de Culturele Raad van onze Stad Brugge kon de prijs op een democratisch peil gehouden worden.
U kunt het boek "wij zijn al bijeen ..." bestellen door overschrijving van 10 euro + 2 euro verzendingskosten op rekening nummer 750-9374901-09 ten name van de Kamer van Retorika, p/a De Manlaan 38 te 8490 Varsenare met de vermelding "boek 50 jaar"
Dank bij voorbaat voor uw belangstelling en veel leesgenot.

Namens de Eed,
De Hoofdman Willy De Meyer

Lidmaatschapsbijdrage 2008

De Raad van Bestuur besliste de lidmaatschapsbijdrage 2008 niet te verhogen.
Dit moet iedereen de mogelijkheid geven om tegen een minieme bijdrage lid te blijven van het Verbond.
Hiervoor ontvangt elke Kamer of elk toetredend lid per kwartaal het tijdschrift van het Verbond.
  • � Kamers : 25 � Zij ontvangen het tijdschrift Zij hebben medezeggenschap in het Verbond . Zij kunnen deelnemen aan werkgroepen en studiedagen. Wie zich geroepen voelt mag steeds een groter bedrag overmaken. Dit zal dan speciale vermelding genieten in het tijdschrift.
  • � Toetredende leden : 15 � Zij ontvangen het tijdschrift en steunen hierdoor de rederijkerij .
De Vlaamse Kamers en toetredende leden kunnen hun bijdrage voldoen via bijgevoegd overschrijvingsformulier
op onze bankrekening 293-0322480-10.
De Nederlandse Kamers en toetredende leden door overschrijving van de bijdrage op onze bankrekening
met als kenmerken : Biccode : GEBABEBB IBANcode : 2930 0006 7652

TIJDSCHRIFT

Binnen de Raad van Bestuur werd beslist dat aan de Kamers die aangesloten zijn bij het Verbond een nieuwe service zal verleend worden.
Deze service houdt in dat aan de hand van ontvangen e-mailadressen een database zal aangelegd worden om aan AL de leden van hun Kamer, die dit wensen een elektronische kopie van het tijdschrift toe te sturen . Op deze wijze zullen dan ook meer ge�nteresseerde lezers bereikt worden.
Er zal dus nog slechts ��n exemplaar via de post verzonden worden.
De reden hiervoor is , dat de laatste jaren de posttarieven in Belgi� fors zijn toegenomen .
Wij vragen dan ook dat alle Kamers ons per kerende een lijst van e-mailadressen van hun leden zouden bezorgen zodat wij vanaf het eerste nummer van 2008 met deze werkwijze kunnen starten.
De gegevens mogen aan mijn e-mailadres worden overgemaakt (emiel.francois@skynet.be)

Viering 500 jaar rederijkerskamer 't Mariacranske-Brussel.

actie WIT en slotviering.
Naar aanleiding van het 500-jarig bestaan van de Brusselse rederijkerskamer 't Mariacranske had het bestuur een project ontwikkeld met de bedoeling een bepaald deel van het sneeuw-poppengedicht van Jan Smeken, de eerste factor van bedoelde rederijkerskamer , in een moderne versie onder de aandacht van het publiek te brengen.
Dit sneeuwpoppengedicht werd geschreven in 1511 naar aanleiding van een reeks bikkelharde winters in de lage landen. ��n enkel exemplaar, van dit epos is bewaard gebleven in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en werd door prof. H. Pleij (universiteit Amsterdam) enkele jaren geleden in de openbaarheid gebracht. Het project werd voorgelegd aan verschillende overheden : de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de erfgoedcel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de stad Brussel, de Vlaamse regering, Brusselse aangelegenheden en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Wat hebben de rederijkers ons destijds aangetoond, welke weg hebben zij ons gewezen ? Talrijke facetten van hun activiteiten vind je nu terug in conservatoria en academies voor theater en aanverwante disciplines die een ver doorgedreven opleiding verschaffen tot professionele vorming.
Het dossier bleek voldoende gestoffeerd om door vermelde subsidi�rende overheden goed gekeurd te worden . Het vertoonde een duidelijk impact op het element "belangstelling" van een breed publiek van zowel in als buiten Brussel en haar gewest. Het rederijkerij gebeuren in Vlaanderen en Nederland werd daarbij ingeschakeld.

Het maatschappelijk aspect : uit een vergelijkende studie "toen en nu" is duidelijk gebleken dat menselijke gevoelens weinig of niet evolueerden zodat de inhoud van het uitgebreide gedicht van Jan Smeken, in een moderne versie althans, nog steeds bijzonder actueel is.
Een basisprognose omtrent organisatorische kosten werd uitgewerkt en gelukkig aanvaard.
Er kon dus gestart worden. De eerste gesprekken vonden plaats in het najaar 2004, met de bedoeling het project te laten plaats vinden van l maart tot en met 15 september 2007, precies 500 jaar na de oprichting van het Brussels Mariacranske op 15 september 1507.
Van meet af aan werd gekozen voor doelgerichte acties :
  1. Het becommentarieerd wandelproject van l maart tot en met 18 maart. Tijdens een druk bijgewoonde academische zitting in het Brussels stadhuis op donderdag l maart werd het startsein gegeven en de aandacht gevestigd op :
    Er werden in hartje Brussel negen volkomen beveiligde locaties uitgezocht voor de opstelling van de beelden en de daarbij horende tekstuele optredens door acteurs van onze Kamer. Deze locaties werden aangevuld door medewerkende handelaars uit de Dansaertwijk die een deel van hun uitstalramen te beschikking hebben gesteld van beeldende kunstenaars
    Samenwerkingsverbanden met academies beeldende Kunsten voor het ontwerpen en de aanmaak van negen beelden, inhoudelijk overeenstemmend met de daarbij horende gedichten.
    Curator beelden : Bert De Keijser, Curator po�zie : Stadsdichterscollectief o.l.v. David Van Reybrouck
    De etalagestanden bij diverse handelaars : o.l.v. curator Bert De Keijser Dramaturgische bewerking van teksten, instuderen en aanleren ervan door regisseur Mare Bultereys Auditieve en visuele presentatie : acteurs van krk 't Maria-cranske-De Wijngaard Brussel.
    Begeleiding langsheen de negen standplaatsen en de bijhorende commentaren : Jef De Keyser.
  2. Activiteiten onder de vorm van vier verklarende spreekbeurten,:
    Prof. Dr. Herman Pleij in Bolle Books, Vlaamse steenweg en het Belvue museum
    Prof. Dr. Remco Sleiderink in Bolle Books en in het Belvue museum
    Een muziek- en po�zieavond in museum Belvue door laureaten van het Koninklijk Conservatorium Brussel en door het multiculturele dichterscollectief rond David Van Reybrouck.
    Stadwandelingen met commentaar door historici als Roei Jacobs en Jef De Keyser met als argument: "welke plekken van toen bestaan nu nog steeds ?"
  3. Publicatie van een herinneringsboek "Rederijkerskamer
    't Mariacranske 500 jaar aan het woord" De redactie van dit herinneringsboek werd toevertrouwd aan Anna Luyten (Knack), Riek de Leeuw (literator) en prof. dr. Remco Sleiderink (KUBrussel). Aandacht is besteed aan vier elementen :
    Introductie en huidige organisatie van de rederijkerskamer De bronnen (oorsprong en oprichting in 1507) De vertaling van het sneeuwpoppengedicht van Jan Smeken naar hedendaags Nederlands door Riek de Leeuw. Analytisch overzicht van de rederijkerij met de overschakeling van't Mariacranske naar De Wijngaard. Overzicht van de eerste levensjaren tijdens het jonge verfranste Belgisch koninkrijk door Remco Sleiderink.

Dit prachtig uitgegeven herinneringsboek ter ere van de rederijkerij en haar rijke geschiedenis is nog steeds verkrijgbaar bij de inrichtende kamer :
't Mariacranske-De Wijngaard Brussel, Negen
Provincieenlaan l bus 66, 1083 Brussel.

Het kost euro 25,00 portkosten inbegrepen.
Graag vooraf overschrijven op rek. nr. 735-0023945-71 van krk De Wijngaard Brussel vzw.

René Willems, Voorzitter