0 Ons Camers 3e 2009






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Contactadres en verantwoordelijke uitgever: Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.

Emiel Francois
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
22 ste jaargang nr 2 april - mei - juni

In dit nummer...

Woordje van de voorzitter

Beste vrienden Rederijkers,
Na een droge, warme en lange vakantieperiode wacht ons een goedgevuld najaar.
Terugblikken op het voorbije congres te Mechelen.
Onderzoeken en uitvoeren van de genomen besluiten.
Herverdelen van de bestuurstaken binnen de Raad van Bestuur.
Advies en hulp bij de voorbereiding van de komende congressen in 2010 en 2011.
Het zoeken naar een kandidaat voor de inrichting van het congres in 2012.
Het op punt zetten van een “workshop voor jongeren“waarover meer in ons volgend tijdschrift.
Speuren naar kandidaat Kamers om zich zelf voor te stellen in ons tijdschrift.
Verzamelen van historische gegevens over onze Kamers.
Op gang brengen van gesprekken met de academici en de diverse overheden
Al met al fulltime jobs voor wie interesse heeft voor de Rederijkerij.

Met vriendelijke rederijkersgroet,
Emiel François
Voorzitter

CONGRES 2009 MECHELEN

Thema : “Horizonten verkennen Grenzen verleggen”.
Zaterdag 13 juni 2009.
Reeds vroeg in de voormiddag zijn de rederijkers die deelnemen aan het “Rederijkersjuweel 2009”aanwezig in de stadsschouwburg.
Wij worden er begroet met een “bonsjour” van een Nederlandse deelnemer.
De man rond wie de uitwerking van het congres draait is ook reeds aanwezig.
In de loop van de voormiddag wordt voor broodjes gezorgd en rond de middag verschijnen de eerste congresgangers.
Vooral dan zij die deelnemen aan de praalstoet en zich moeten omkleden .Want de traditionele geleide stadswandeling wordt vervangen door een “praalstoet”.
Rond 14.30 u is het vertrek van deze stoet voorzien. De
praalwagens en de paardentram staan klaar .
De begeleidende fanfares zijn aangekomen. De belleman en zijn twee pages staan te trappelen om de stoet te kunnen openen.
Maar het is wachten op de Thebaanse trompetters die vastzitten op de Brusselse ring.
Uiteindelijk geeft hoofdman Gaston het startsein en vertrekt de stoet onder een stralende zon richting Grote Markt.
Veel volk langs de straten . Zo dus een mogelijkheid voor de leden van de Palmryze om nog wat strooibriefjes uit te delen waarin reclame gemaakt wordt voor het “Rederijkersjuweel”.
Terug op de Grote Markt wordt nog een kort wagenspel opgevoerd door de groep van de Stadsvisioenen.
Verrassing voor Gaston. De
Keizer en de broeders van Trou moet Blycken waren in tenue met baret en droegen een blazoen mee. Dit blazoen werd , zoals de traditie tijdens de grote Landjuwelen vereiste , met een fijne toespraak overhandigd aan de hoofdman van de organiserende Kamer.
Gaston vond niet onmiddellijk een gepast antwoord.
Vervolgens werden de congresgangers begeleid naar de Salons
Van Dyck waar zij vergast werden op het aperitief en een zeer verzorgd avondmaal.
Alles liep perfect binnen tijdsschema en onder de aanwezigen was men vol lof.
Ook de eerste contactnames en gesprekken over alles en nog wat kwamen tot stand.
Maar gezien er nog een item op het welgevulde programma stond werden wij verzocht ons naar de stadsschouwburg te begeven waar de wedstrijd om het “Rederijkersjuweel” plaats had.
Drie Kamers namen aan deze wedstrijd deel.
Een vierde Kamer had tijdig afgehaakt en de samenwerking met de stedelijke academie was er spijtig genoeg niet gekomen.
Het werd zoals bij vroegere edities opnieuw een fijne wedstrijd.
De drie kamers brachten elk een gesmaakte voorstelling van het esbattement “De Drie Minners”.
Tijdens de pauze kon de jury reeds een eerste evaluatie opmaken.
Na het optreden van de laatste Kamer kwam de jury opnieuw samen om een laureaat aan te duiden. Het was geen gemakkelijke keuze .Elke deelnemer had zich ten volle ingezet.
Uiteindelijk was het de Antwerpse kamer De Violieren die het pleit won.
Edgar Danz deelde de uitslag mee en de voorzitter van het Verbond overhandigde aan de laureaat en de twee andere deelnemers een trofee.
In het foyer werd er nog een lange tijd van gedachte gewisseld over deze wedstrijd . Zoals steeds bij een wedstrijd waren er blije en droeve gezichten .
Voorstel werd gelanceerd om de wedstrijdformule te schrappen en een “festival “ te organiseren.

Zondag 14 juni.
9.30 u. onthaal .
’t Regent . Gelukkig bleef het gisteren droog . Nu zitten wij toch binnen.
De traditionele academische zitting werd vervangen door een panelgesprek .
Na de verwelkoming door Gaston Kuyckx was het de vertegenwoordiger van de Mechelse schepen van cultuur , de heer Wim Hüskens ,conservator van het stedelijk museum , die het openingswoord voerde.
Tot onze grote verwondering vernamen wij dat hij een gedegen rederijkerij kenner is en dat hij o.a. de oude teksten van Trou moet Blycken uit Haarlem bestudeerd heeft en er een werk over geschreven heeft.
Dan volgde een eerste intermezzo. De jonge Sander Van den Broeck droeg een fel gesmaakte vertelling voor.
Hoofdbrok van deze voormiddag het “panelgesprek”. Moderator Frans De Wachter,voorzitter van de cultuurraad van Mechelen had volgens afspraak de antwoorden gekregen op de vijf vragen die aan de Kamers gesteld waren.
Als panelleden werden gevraagd : Vincent Verstappen van Moyses’Bosch.,Margret Brons van Calcar namens Nut en genoegen Holwierde en de andere Groningse kamers. Jon Ingartua van De Goudbloem uit Vilvoorde , Jacques Bauwens van Marien Theeren en Freddy Van Besien van De Fonteine. Andere panelleden waren Wim Hüskens en Geert Dufour . Deze laatste is lesgever aan de stedelijke academie van Mechelen. Er ontspon zich een goed geleid panelgesprek dat antwoorden zocht op de gestelde vragen.
Na een tweede , dit maal musikaal intermezzo door Marina Stocks en Lode Looten gaf de moderator zijn conclusies:
- De meningen lopen wat uit mekaar .
- Het is een aanzet om verdere debatten omtrent “Hoe omgaan met de komende generaties en Hoe de jeugd betrekken bij de hedendaagse kamerwerking” in te richten in de komende jaren en zo tot een “moderne kamerwerking” te komen.
Dan was het de beurt aan de afgevaardigde van de rederijkerskamer De Rode Roos uit Hasselt om het volgende congres aan te kondigen en werd met het slotwoord van Emiel François, verbondsvoorzitter dit congres afgesloten. Een fijne maaltijd in de Salons Van Dyck was de voorbode van de algemene statutaire vergadering.
Daar werd o.a; het voorstel gedaan om in de komende maanden een “workshop” voor de jeugd in te richten.
Het was inmiddels rond 15.30u. geworden en reeds waren enkele rederijkers vertrokken op weg naar huis.
De anderen werden in het lokaal van de inrichtende kamer vergast op een “tombola”
Globaal kan men stellen :
  • - Het was een goed congres in een toeristisch aantrekkelijke stad.
  • - De praalstoet was een betrachting om de Mechelaars kennis te laten maken met de rederijkerij.
  • - De verwachte publieke belangstelling voor het “Rederijkersjuweel” was er spijtig genoeg niet.
  • - De geleverde inspanning van alle medewerkers was duidelijk merkbaar in de organisatie.
E.F.

Nieuwe Prince van Ere

Nieuwe Prince van Ere bij de Koninklijke Kamer van Retorika "de Gezellen van de H.Michiel" uit Sint-Michiels
(Brugge)


De Koninklijke Kamer van Retorika “de Gezellen van de H.Michiel” werd van bij zijn aanstelling als rederijkerskamer in 1960 omringd door een korps van ereleden.
Er waren bijzondere functies zoals Prince van Ere, Gouverneur en Euver-Deken en verder de Beschermheren en de Gezellen van Ere.
Daar hij als medestichter aan de wieg van de vereniging had gestaan, werd in 1960 de titel van Prince van Ere aangeboden aan de toen jonge en dynamische burgemeester van Sint-Michiels, Michel van Maele. Hij bleef Prince van Ere tot 2003 het jaar waarin hij overleden is.
Daar belang wordt gehecht aan deze functie, werd zonder haast heel delicaat te werk gegaan bij de zoektocht naar een nieuwe Prince van Ere.
Het zou bij voorkeur iemand zijn uit Sint- Michiels, die in het maatschappelijke leven blijk geeft van enig engagement, die liefst nog volop actief in het beroepsleven staat en die op een of ander manier onze vereniging kent. Uiteindelijk werd begin 2008 door de Hoofdman een voorstel gedaan dat door de Eed werd aangenomen. Na een onderhoud met betrokkene kreeg de Hoofdman een kordaat en warm akkoord. En zo werd op 18 oktober 2008 tijdens een academische zitting voor de viering van Patroonsdag de nieuwe Prince van Ere, de heer Pol Jonckheere, geïnstalleerd. Hiertoe werd hij omhangen met de breuk, het kenteken dat door de Prince van Ere wordt gedragen tijdens feestelijkheden en plechtigheden.
De heer Pol Jonckheere werd geboren als oudste zoon in het gezin van Amand Jonckheere en Christiane Claeys en heeft nog een zus en twee broers. Hij liep school op Sint-Michiels, doorliep de middelbare afdeling in het Sint-Lodewijkscollege en studeerde aan de universiteit te Gent af als Burgerlijk Ingenieur Architect.
Thans is hij zaakvoerder van het Studiebureau Jonckheere.
Hij woont te Sint-Michiels, is gehuwd en is vader van vier zonen.
Buiten de beroepssfeer is hij ook maatschappelijk geëngageerd en werd recent verkozen tot Voorzitter van Club Brugge. Als er nog een uurtje overblijft, gaat hij soms nog wel eens een balletje slaan op het tennisveld.
Gezien zijn vader sinds jaren Gouverneur is van de Kamer, kent hij de Koninklijke Kamer van Retorika “de Gezellen van de H. Michiel”
Hij herinnert zich nog de momenten dat we, tijdens onze Driekoningenrondgang bij de ereleden, het ouderlijke huis met ons mannenkoor omtoverden tot concertruimte. Ook zijn nieuwe functie in de voetbalsector toont zijn maatschappelijk engagement.
Aldus is ons ere-korps weer voltallig en kunnen we verder rekenen op hun morele en financiële steun.

De Hoofdman van de Kamer
Willy De Meyer

IN MEMORIAM

Wij betuigden onze blijken van deelneming aan de Deken en de leden van de Koninklijke Camere van Retorika De Ghesellen van de H. Michel uit Brugge
bij het overlijden van de euverdeken Fernand Simoens

Vlaamse toneelwedstrijden op het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw (9)

Freddy Van Besien

In deze bijdrage behandelen we een wedstrijd die plaats had te Lokeren in 1789 en een andere die te Dendermonde werd georganiseerd in 1790. We hebben over de beide wedstrijden vrij veel informatie dank zij de aantekeningen van de griffier van een van de deelnemende kamers, namelijk de Fonteine uit Gent. 1789: wedstrijd te Lokeren, ingericht door Verheugd in Deugd Verheugd in Deugd was een (tijdelijke?) fusie van een rederijkerskamer en van de handboogmaatschappij van Lokeren. Dat blijkt althans uit het bericht in de Gazette van Gend van 2 oktober 1788, waarin de wedstrijd wordt aangekondigd. In het bericht vinden we de gebruikelijke informatie: er zijn drie prijzen voor een treurspel met zeven sprekende rollen (resp. een zilveren koffiekan met twaalf zilveren lepeltjes ter waarde van 175 gulden, twee zilveren kandelaars ter waarde van 100 gulden en een zilveren "Schink-Tailloore" ter waarde van 70 gulden), er is een prijs voor het zang- of blijspel (een zilveren karaf ter waarde van 50 gulden), een gouden gedenkpenning voor de verstafgelegene kamer, alsook een zilveren goud vergulde penning voor de beste acteur van elke rol. De zeven bekroonde acteurs dienen er zich toe te verbinden samen op de dag van de prijsuitreiking het treurspel op te voeren. De loting heeft plaats op 26 oktober 1788 in het Hof van Sint-Sebastiaan en de deelnemende kamers dienen een inleg van 3 pond te betalen. De wedstrijd zal beginnen op de tweede Paasdag en dan worden voortgezet op alle zon- en feestdagen behalve op Pinksteren en op de H. Sacramentsdag. Het bericht is ondertekend door de griffier, P.F. Maesschalk.
Het treurspel dat in deze wedstrijd werd opgelegd is "Trazimus en Timagenus, of den zegepraal der vriendschap" van Du Buisson in een Nederlandse vertaling van J.J.Antheunis. Het werd in 1788 bij de weduwe Du Caju te Dendermonde uitgegeven. In het boek treffen we ook de resultaten van de loting aan, waaraan veertien kamers deelnamen:
Dendermonde: Deugd is ’t motief (13 april 1789)
Wetteren: Noyt volleerd (19 april)
Izegem: Eerd de Redenkonst (26 april)
Stekene: De Distelbloem, scherp om grypen (3 mei)
Eeklo: Kend u zelven (10 mei)
Gent: De Fonteinisten (17 mei)
Vrasene: Niets dat meerder lijd, Als konste door den nyd (21 mei)
Zomergem: De Naervolgers van Melpomene (24 mei)
Wichelen: ’T is iver die ons leyd, Maer geen hoogmoedigheyd (1juni)
Gent: Jong en leerzugtig (7 juni)
Hamme: De verdrukte Iveraers (14 juni)
Deinze: Drollige herten, vieze perten (21 juni)
Zomergem: D’oeffening leert (28 juni)
Zottegem: Rhetorica die bloeyd, Daer liefd en eendragt groeyt (29juni)
De deelnemers uit Deinze waren de pas opgerichte kamer met kenspreuk "Geen konst zonder nyd"; ze bestond uit vroegere leden van de Nazarenen (devies "Doynze om een beter") en ze had voor deze gelegenheid de naam van "Drollige herten, vieze perten" gekozen. Deinze speelde als blijspel "De twee gierigaerts" (cf. Van den Abeele 1945, p. 12).
De secretaris van de Gentse Fonteine, procureur P.J. Jacquemijn, geeft een beschrijving van de intrede van zijn kamer in Lokeren op 17 mei 1789.
De praalstoet was als volgt samengesteld: een standaarddrager te paard, keteltrommels en trompetten, enkele slaven die zeven kanonnen trokken, twee harnassiers die het wapen van het gilde droegen, de knape in livrei, al de leden in twee rijen, met tussenin trommels en fluiten, de vaandeldrager, muzikanten met blaasinstrumenten, twee “wildemans” die een blazoen droegen met daarop de eremedailles die door de Fonteine zijn behaald, de hoofdman tussen twee medeleden, de proost eveneens tussen twee medeleden, een rijtuig met een groep die het blijspel verbeeldde, een ander rijtuig met een groep die het treurspel verbeeldde, een bende uitheemse soldaten, een rijtuig met muzikanten, gevolgd door nog meer rijtuigen.
Jacquemijn geeft ook de lijst van de vertolkers van het treurspel: Pieter de Moor (Trazimus), Jacobus van Santen (Timagenus),
Joannes Josephus vanden Borren (Ericia), Joannes van Loo (Memnon), Pieter Blauwe, Franciscus van den Abeele, Pieter Lorio en Anthone Montague. Het opgevoerde blijspel was “Claes in opera”.

Op 24 mei gaf de Fonteine op uitnodiging van de inrichtende kamer een extravoorstelling en voerde “Mahomet” (Voltaire) en de klucht “Janot” op (cf. Jacquemijn).
Dat schijnt erop te wijzen dat het gezelschap uit Zomergem, dat op die dag was geprogrammeerd, op een ander moment optrad of zelfs helemaal niet optrad.

Over de uitslag van de wedstrijd zijn we uitsluitend aangewezen op de aantekeningen van Jacquemijn: de Fonteine ontving van de inrichters een brief gedateerd 1 juli 1789, waarin werd meegedeeld dat ze de eerste prijs had gewonnen voor het treurspel en een gouden medaille voor de mooiste intrede. Bovendien werd aan niet minder dan vier acteurs, Jacobus van Santen, Pieter de Moor, Joannes Josephus vanden Borren en Pieter Lorio, een vergulde zilveren medaille toegekend voor de wijze waarop ze hun rol hadden gespeeld.
De plechtige prijsuitreiking had plaats te Lokeren op 9 augustus 1789, gevolgd door de opvoering van het “stuk van ere”: de vier bekroonde Fonteinisten voerden, samen met de bekroonde acteurs van de andere deelnemende gezelschappen, nogmaals “Trazimus en Timagenus” op.
De volgende dag, 10 augustus 1789, kwamen de prijswinnaars terug naar Gent. Het moet een triomfantelijke tocht zijn geweest.
In Lochristi werden ze namelijk opgewacht door enthousiaste Fonteinisten. Jacquemijn beschrijft het als volgt:
”Ende op den thienden augustij 1789 hebben meer als hondert van onse mede broeders, op hunnen cost, met tweëentwintig expresse voituren de prijs winnende confraters van tot Loochristij ingehaelt ende de voorseijde vier prijs winders geplaceert in eene voiture bespannen met vier peerden, benevens eene andere voiture met vier peerden waer in waeren geplaetst maegdekens de welke waeren verthoonende de blasoenen waer aen de prijsen waeren vastgemaeckt. Ende heeft sijn hoogheijt prins Lokowits, bisschop van Gendt, op sijn casteel aen hun gepresenteert den wijn van eere, ende aldus is geheel het gevolg direct gereden naer onse konstzael den Parnassusberg alwaer des savonts door ons gilden is gegeven eenen luijsterlijcken bal met de speelders van het regiment van virgel”.
Ook Vanden Borren, zelf een van de prijswinnaars, beschrijft de inhaling:
“Zij wierden buiten de Dampoort ingehaeld door de leden van het Rhetorica met 52 koetsen en 3 berlynen waer in de muzikanten zatten die gedurende den weg muziekstukken uitoeffende, alsook door de vier hoofd gildens der stad Gent met hunne bannieren en eerteekens; zij kwamen alzoo binnen de stad Gent, onder het geluid der triumphklok, vooraf gegaen door den vaendeldraeger te paard der Fonteinisten, die was Joannes Minne.
De prijswinnaers waren gezeten met den eerwaerdigen heer Lion, proost der Societeit in de alderbeste koetse van den Prins Lobkowitz, bisschop van Gent. Zij rijdten langs de pricipaelste straete der stad naer de nieuwe zael van Rhetorica op de Houtleye, die alsdan voor de eerste mael geopend wierd. Deze feest wierd gesloten door eenen luisterlijken bal die plaets had in de nieuwe zael van Parnassusberg.”
Naderhand, aldus Vanden Borren, werd De Fonteine uitgenodigd om “Trazimus en Timagenus”, waarmee ze de wedstrijd te Lokeren had gewonnen, op het kasteel van bisschop Lobkowitz te Lochristi op te voeren.
Daarna voerde ze “Den gemaekten rouw” op.
Na de opvoering werden de Fonteinisten uitgenodigd op het bal dat de bisschop op het kasteel bij die gelegenheid gaf. De bisschop en zijn vicarissen waren aanwezig en vele genodigden uit Gent. Vanden Borren geeft een gedetailleerde beschrijving van een voorval met het vermiste zilveren horloge van een van de acteurs, dat naderhand wordt teruggevonden, terwijl ondertussen bisschop Lobkowitz hem al zijn eigen gouden horloge had gegeven (zie ook De Keyser 1928).
De Wakkense dichter P.J. de Borchgraeve schreef een vleiend gedicht naar aanleiding van deze wedstrijd met als titel "Den invloed der onwaerdeerbare vriendschap" (cf. De Borchgraeve 1861, 45-49).

Bronnen:
De Borchgraeve, J. Gedichten van De Borchgraeve, uitgegeven door zynen kleinzoon, Gent, 1861.
De Keyser, P., “Een onbekende bladzijde uit de geschiedenis van ‘De Fonteyne’”, in: Oostvlaamsche Zanten, 3, 1928, 81-87.
Gazette van Gend
Jacquemijn, P.J., Jaerboeck van de Letterkundige maetschappeije in de nederduijtsche academie geseijt fonteinisten tot gent begonst door den procureur Jacquemijn, Secretaris der selve maetschappeije, behelsende de besondere voorvallen, geschiedenissen, eerbewijsingen gedaen ende ontfangen, beschrijvingen, prijswinningen ende alsoo voorts, handschrift, z.d.
Van den Abeele, H., "Geschiedenis der rederijkerskamer met zinspreuk Geen konst zonder nyd. Opgeregt door de leerzugtige iveraeren binnen de stede van Deynse 1789-1858" Jaarboek van den Kunst- en Oudheidkundigen Kring, 1945
Vanden Borren, J.J., handschrift, 1847

1790: wedstrijd te Dendermonde, ingericht door de Distelieren
Het opgelegde treurspel was "Constantia de Saint-Denis" van J.E. de Witte. Dit oorspronkelijk Nederlandstalig stuk werd uitgegeven te Dendermonde in 1789. Zeven kamers namen aan de wedstrijd deel (cf. De Vlaminck 1863, p. 186):
Vrasene: Jonge telgen zijn te buigen, maar oude boomen niet
Lokeren: Vreugd in deugd
Gent: Jong en leerzuchtig
Lokeren: De groeiende leerlingen
Lebbeke: 't Is yver die ons leid, maar geen hoogmoedigheid
Gent: de Fonteinisten
Buggenhout: Yverig tot de konst

Uit het al eerder geciteerde "Jaerboeck" van griffier Jacqemijn van de Fonteine blijkt dat de Gentse kamer optrad op 6 juni 1790 en dat ze als nastuk “De gierigaert” (Molière) speelde. De rolverdeling voor “Constantia van Saint Denis” was als volgt: J.J. vanden Borren (Constantia de Saint-Denis), Jacobus van Santen (Valleran de Rochefort), Pieter Lorio (La Brie), Vandenabeele (Alcar), Pieter van Loo (Sauvage), Pieter de Moor (Vauclair de Saint Denis), Van den Beneden (Robert Heinplan) en Pieter de Wolf (Darbalyn).
Op 18 juni 1790 ontving de Fonteine een brief van de “Vereenigde Rhetors“ uit Dendermonde met de uitslag (cf. Jacquemijn): de Fonteine kreeg de eerste prijs voor de tragedie en ook drie eremedailles voor acteurs, nl. J.J. vanden Borren (Constantia), Jacobus van Santen (Valleran de Rochefort) en Pieter de Moor (Vauclair de Saint-Denis). Zij speelden mee in het “stuk van eer” te Dendermonde op 23 augustus 1790.
De Fonteine was echter niet tevreden met deze uitslag, want ze stuurde een antwoord naar Dendermonde met de vraag waarom “De Gierigaert” (Molière) niet was bekroond met de eerste prijs voor het blijspel (cf. Jacquemijn). De Fonteine vindt haar opvoering “beter tsament geschakelt en uijtgevoerd” dan die van het bekroonde stuk van Lebbeke en suggereert dat de jury het stuk te lang vond. De Fonteine eist genoegdoening. Of Dendermonde op de uitslag is teruggekomen, weten we niet.
Bronnen:
De Vlamynck, A., "Jaerboeken der Thieltsche Rhetorykkamer", Vaderlandsch Museum 1863, 1-249
Jacquemijn, P.J., Jaerboeck van de Letterkundige maetschappeije in de nederduijtsche academie geseijt fonteinisten tot gent begonst door den procureur Jacquemijn, Secretaris der selve maetschappeije, behelsende de besondere voorvallen, geschiedenissen, eerbewijsingen gedaen ende ontfangen, beschrijvingen, prijswinningen ende alsoo voorts, handschrift, z.d.

Info :

Femke Kramer , een van de prominente sprekers die wij mochten begroeten op een van onze vorige congressen heeft een nieuw boek uitgebracht :

“Mooi vies, knap lelijk”
Grotesk realisme in rederijkerskluchten.
Uitgeverij Verloren
PB 1741 1200 BS Hilversum
Ingenaaid en geïllustreerd 364 blz 36 €

Wie het kluchtenrepertoire van de zestiendeeeuwse rederijkers leest, wordt uitgenodigd om zich schilderachtige figuren in actierijke situaties voor te stellen. De kluchtenlezer is getuige van duiveluitdrijvingen, schransen vechtpartijen, mishandelingen, vermommingen, gegooi met etenswaren en huisraad, of taferelen waarin mensen in dierenvellen worden genaaid.
Als hij zich bij deze visuele voorstellingen ook een klankbeeld voorstelt,dan hoort hij beeldrijke formuleringen, taalverhaspelingen, hyperbolische vergelijkingen, macaronische bezweringen, gewelddadige dreigementen en scheldduels vol bizar woordgebruik.
Mooi vies, knap lelijk legt het artistieke principe bloot dat zich manifesteert in de buitensporige lichaamsrepresentaties en het woekerende en gespierde taalgebruik in dit theatergenre.
Femke Kramer laat zien hoe deze geësthetiseerde ‘lelijkheid’ getuigt van een cultuur die zich in grote hevigheid aan het vernieuwen was.
Haar boek bevat tevens een catalogus met samenvattingen van de 77 kluchten die erin worden besproken.

Geschiedenis van de rederijkerij

(Deel 53) Rederijkersliteratuur_tijdens_de_opstand | historierefreinen | martelaarsliederen | Geuzenliederen | Een_nieuw_Geusen_Lieden_Boecxken

In het vorige deel van de Geschiedenis van de Rederijkerij hebben we de vernielingen tijdens de Beeldenstorm bekeken en de reactie van de overheid erop, met vooral de aanpak van de hertog van Alva. In dit deel nemen we een aanvang met literatuur van de rederijkers tijdens de woelige periode van de 16de eeuw, met onder meer: de geuzenliederen en de reformatorische refreinen spelen.
Literatuur in de periode van de Hervorming en de Opstand
De Hervorming, na 1566 bovendien nauw verbonden met de nationale strijd tegen Spanje, heeft op de 16de eeuws literatuur een diepe weerslag gehad. Kijk maar naar het reeds eerder behandelde rederijkerstoneel en de literatuur met hervormingsgezinde inslag, de schriftuurlijke liederen en refreinen, de bijbelvertalingen en de verschillende psalmbewerkingen, de geuzenliederen, de pamfletten en de polemische traktaten. Veel hiervan is het werk van rederijkers, maar lang niet alles!

Rederijkersliteratuur tijdens de opstand
De rederijkers hebben tegen de tweede helft van de 16de eeuw in de Nederlanden al heel wat stof doen opwaaien. Zoals we reeds gezien hebben,uiten velen onder hen, onder Karel V, hun verzet tegen de gevestigde orde, dit wil zeggen de Roomse kerk en haar vertegenwoordigers. Ondanks de draconische plakkaten waarmee Karel V de ketterij tracht uit te roeien, de drukpers en de boekhandel probeert aan banden te leggen en de literatuur te censureren, dringen de opvattingen van Luther en consorten uiterst gemakkelijk door, en niet minder in rederijkerskringen.

Hier stelt men in vele kamers de behandeling van religieuze, ethische en theologische vraagstukken enorm op prijs en beschouwt men het vaak als toppunt van kunst. De geest van vrij onderzoek, ontzettend gestimuleerd door de renaissance, zal op de gestelde vragen bij wedstrijden, bijvoorbeeld meer en meer onafhankelijkheid in de hand werken, zodat men niet meer volledig in de pas van het katholicisme blijft lopen.
Dit is reeds in 1496 het geval (!), als op de Antwerpse rederijkerswedstrijd de vraag als volgt luidt: 'Wat is het goddelijkste mysterie' of 'Welke goddelijke genadeblik voor de zaligheid van de mensen het beste is'. Deze vragen geven reeds de gelegenheid om, onder het mom van allusies en symboliek, te discuteren over theologische punten die vroeger niemand in vraag zou durven gesteld hebben.
Het is niet verwonderlijk dat de ideeën van de Hervorming een gunstige grond vinden onder de rederijkers die voornamelijk samengesteld zijn uit leden van de intellectuele klasse. De klemtoon op de literatuur uit deze periode ligt dan ook op de 'strijd': strijdliteratuur. De godsdienstige liederen, de refreinen die verspreid worden, alle middelen zijn goed om de leerstellingen te verspreiden waartegen de overheid strijd voert. De pamfletten houdt men verborgen, bijvoorbeeld onder de mantels.

In deze periode - 1545 tot 1585 - zijn ook een aantal zogenaamde historierefreinen overgeleverd. Binnen de door de rederijkers zelf gehanteerde onderverdeling in het refreingenre, kunnen dit soort refreinen gerust in het genre “in 't vroede” vallen. Deze groep refreinen omvat immers niet alleen religieus-con-templatieve refreinen, maar ook de meer politieke die betrekking hebben op de geuzen, de Hervorming en historische gebeurtenissen.
Vooral in de tweede helft van de 16de eeuw krijgen deze, meer op de wereld gerichte refreinen, meer betekenis. Daarom noemt Van Elslander deze refreinen in zijn “Het Refrein in de Nederlanden...” een aparte vierde categorie, met die stukken die toen naar aanleiding van de politieke en religieuze twisten in de Nederlanden geschreven zijn en vaak waardevolle bronnen vormen voor de heersende geestestoestand in die jaren. We weten dat de rederijkers zelf deze refreinen niet als een aparte categorie onderscheiden, maar toch is er veel voor te zeggen om dit wel te doen. De historierefreinen zijn in hun bedoeling verwant aan het historielied: het verhalen en becommentariëren van historische feiten, waardoor zij dienst kunnen doen als een soort van nieuwsberichten. Een nadere definitie van het genre is niet echt mogelijk. De vorm en de inhoud zijn wel bepaald, maar de details in de uitwerking verschillen van dichter tot dichter. De meeste 16de eeuwse refreinen die historische of politieke stof behandelen, staan dan ook meestal in nauw verband met de godsdienstige tegenstellingen, waarvan velen dan weer opgenomen zijn in het “Geuzen-Liedboek”.


Daarnaast zullen heel wat Nederlandse 'martelaarsliederen' het licht zien, vooral naar aanleiding van terechtstellingen van wederdopers, zoals we reeds vermeld hebben, dé grote slachtoffers van de vervolgingen.

Geuzenliederen

Door de vervolgingen van de wederdopers, lutheranen en calvinisten, ontstaan in het midden van de 16de eeuw martelaarsliederen, getuigend van een krachtig geloof en van haat tegen de onderdrukkers. Op dit genre kom ik later nog terug. Rond 1565 gaat dit genre over in felle strijdzangen.

De politieke spanningen en de strijd van de 'geuzen' tegen Spanje vinden hun neerslag in politieke refreinen en 'geuzenliederen'. Dat laatste 'genre' wordt op straat meegezongen, op vlugschriften verspreid en later in 'geuzenliedboeken' opgenomen. Ze worden voor de eerste maal gebundeld in:


'Een nieuw Geusen Lieden Boecxken Waerinne begrepen is den gantschen gheschiedennissen dees voorleden Jaeren tot noch toe ghedragen eensdeels onderwijlen in Druck wtgegaen / eensdeels nu [=1581] nieu byghevoecht'.
De oudst bewaarde druk hiervan dateert van ± 1581.
Een eerste druk schijnt in 1574 verschenen te zijn ofschoon er daarvan geen exemplaren meer voorhanden zijn. In dit liedboek zijn onder meer opgenomen de geuzen- en strijdliederen als 'Van den tienden Penningh', 'Slaet opten trommele' en 'de Slach van Heiligerlee'. Gedurende de 80-jarige oorlog zoal het meer dan twintig keer herdrukt en aangevuld worden.
Men vindt in de Geuzenliedboeken allerhande liederen terug, 'spotgedichten' over 'afgedane zaken' als “papen, vagevuur en zielemis”, 'historieliederen' over zeeslagen, veldslagen, of het beleg en ontzetten van een stad, en 'propagandaliederen' tegen de 'Inquisitie, de tiende penning en Alva, de tiran', en vóór Oranje, de vader des vaderlands en verdediger van de vrijheid.
Maar ook liederen over de pardonisten, dit zijn diegene die het General Pardon van Margaretha van Parma gevraagd hebben om zich schoon te wassen. Tot de bekendste Oranjeliederen behoren 'Help nu u self' en het 'Wilhelmus', dat in 1932 als Nederlandse hymne wordt erkend. Enkele namen van dichters die bekend geworden zijn en waar we het later nog uitgebreid zullen over hebben, zijn onder andere Coornhert, Reael, Van Haecht en de Heere.
De inhoud van sommige liederen wisselt tussen bijtende spot en soms grove schimp op de priesters en de katholieke leer, naast schampere spot op de Spaanse onderdrukkers en krachtige aansporingen tot volharding in het geloof en opstandigheid, of uitbundige lof op bepaalde overwinningen.
De geuzenpamfletten of vlugschriften zijn meestal anoniem. Ze kunnen ontroerend of sarcastisch zijn, verbeten of vrolijk en kleurig, of overredend, zoals de 'Vermaningen aen die gemeyne capiteynen en de Krijchsknechten' van 1568, waarin landgenoten die in Spaanse dienst blijven, tot echte vaderlandsliefde worden aangespoord en het renaissancebegrip vaderland wordt ontleed.

Wordt vervolgd
Jan Rooms

Verslag Algemene vergadering

  1. Verwelkoming Welkomwoord door de voorzitter op de jaarlijkse verplichte statutaire vergadering in het kader van het jaarlijks congres in de Salons Van Dijck te Mechelen.
  2. Werkingsverslag dienstjaar 2008
    N.Gits brengt verslag uit over de werking van het Verbond tijdens het voorbije dienstjaar.
    Dit verslag wordt door de Algemene Vergadering zonder opmerkingen goedgekeurd.
  3. Jaarrekening 2008
    Willy De Meyer, penningmeester, stelt de jaarrekening 2008 voor.
    De jaarrekening wordt zonder opmerkingen goedgekeurd door de Algemene Vergadering.
    Ter informatie meldt de Voorzitter dat in 2008 : 34 Kamers, 6 stichters en 8 toetredende leden aangesloten waren bij het Verbond, hetgeen opnieuw een lichte verbetering is tov vorige jaren.
    De Algemene Vergadering geeft haar akkoord voor de ontlasting van de beheerders.
  4. Voorleggen begroting 2009
    De voorzitter stelt de begroting voor het werkjaar 2009 voor.
    De voorgestelde begroting 2009 is sluitend en wordt door de Algemene Vergadering goedgekeurd.
  5. Verkiezing van een deel van de leden van de Raad van Bestuur
    Er werden geen nieuwe officiële kandidaturen ingediend.
    De uittredende leden zijn reglementair herverkiesbaar.
    Binnen de Raad van Bestuur werd afgesproken dat ons bestuurslid Jean De Groef, gezien zijn hoge leeftijd en zijn jarenlange bijdrage aan de werking van het Verbond, de titel van erebestuurslid zal toegekend worden.
    Zijn dus herverkiesbaar:
    • Jacques Bauwens,
    • Gaston Kuyckx,
    • Jean-Paul Rooms,
    • René Willems
    Om verkozen te zijn moeten de kandidaten minimum de helft plus een van de aanwezige stemmen en de volmachten behalen. Er
    dient voor elke kandidaat een ja- of een neen-stem te worden uitgebracht.
    De vier bestuurders werden herverkozen.
    De Voorzitter feliciteert de herverkozen leden en stelt dat op de eerstvolgende Raad van Bestuur de taken zullen herverdeeld worden.
  6. Organisatie Congres 2010 en 2011
    Zoals aangekondigd tijdens de academische zitting, wordt het volgend congres 2010 ingericht door de Rederijkerskamer De Roode Roos te Hasselt.
    Het 27ste congres zal plaatshebben op 29 en 30 mei 2010.
    De Voorzitter is ervan overtuigd dat de Kamer zich tenvolle zal inzetten om ons op een mooi congres te vergasten
    Wij zijn tevens nog op zoek naar kandidaturen voor 2011 en ook reeds voor 2012.
    Voor 2011 werden twee contacten gelegd maar men moet nog tot definitieve afspraken komen.
    Eveneens wordt gezocht naar een medewerker aan ons tijdschrift vanuit Nederland.
    Mogelijke kandidaten zijn van harte welkom !
    Er werd in het tijdschrift met een nieuwe reeks gestart, waarin elke Kamer de mogelijkheid heeft zichzelf of een belangrijke figuur in de Kamer voor te stellen.
    Wie neemt de uitdaging aan ?
  7. Allerlei en rondvraag
    • Tijdschrift Begin 2008 werd gestart met de verdeling van het tijdschrift via electronische mail.
      Op deze wijze krijgen alle leden van de aangesloten Kamers die over een emailadres beschikken, het tijdschrift thuis bezorgd, zodat zij ook op de hoogte blijven van onze werking.
      Probleem is echter wel dat emailadressen regelmatig wijzigen en er dus een deel teruggezonden worden met een fout adres.
      Dit geldt ook voor de tijdschriften die met de post verstuurd worden.
      De Voorzitter doet een oproep om zoveel mogelijk beschikbare en correcte adressen van Kamers te willen bezorgen.
      Opmerking wordt gemaakt dat het meest gemakkelijke systeem is: tijdschrift naar één contactadres doorsturen, die dan naar de leden doorstuurt.
      J.A.Buiskool (webmaster) meldt dat het tijdschrift op het openbaar gedeelte van de website geplaatst wordt (www.rederijkers.org).
    • Frans Rookmakers, Red.vereniging Jacob Van Lennep Breda is nog niet als Kamer actief maar is wel bereid om mee in te staan voor de organisatie van het overleg ivm besluiten panelgesprek congres o.a. de organisatie buiten het jaarlijks congres van een workshop “ jongeren”
      Vincent Verstappen van Moyses’ Bosch was bereid mee te werken aan de voorbereiding.
    • Thierry Hermans, Ste Barabara Aalst en Herman Bosteels van Constminnende Jonkheit Lebbeke willen constructief meewerken aan toekomstplanning.
      De Voorzitter bedankt alle leden van de Algemene Vergadering voor hun aanwezigheid en wenst hun verder nog een aangename namiddag toe in Mechelen.

Lidmaatschapsbijdrage 2010

De Raad van Bestuur besliste de lidmaatschapsbijdrage 2010 niet te verhogen.
Dit moet iedereen de mogelijkheid geven om tegen een minieme bijdrage lid te blijven van het Verbond.
Hiervoor ontvangt elke Kamer of elk toetredend lid per kwartaal het tijdschrift van het Verbond.

  • Kamers : € 25
    Zij ontvangen het tijdschrift
    Zij hebben medezeggenschap in het Verbond .
    Zij kunnen deelnemen aan werkgroepen en studiedagen.
    Wie zich geroepen voelt mag steeds een hoger bedrag overmaken. Dit zal dan speciale vermelding genieten in het tijdschrift.

  • Toetredende leden : € 15
    Zij ontvangen het tijdschrift en steunen hierdoor de rederijkerij .

    De Vlaamse Kamers en toetredende leden kunnen hun bijdrage voldoen op onze bankrekening 293-0322480-10.
    De Nederlandse Kamers en toetredende leden via europese overschrijving
    Kenmerken bankrekening :
    BIC : GEBABEBB . IBAN : BE41 2930 3224 8010