Terug naar index
Ons Camers và Rhetorike
Contactadres en verantwoordelijke uitgever: Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.
-
Emiel Francois
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
22 ste jaargang nr 2 april - mei - juni
In dit nummer...
Woordje van de voorzitter
Beste vrienden Rederijkers,
Na een droge, warme en lange vakantieperiode wacht ons een
goedgevuld najaar.
Terugblikken op het voorbije congres te Mechelen.
Onderzoeken en uitvoeren van de genomen besluiten.
Herverdelen van de bestuurstaken binnen de Raad van Bestuur.
Advies en hulp bij de voorbereiding van de komende congressen
in 2010 en 2011.
Het zoeken naar een kandidaat voor de inrichting van het congres
in 2012.
Het op punt zetten van een “workshop voor jongeren“waarover
meer in ons volgend tijdschrift.
Speuren naar kandidaat Kamers om zich zelf voor te stellen in ons
tijdschrift.
Verzamelen van historische gegevens over onze Kamers.
Op gang brengen van gesprekken met de academici en de diverse
overheden
Al met al fulltime jobs voor wie interesse heeft voor de
Rederijkerij.
Met vriendelijke rederijkersgroet,
Emiel François
Voorzitter
CONGRES 2009 MECHELEN
Thema : “Horizonten verkennen Grenzen verleggen”.
Zaterdag 13 juni 2009.
Reeds vroeg in de voormiddag zijn de rederijkers die deelnemen
aan het “Rederijkersjuweel 2009”aanwezig in de stadsschouwburg.
Wij worden er begroet met een “bonsjour” van een Nederlandse
deelnemer.
De man rond wie de uitwerking van het congres draait is ook
reeds aanwezig.
In de loop van de voormiddag wordt voor broodjes gezorgd en
rond de middag verschijnen de eerste congresgangers.
Vooral dan zij die deelnemen aan de praalstoet en zich moeten
omkleden .Want de traditionele geleide stadswandeling wordt
vervangen door een “praalstoet”.
Rond 14.30 u is het vertrek van deze stoet voorzien.
De
praalwagens en de paardentram staan klaar .
De begeleidende fanfares zijn aangekomen. De belleman en zijn
twee pages staan te trappelen om de stoet te kunnen openen.
Maar het is wachten op de Thebaanse trompetters die vastzitten op
de Brusselse ring.
Uiteindelijk geeft hoofdman Gaston het startsein en vertrekt de
stoet onder een stralende zon richting Grote Markt.
Veel volk langs de straten . Zo dus een mogelijkheid voor de
leden van de Palmryze om nog wat strooibriefjes uit te delen
waarin reclame gemaakt wordt voor het “Rederijkersjuweel”.
Terug op de Grote Markt wordt nog een kort wagenspel opgevoerd
door de groep van de Stadsvisioenen.
Verrassing voor Gaston.
De
Keizer en de broeders van Trou moet Blycken waren in tenue
met baret en droegen een blazoen mee. Dit blazoen werd , zoals
de traditie tijdens de grote Landjuwelen vereiste , met een fijne
toespraak overhandigd aan de hoofdman van de organiserende
Kamer.
Gaston vond niet onmiddellijk een gepast antwoord.
Vervolgens werden de congresgangers begeleid naar de Salons
Van Dyck waar zij vergast werden op het aperitief en een zeer
verzorgd avondmaal.
Alles liep perfect binnen tijdsschema en onder de aanwezigen was
men vol lof.
Ook de eerste contactnames en gesprekken over alles en nog wat
kwamen tot stand.
Maar gezien er nog een item op het welgevulde programma stond
werden wij verzocht ons naar de stadsschouwburg te begeven
waar de wedstrijd om het “Rederijkersjuweel” plaats had.
Drie Kamers namen aan deze wedstrijd deel.
Een vierde Kamer had tijdig afgehaakt en de samenwerking met
de stedelijke academie was er spijtig genoeg niet gekomen.
Het werd zoals bij vroegere edities opnieuw een fijne wedstrijd.
De drie kamers brachten elk een gesmaakte voorstelling van het
esbattement “De Drie Minners”.
Tijdens de pauze kon de jury reeds een eerste evaluatie opmaken.
Na het optreden van de laatste Kamer kwam de jury opnieuw
samen om een laureaat aan te duiden. Het was geen gemakkelijke
keuze .Elke deelnemer had zich ten volle ingezet.
Uiteindelijk was het de Antwerpse kamer De Violieren die het
pleit won.
Edgar Danz deelde de uitslag mee en de voorzitter van het
Verbond overhandigde aan de laureaat en de twee andere
deelnemers een trofee.
In het foyer werd er nog een lange tijd van gedachte gewisseld
over deze wedstrijd . Zoals steeds bij een wedstrijd waren er blije
en droeve gezichten .
Voorstel werd gelanceerd om de wedstrijdformule te schrappen en
een “festival “ te organiseren.
Zondag 14 juni.
9.30 u. onthaal .
’t Regent . Gelukkig bleef het gisteren droog . Nu zitten wij toch
binnen.
De traditionele academische zitting werd vervangen door een
panelgesprek .
Na de verwelkoming door Gaston Kuyckx was het de
vertegenwoordiger van de Mechelse schepen van cultuur , de heer
Wim Hüskens ,conservator van het stedelijk museum , die het
openingswoord voerde.
Tot onze grote verwondering vernamen wij dat hij een gedegen
rederijkerij kenner is en dat hij o.a. de oude teksten van Trou moet
Blycken uit Haarlem bestudeerd heeft en er een werk over
geschreven heeft.
Dan volgde een eerste intermezzo. De jonge Sander Van den
Broeck droeg een fel gesmaakte vertelling voor.
Hoofdbrok van deze voormiddag het “panelgesprek”.
Moderator Frans De Wachter,voorzitter van de cultuurraad van
Mechelen had volgens afspraak de antwoorden gekregen op de
vijf vragen die aan de Kamers gesteld waren.
Als panelleden werden gevraagd : Vincent Verstappen van
Moyses’Bosch.,Margret Brons van Calcar namens Nut en
genoegen Holwierde en de andere Groningse kamers.
Jon Ingartua van De Goudbloem uit Vilvoorde , Jacques Bauwens
van Marien Theeren en Freddy Van Besien van De Fonteine.
Andere panelleden waren Wim Hüskens en Geert Dufour . Deze
laatste is lesgever aan de stedelijke academie van Mechelen.
Er ontspon zich een goed geleid panelgesprek dat antwoorden
zocht op de gestelde vragen.
Na een tweede , dit maal musikaal intermezzo door Marina Stocks
en Lode Looten gaf de moderator zijn conclusies:
- De meningen lopen wat uit mekaar .
- Het is een aanzet om verdere debatten omtrent “Hoe
omgaan met de komende generaties en Hoe de jeugd
betrekken bij de hedendaagse kamerwerking” in te richten
in de komende jaren en zo tot een “moderne
kamerwerking” te komen.
Dan was het de beurt aan de afgevaardigde van de
rederijkerskamer De Rode Roos uit Hasselt om het volgende
congres aan te kondigen en werd met het slotwoord van Emiel
François, verbondsvoorzitter dit congres afgesloten.
Een fijne maaltijd in de Salons Van Dyck was de voorbode van de
algemene statutaire vergadering.
Daar werd o.a; het voorstel gedaan om in de komende maanden
een “workshop” voor de jeugd in te richten.
Het was inmiddels rond 15.30u. geworden en reeds waren enkele
rederijkers vertrokken op weg naar huis.
De anderen werden in het lokaal van de inrichtende kamer vergast
op een “tombola”
Globaal kan men stellen :
- - Het was een goed congres in een toeristisch aantrekkelijke
stad.
- - De praalstoet was een betrachting om de Mechelaars
kennis te laten maken met de rederijkerij.
- - De verwachte publieke belangstelling voor het
“Rederijkersjuweel” was er spijtig genoeg niet.
- - De geleverde inspanning van alle medewerkers was
duidelijk merkbaar in de organisatie.
E.F.
Nieuwe Prince van Ere
Nieuwe Prince van Ere bij de Koninklijke Kamer van Retorika "de Gezellen van de H.Michiel" uit Sint-Michiels
(Brugge)
De Koninklijke Kamer van Retorika “de Gezellen van de
H.Michiel” werd van bij zijn aanstelling als rederijkerskamer in
1960 omringd door een korps van ereleden.
Er waren bijzondere functies zoals Prince van Ere, Gouverneur en Euver-Deken en
verder de Beschermheren en de Gezellen van Ere.
Daar hij als medestichter aan de wieg van de vereniging had
gestaan, werd in 1960 de titel van Prince van Ere aangeboden aan
de toen jonge en dynamische burgemeester van Sint-Michiels,
Michel van Maele. Hij bleef Prince van Ere tot 2003 het jaar
waarin hij overleden is.
Daar belang wordt gehecht aan deze functie, werd zonder haast
heel delicaat te werk gegaan bij de zoektocht naar een nieuwe
Prince van Ere.
Het zou bij voorkeur iemand zijn uit Sint-
Michiels, die in het maatschappelijke leven blijk geeft van enig
engagement, die liefst nog volop actief in het beroepsleven staat
en die op een of ander manier onze vereniging kent. Uiteindelijk
werd begin 2008 door de Hoofdman een voorstel gedaan dat door
de Eed werd aangenomen. Na een onderhoud met betrokkene
kreeg de Hoofdman een kordaat en warm akkoord. En zo werd op
18 oktober 2008 tijdens een academische zitting voor de viering
van Patroonsdag de nieuwe Prince van Ere, de heer Pol
Jonckheere, geïnstalleerd. Hiertoe werd hij omhangen met de
breuk, het kenteken dat door de Prince van Ere wordt gedragen
tijdens feestelijkheden en plechtigheden.
De heer Pol Jonckheere werd geboren als oudste zoon in het gezin
van Amand Jonckheere en Christiane Claeys en heeft nog een zus
en twee broers. Hij liep school op Sint-Michiels, doorliep de
middelbare afdeling in het Sint-Lodewijkscollege en studeerde
aan de universiteit te Gent af als Burgerlijk Ingenieur Architect.
Thans is hij zaakvoerder van het Studiebureau Jonckheere.
Hij woont te Sint-Michiels, is gehuwd en is vader van vier zonen.
Buiten de beroepssfeer is hij ook maatschappelijk geëngageerd en
werd recent verkozen tot Voorzitter van Club Brugge. Als er nog
een uurtje overblijft, gaat hij soms nog wel eens een balletje slaan
op het tennisveld.
Gezien zijn vader sinds jaren Gouverneur is van de Kamer, kent
hij de Koninklijke Kamer van Retorika “de Gezellen van de H.
Michiel”
Hij herinnert zich nog de momenten dat we, tijdens onze
Driekoningenrondgang bij de ereleden, het ouderlijke huis met
ons mannenkoor omtoverden tot concertruimte. Ook zijn nieuwe
functie in de voetbalsector toont zijn maatschappelijk engagement.
Aldus is ons ere-korps weer voltallig en kunnen we verder
rekenen op hun morele en financiële steun.
De Hoofdman van de Kamer
Willy De Meyer
IN MEMORIAM
Wij betuigden onze blijken van deelneming
aan de Deken en de
leden van de Koninklijke Camere van Retorika De Ghesellen van
de H. Michel uit Brugge
bij het overlijden van de euverdeken
Fernand Simoens
Vlaamse toneelwedstrijden op het eind van de
achttiende
en het begin van de negentiende eeuw (9)
Freddy Van Besien
In deze bijdrage behandelen we een wedstrijd die plaats had te
Lokeren in 1789 en een andere die te Dendermonde werd
georganiseerd in 1790. We hebben over de beide wedstrijden vrij
veel informatie dank zij de aantekeningen van de griffier van een
van de deelnemende kamers, namelijk de Fonteine uit Gent.
1789: wedstrijd te Lokeren, ingericht door Verheugd in Deugd
Verheugd in Deugd was een (tijdelijke?) fusie van een
rederijkerskamer en van de handboogmaatschappij van Lokeren.
Dat blijkt althans uit het bericht in de Gazette van Gend van 2
oktober 1788, waarin de wedstrijd wordt aangekondigd. In het
bericht vinden we de gebruikelijke informatie: er zijn drie prijzen
voor een treurspel met zeven sprekende rollen (resp. een zilveren
koffiekan met twaalf zilveren lepeltjes ter waarde van 175 gulden,
twee zilveren kandelaars ter waarde van 100 gulden en een
zilveren "Schink-Tailloore" ter waarde van 70 gulden), er is een
prijs voor het zang- of blijspel (een zilveren karaf ter waarde van
50 gulden), een gouden gedenkpenning voor de verstafgelegene
kamer, alsook een zilveren goud vergulde penning voor de beste
acteur van elke rol. De zeven bekroonde acteurs dienen er zich toe
te verbinden samen op de dag van de prijsuitreiking het treurspel
op te voeren. De loting heeft plaats op 26 oktober 1788 in het Hof
van Sint-Sebastiaan en de deelnemende kamers dienen een inleg
van 3 pond te betalen. De wedstrijd zal beginnen op de tweede
Paasdag en dan worden voortgezet op alle zon- en feestdagen
behalve op Pinksteren en op de H. Sacramentsdag. Het bericht is
ondertekend door de griffier, P.F. Maesschalk.
Het treurspel dat in deze wedstrijd werd opgelegd is "Trazimus en
Timagenus, of den zegepraal der vriendschap" van Du Buisson in
een Nederlandse vertaling van J.J.Antheunis. Het werd in 1788 bij
de weduwe Du Caju te Dendermonde uitgegeven. In het boek
treffen we ook de resultaten van de loting aan, waaraan veertien
kamers deelnamen:
- Dendermonde: Deugd is ’t motief (13 april 1789)
Wetteren: Noyt volleerd (19 april)
Izegem: Eerd de Redenkonst (26 april)
Stekene: De Distelbloem, scherp om grypen (3 mei)
Eeklo: Kend u zelven (10 mei)
Gent: De Fonteinisten (17 mei)
Vrasene: Niets dat meerder lijd, Als konste door den nyd (21 mei)
Zomergem: De Naervolgers van Melpomene (24 mei)
Wichelen: ’T is iver die ons leyd, Maer geen hoogmoedigheyd (1juni)
Gent: Jong en leerzugtig (7 juni)
Hamme: De verdrukte Iveraers (14 juni)
Deinze: Drollige herten, vieze perten (21 juni)
Zomergem: D’oeffening leert (28 juni)
Zottegem: Rhetorica die bloeyd, Daer liefd en eendragt groeyt (29juni)
De deelnemers uit Deinze waren de pas opgerichte kamer met
kenspreuk "Geen konst zonder nyd"; ze bestond uit vroegere leden
van de Nazarenen (devies "Doynze om een beter") en ze had voor
deze gelegenheid de naam van "Drollige herten, vieze perten"
gekozen. Deinze speelde als blijspel "De twee gierigaerts" (cf.
Van den Abeele 1945, p. 12).
De secretaris van de Gentse Fonteine, procureur P.J. Jacquemijn,
geeft een beschrijving van de intrede van zijn kamer in Lokeren
op 17 mei 1789.
De praalstoet was als volgt samengesteld: een
standaarddrager te paard, keteltrommels en trompetten, enkele
slaven die zeven kanonnen trokken, twee harnassiers die het
wapen van het gilde droegen, de knape in livrei, al de leden in
twee rijen, met tussenin trommels en fluiten, de vaandeldrager,
muzikanten met blaasinstrumenten, twee “wildemans” die een
blazoen droegen met daarop de eremedailles die door de Fonteine
zijn behaald, de hoofdman tussen twee medeleden, de proost
eveneens tussen twee medeleden, een rijtuig met een groep die het
blijspel verbeeldde, een ander rijtuig met een groep die het
treurspel verbeeldde, een bende uitheemse soldaten, een rijtuig
met muzikanten, gevolgd door nog meer rijtuigen.
Jacquemijn geeft ook de lijst van de vertolkers van het treurspel:
Pieter de Moor (Trazimus), Jacobus van Santen (Timagenus),
Joannes Josephus vanden Borren (Ericia), Joannes van Loo
(Memnon), Pieter Blauwe, Franciscus van den Abeele, Pieter
Lorio en Anthone Montague. Het opgevoerde blijspel was “Claes
in opera”.
Op 24 mei gaf de Fonteine op uitnodiging van de
inrichtende kamer een extravoorstelling en voerde “Mahomet”
(Voltaire) en de klucht “Janot” op (cf. Jacquemijn).
Dat schijnt erop te wijzen dat het gezelschap uit Zomergem, dat op die dag
was geprogrammeerd, op een ander moment optrad of zelfs
helemaal niet optrad.
Over de uitslag van de wedstrijd zijn we uitsluitend aangewezen
op de aantekeningen van Jacquemijn: de Fonteine ontving van de
inrichters een brief gedateerd 1 juli 1789, waarin werd
meegedeeld dat ze de eerste prijs had gewonnen voor het treurspel
en een gouden medaille voor de mooiste intrede. Bovendien werd
aan niet minder dan vier acteurs, Jacobus van Santen, Pieter de
Moor, Joannes Josephus vanden Borren en Pieter Lorio, een
vergulde zilveren medaille toegekend voor de wijze waarop ze
hun rol hadden gespeeld.
De plechtige prijsuitreiking had plaats te Lokeren op 9 augustus
1789, gevolgd door de opvoering van het “stuk van ere”: de vier
bekroonde Fonteinisten voerden, samen met de bekroonde acteurs
van de andere deelnemende gezelschappen, nogmaals “Trazimus
en Timagenus” op.
De volgende dag, 10 augustus 1789, kwamen de prijswinnaars
terug naar Gent. Het moet een triomfantelijke tocht zijn geweest.
In Lochristi werden ze namelijk opgewacht door enthousiaste
Fonteinisten. Jacquemijn beschrijft het als volgt:
”Ende op den thienden augustij 1789 hebben meer als hondert van
onse mede broeders, op hunnen cost, met tweëentwintig expresse
voituren de prijs winnende confraters van tot Loochristij ingehaelt
ende de voorseijde vier prijs winders geplaceert in eene voiture
bespannen met vier peerden, benevens eene andere voiture met
vier peerden waer in waeren geplaetst maegdekens de welke
waeren verthoonende de blasoenen waer aen de prijsen waeren
vastgemaeckt. Ende heeft sijn hoogheijt prins Lokowits, bisschop
van Gendt, op sijn casteel aen hun gepresenteert den wijn van
eere, ende aldus is geheel het gevolg direct gereden naer onse
konstzael den Parnassusberg alwaer des savonts door ons gilden is
gegeven eenen luijsterlijcken bal met de speelders van het
regiment van virgel”.
Ook Vanden Borren, zelf een van de prijswinnaars, beschrijft de
inhaling:
“Zij wierden buiten de Dampoort ingehaeld door de leden van het
Rhetorica met 52 koetsen en 3 berlynen waer in de muzikanten
zatten die gedurende den weg muziekstukken uitoeffende, alsook
door de vier hoofd gildens der stad Gent met hunne bannieren en
eerteekens; zij kwamen alzoo binnen de stad Gent, onder het
geluid der triumphklok, vooraf gegaen door den vaendeldraeger te
paard der Fonteinisten, die was Joannes Minne.
De prijswinnaers waren gezeten met den eerwaerdigen heer Lion, proost der
Societeit in de alderbeste koetse van den Prins Lobkowitz,
bisschop van Gent. Zij rijdten langs de pricipaelste straete der stad
naer de nieuwe zael van Rhetorica op de Houtleye, die alsdan
voor de eerste mael geopend wierd. Deze feest wierd gesloten
door eenen luisterlijken bal die plaets had in de nieuwe zael van
Parnassusberg.”
Naderhand, aldus Vanden Borren, werd De Fonteine uitgenodigd
om “Trazimus en Timagenus”, waarmee ze de wedstrijd te
Lokeren had gewonnen, op het kasteel van bisschop Lobkowitz te
Lochristi op te voeren.
Daarna voerde ze “Den gemaekten rouw” op.
Na de opvoering werden de Fonteinisten uitgenodigd op het
bal dat de bisschop op het kasteel bij die gelegenheid gaf. De
bisschop en zijn vicarissen waren aanwezig en vele genodigden
uit Gent. Vanden Borren geeft een gedetailleerde beschrijving van
een voorval met het vermiste zilveren horloge van een van de
acteurs, dat naderhand wordt teruggevonden, terwijl ondertussen
bisschop Lobkowitz hem al zijn eigen gouden horloge had
gegeven (zie ook De Keyser 1928).
De Wakkense dichter P.J. de Borchgraeve schreef een vleiend
gedicht naar aanleiding van deze wedstrijd met als titel "Den
invloed der onwaerdeerbare vriendschap" (cf. De Borchgraeve
1861, 45-49).
Bronnen:
De Borchgraeve, J. Gedichten van De Borchgraeve, uitgegeven
door zynen kleinzoon, Gent, 1861.
De Keyser, P., “Een onbekende bladzijde uit de geschiedenis van
‘De Fonteyne’”, in: Oostvlaamsche Zanten, 3, 1928, 81-87.
Gazette van Gend
Jacquemijn, P.J., Jaerboeck van de Letterkundige maetschappeije
in de nederduijtsche academie geseijt fonteinisten tot gent begonst
door den procureur Jacquemijn, Secretaris der selve
maetschappeije, behelsende de besondere voorvallen,
geschiedenissen, eerbewijsingen gedaen ende ontfangen,
beschrijvingen, prijswinningen ende alsoo voorts, handschrift, z.d.
Van den Abeele, H., "Geschiedenis der rederijkerskamer met
zinspreuk Geen konst zonder nyd. Opgeregt door de leerzugtige
iveraeren binnen de stede van Deynse 1789-1858" Jaarboek van
den Kunst- en Oudheidkundigen Kring, 1945
Vanden Borren, J.J., handschrift, 1847
1790: wedstrijd te Dendermonde, ingericht door de Distelieren
Het opgelegde treurspel was "Constantia de Saint-Denis" van J.E.
de Witte. Dit oorspronkelijk Nederlandstalig stuk werd uitgegeven
te Dendermonde in 1789. Zeven kamers namen aan de wedstrijd
deel (cf. De Vlaminck 1863, p. 186):
- Vrasene: Jonge telgen zijn te buigen, maar oude boomen niet
Lokeren: Vreugd in deugd
Gent: Jong en leerzuchtig
Lokeren: De groeiende leerlingen
Lebbeke: 't Is yver die ons leid, maar geen hoogmoedigheid
Gent: de Fonteinisten
Buggenhout: Yverig tot de konst
Uit het al eerder geciteerde "Jaerboeck" van griffier Jacqemijn van
de Fonteine blijkt dat de Gentse kamer optrad op 6 juni 1790 en
dat ze als nastuk “De gierigaert” (Molière) speelde. De
rolverdeling voor “Constantia van Saint Denis” was als volgt: J.J.
vanden Borren (Constantia de Saint-Denis), Jacobus van Santen
(Valleran de Rochefort), Pieter Lorio (La Brie), Vandenabeele
(Alcar), Pieter van Loo (Sauvage), Pieter de Moor (Vauclair de
Saint Denis), Van den Beneden (Robert Heinplan) en Pieter de
Wolf (Darbalyn).
Op 18 juni 1790 ontving de Fonteine een brief van de
“Vereenigde Rhetors“ uit Dendermonde met de uitslag (cf.
Jacquemijn): de Fonteine kreeg de eerste prijs voor de tragedie en
ook drie eremedailles voor acteurs, nl. J.J. vanden Borren
(Constantia), Jacobus van Santen (Valleran de Rochefort) en
Pieter de Moor (Vauclair de Saint-Denis). Zij speelden mee in het
“stuk van eer” te Dendermonde op 23 augustus 1790.
De Fonteine was echter niet tevreden met deze uitslag, want ze
stuurde een antwoord naar Dendermonde met de vraag waarom
“De Gierigaert” (Molière) niet was bekroond met de eerste prijs
voor het blijspel (cf. Jacquemijn). De Fonteine vindt haar
opvoering “beter tsament geschakelt en uijtgevoerd” dan die van
het bekroonde stuk van Lebbeke en suggereert dat de jury het stuk
te lang vond. De Fonteine eist genoegdoening. Of Dendermonde
op de uitslag is teruggekomen, weten we niet.
Bronnen:
De Vlamynck, A., "Jaerboeken der Thieltsche Rhetorykkamer",
Vaderlandsch Museum 1863, 1-249
Jacquemijn, P.J., Jaerboeck van de Letterkundige maetschappeije
in de nederduijtsche academie geseijt fonteinisten tot gent begonst
door den procureur Jacquemijn, Secretaris der selve
maetschappeije, behelsende de besondere voorvallen,
geschiedenissen, eerbewijsingen gedaen ende ontfangen,
beschrijvingen, prijswinningen ende alsoo voorts, handschrift, z.d.
Info :
Femke Kramer , een van de prominente sprekers die wij mochten
begroeten op een van onze vorige congressen heeft een nieuw
boek uitgebracht :
“Mooi vies, knap lelijk”
Grotesk realisme in rederijkerskluchten.
Uitgeverij Verloren
PB 1741 1200 BS Hilversum
Ingenaaid en geïllustreerd 364 blz 36 €
Wie het kluchtenrepertoire van de zestiendeeeuwse rederijkers
leest, wordt uitgenodigd om zich schilderachtige figuren in
actierijke situaties voor te stellen. De kluchtenlezer is getuige van
duiveluitdrijvingen, schransen vechtpartijen, mishandelingen,
vermommingen, gegooi met etenswaren en huisraad, of taferelen
waarin mensen in dierenvellen worden genaaid.
Als hij zich bij deze visuele voorstellingen ook een klankbeeld
voorstelt,dan hoort hij beeldrijke formuleringen, taalverhaspelingen,
hyperbolische vergelijkingen, macaronische bezweringen,
gewelddadige dreigementen en scheldduels vol bizar
woordgebruik.
Mooi vies, knap lelijk legt het artistieke principe bloot dat zich
manifesteert in de buitensporige lichaamsrepresentaties en het
woekerende en gespierde taalgebruik in dit theatergenre.
Femke Kramer laat zien hoe deze geësthetiseerde ‘lelijkheid’
getuigt van een cultuur die zich in grote hevigheid aan het
vernieuwen was.
Haar boek bevat tevens een catalogus met samenvattingen van de
77 kluchten die erin worden besproken.
Geschiedenis van de rederijkerij
(Deel 53)
Rederijkersliteratuur_tijdens_de_opstand |
historierefreinen |
martelaarsliederen |
Geuzenliederen |
Een_nieuw_Geusen_Lieden_Boecxken
In het vorige deel van de Geschiedenis van de Rederijkerij hebben
we de vernielingen tijdens de Beeldenstorm bekeken en de reactie
van de overheid erop, met vooral de aanpak van de hertog van
Alva. In dit deel nemen we een aanvang met literatuur van de
rederijkers tijdens de woelige periode van de 16de eeuw, met
onder meer: de geuzenliederen en de reformatorische refreinen
spelen.
Literatuur in de periode van de Hervorming en de Opstand
De Hervorming, na 1566 bovendien nauw verbonden met de
nationale strijd tegen Spanje, heeft op de 16de eeuws literatuur
een diepe weerslag gehad. Kijk maar naar het reeds eerder
behandelde rederijkerstoneel en de literatuur met
hervormingsgezinde inslag, de schriftuurlijke liederen en
refreinen, de bijbelvertalingen en de verschillende
psalmbewerkingen, de geuzenliederen, de pamfletten en de
polemische traktaten. Veel hiervan is het werk van rederijkers,
maar lang niet alles!
Rederijkersliteratuur tijdens de opstand
De rederijkers hebben tegen de tweede helft van de 16de eeuw in
de Nederlanden al heel wat stof doen opwaaien. Zoals we reeds
gezien hebben,uiten velen onder hen, onder Karel V, hun verzet
tegen de gevestigde orde, dit wil zeggen de Roomse kerk en haar
vertegenwoordigers. Ondanks de draconische plakkaten waarmee
Karel V de ketterij tracht uit te roeien, de drukpers en de
boekhandel probeert aan banden te leggen en de literatuur te
censureren, dringen de opvattingen van Luther en consorten
uiterst gemakkelijk door, en niet minder in rederijkerskringen.
Hier stelt men in vele kamers de behandeling van religieuze,
ethische en theologische vraagstukken enorm op prijs en
beschouwt men het vaak als toppunt van kunst. De geest van vrij
onderzoek, ontzettend gestimuleerd door de renaissance, zal op de
gestelde vragen bij wedstrijden, bijvoorbeeld meer en meer
onafhankelijkheid in de hand werken, zodat men niet meer
volledig in de pas van het katholicisme blijft lopen.
Dit is reeds in 1496 het geval (!), als op de Antwerpse rederijkerswedstrijd de
vraag als volgt luidt: 'Wat is het goddelijkste mysterie' of 'Welke
goddelijke genadeblik voor de zaligheid van de mensen het beste
is'. Deze vragen geven reeds de gelegenheid om, onder het mom
van allusies en symboliek, te discuteren over theologische punten
die vroeger niemand in vraag zou durven gesteld hebben.
Het is niet verwonderlijk dat de ideeën van de Hervorming een
gunstige grond vinden onder de rederijkers die voornamelijk
samengesteld zijn uit leden van de intellectuele klasse. De
klemtoon op de literatuur uit deze periode ligt dan ook op de
'strijd': strijdliteratuur. De godsdienstige liederen, de refreinen die
verspreid worden, alle middelen zijn goed om de leerstellingen te
verspreiden waartegen de overheid strijd voert. De pamfletten
houdt men verborgen, bijvoorbeeld onder de mantels.
In deze periode - 1545 tot 1585 - zijn ook een aantal zogenaamde
historierefreinen overgeleverd. Binnen de door de rederijkers zelf
gehanteerde onderverdeling in het refreingenre, kunnen dit soort
refreinen gerust in het genre “
in 't vroede” vallen. Deze groep
refreinen omvat immers niet alleen religieus-con-templatieve
refreinen, maar ook de meer politieke die betrekking hebben op de
geuzen, de Hervorming en historische gebeurtenissen.
Vooral in de tweede helft van de 16de eeuw krijgen deze, meer op de wereld
gerichte refreinen, meer betekenis. Daarom noemt Van Elslander
deze refreinen in zijn “Het Refrein in de Nederlanden...” een
aparte vierde categorie, met die stukken die toen naar aanleiding
van de politieke en religieuze twisten in de Nederlanden
geschreven zijn en vaak waardevolle bronnen vormen voor de
heersende geestestoestand in die jaren. We weten dat de
rederijkers zelf deze refreinen niet als een aparte categorie
onderscheiden, maar toch is er veel voor te zeggen om dit wel te
doen. De
historierefreinen zijn in hun bedoeling verwant aan het
historielied: het verhalen en becommentariëren van historische
feiten, waardoor zij dienst kunnen doen als een soort van
nieuwsberichten. Een nadere definitie van het genre is niet echt
mogelijk. De vorm en de inhoud zijn wel bepaald, maar de details
in de uitwerking verschillen van dichter tot dichter. De meeste
16de eeuwse refreinen die historische of politieke stof behandelen,
staan dan ook meestal in nauw verband met de godsdienstige
tegenstellingen, waarvan velen dan weer opgenomen zijn in het
“Geuzen-Liedboek”.
Daarnaast zullen heel wat Nederlandse '
martelaarsliederen' het
licht zien, vooral naar aanleiding van terechtstellingen van
wederdopers, zoals we reeds vermeld hebben, dé grote
slachtoffers van de vervolgingen.
Geuzenliederen
Door de vervolgingen van de wederdopers, lutheranen en
calvinisten, ontstaan in het midden van de 16de eeuw
martelaarsliederen, getuigend van een krachtig geloof en van haat
tegen de onderdrukkers. Op dit genre kom ik later nog terug. Rond
1565 gaat dit genre over in felle strijdzangen.
De politieke spanningen en de strijd van de 'geuzen' tegen Spanje
vinden hun neerslag in politieke refreinen en '
geuzenliederen'. Dat
laatste 'genre' wordt op straat meegezongen, op vlugschriften
verspreid en later in 'geuzenliedboeken' opgenomen. Ze worden
voor de eerste maal gebundeld in:
'
Een nieuw Geusen Lieden Boecxken Waerinne begrepen is den gantschen gheschiedennissen
dees voorleden Jaeren tot noch toe ghedragen eensdeels
onderwijlen in Druck wtgegaen / eensdeels nu [=1581] nieu byghevoecht'.
De oudst bewaarde druk hiervan dateert van ± 1581.
Een eerste druk schijnt in 1574 verschenen te zijn ofschoon er
daarvan geen exemplaren meer voorhanden zijn. In dit liedboek
zijn onder meer opgenomen de geuzen- en strijdliederen als '
Van
den tienden Penningh', '
Slaet opten trommele' en '
de Slach van
Heiligerlee'. Gedurende de 80-jarige oorlog zoal het meer dan
twintig keer herdrukt en aangevuld worden.
Men vindt in de Geuzenliedboeken allerhande liederen terug,
'spotgedichten' over 'afgedane zaken' als “papen, vagevuur en
zielemis”, 'historieliederen' over zeeslagen, veldslagen, of het
beleg en ontzetten van een stad, en 'propagandaliederen' tegen de
'Inquisitie, de tiende penning en Alva, de tiran', en vóór Oranje, de
vader des vaderlands en verdediger van de vrijheid.
Maar ook liederen over de pardonisten, dit zijn diegene die het General
Pardon van Margaretha van Parma gevraagd hebben om zich
schoon te wassen. Tot de bekendste Oranjeliederen behoren '
Help
nu u self' en het '
Wilhelmus', dat in 1932 als Nederlandse hymne
wordt erkend. Enkele namen van dichters die bekend geworden
zijn en waar we het later nog uitgebreid zullen over hebben, zijn
onder andere
Coornhert, Reael, Van Haecht en de Heere.
De inhoud van sommige liederen wisselt tussen bijtende spot en
soms grove schimp op de priesters en de katholieke leer, naast
schampere spot op de Spaanse onderdrukkers en krachtige
aansporingen tot volharding in het geloof en opstandigheid, of
uitbundige lof op bepaalde overwinningen.
De geuzenpamfletten of vlugschriften zijn meestal anoniem. Ze
kunnen ontroerend of sarcastisch zijn, verbeten of vrolijk en
kleurig, of overredend, zoals de '
Vermaningen aen die gemeyne
capiteynen en de Krijchsknechten' van 1568, waarin landgenoten
die in Spaanse dienst blijven, tot echte vaderlandsliefde worden
aangespoord en het renaissancebegrip vaderland wordt ontleed.
Wordt vervolgd
Jan Rooms
Verslag Algemene vergadering
- Verwelkoming
Welkomwoord door de voorzitter op de jaarlijkse verplichte
statutaire vergadering in het kader van het jaarlijks congres in de
Salons Van Dijck te Mechelen.
- Werkingsverslag dienstjaar 2008
N.Gits brengt verslag uit over de werking van het Verbond tijdens
het voorbije dienstjaar.
Dit verslag wordt door de Algemene Vergadering zonder
opmerkingen goedgekeurd.
- Jaarrekening 2008
Willy De Meyer, penningmeester, stelt de jaarrekening 2008 voor.
De jaarrekening wordt zonder opmerkingen goedgekeurd door de
Algemene Vergadering.
Ter informatie meldt de Voorzitter dat in 2008 :
34 Kamers, 6 stichters en 8 toetredende leden aangesloten waren
bij het Verbond, hetgeen opnieuw een lichte verbetering is tov
vorige jaren.
De Algemene Vergadering geeft haar akkoord voor de ontlasting
van de beheerders.
- Voorleggen begroting 2009
De voorzitter stelt de begroting voor het werkjaar 2009 voor.
De voorgestelde begroting 2009 is sluitend en wordt door de
Algemene Vergadering goedgekeurd.
- Verkiezing van een deel van de leden van de Raad van Bestuur
Er werden geen nieuwe officiële kandidaturen ingediend.
De uittredende leden zijn reglementair herverkiesbaar.
Binnen de Raad van Bestuur werd afgesproken dat ons bestuurslid
Jean De Groef, gezien zijn hoge leeftijd en zijn jarenlange
bijdrage aan de werking van het Verbond, de titel van
erebestuurslid zal toegekend worden.
Zijn dus herverkiesbaar:
- Jacques Bauwens,
- Gaston Kuyckx,
- Jean-Paul Rooms,
- René Willems
Om verkozen te zijn moeten de kandidaten minimum de helft
plus een van de aanwezige stemmen en de volmachten behalen.
Er
dient voor elke kandidaat een ja- of een neen-stem te worden
uitgebracht.
De vier bestuurders werden herverkozen.
De Voorzitter feliciteert de herverkozen leden en stelt dat op de
eerstvolgende Raad van Bestuur de taken zullen herverdeeld
worden.
- Organisatie Congres 2010 en 2011
Zoals aangekondigd tijdens de academische zitting, wordt het
volgend congres 2010 ingericht door de Rederijkerskamer De
Roode Roos te Hasselt.
Het 27ste congres zal plaatshebben op 29 en 30 mei 2010.
De Voorzitter is ervan overtuigd dat de Kamer zich tenvolle zal
inzetten om ons op een mooi congres te vergasten
Wij zijn tevens nog op zoek naar kandidaturen voor 2011 en ook
reeds voor 2012.
Voor 2011 werden twee contacten gelegd maar men moet nog tot
definitieve afspraken komen.
Eveneens wordt gezocht naar een medewerker aan ons tijdschrift
vanuit Nederland.
Mogelijke kandidaten zijn van harte welkom !
Er werd in het tijdschrift met een nieuwe reeks gestart, waarin
elke Kamer de mogelijkheid heeft zichzelf of een belangrijke
figuur in de Kamer voor te stellen.
Wie neemt de uitdaging aan ?
- Allerlei en rondvraag
- Tijdschrift
Begin 2008 werd gestart met de verdeling van het tijdschrift via
electronische mail.
Op deze wijze krijgen alle leden van de aangesloten Kamers die
over een emailadres beschikken, het tijdschrift thuis bezorgd,
zodat zij ook op de hoogte blijven van onze werking.
Probleem is echter wel dat emailadressen regelmatig wijzigen en
er dus een deel teruggezonden worden met een fout adres.
Dit geldt ook voor de tijdschriften die met de post verstuurd
worden.
De Voorzitter doet een oproep om zoveel mogelijk beschikbare en
correcte adressen van Kamers te willen bezorgen.
Opmerking wordt gemaakt dat het meest gemakkelijke systeem is:
tijdschrift naar één contactadres doorsturen, die dan naar de leden
doorstuurt.
J.A.Buiskool (webmaster) meldt dat het tijdschrift op het openbaar
gedeelte van de website geplaatst wordt
(www.rederijkers.org).
- Frans Rookmakers, Red.vereniging Jacob Van Lennep Breda is
nog niet als Kamer actief maar is wel bereid om mee in te staan
voor de organisatie van het overleg ivm besluiten panelgesprek
congres o.a. de organisatie buiten het jaarlijks congres van een
workshop “ jongeren”
Vincent Verstappen van Moyses’ Bosch was bereid mee te
werken aan de voorbereiding.
- Thierry Hermans, Ste Barabara Aalst en Herman Bosteels van
Constminnende Jonkheit Lebbeke willen constructief meewerken
aan toekomstplanning.
De Voorzitter bedankt alle leden van de Algemene Vergadering
voor hun aanwezigheid en wenst hun verder nog een aangename
namiddag toe in Mechelen.
Lidmaatschapsbijdrage 2010
De Raad van Bestuur besliste de lidmaatschapsbijdrage 2010
niet te verhogen.
Dit moet iedereen de mogelijkheid geven om tegen een
minieme bijdrage lid te blijven van het Verbond.
Hiervoor ontvangt elke Kamer of elk toetredend lid per
kwartaal het tijdschrift van het Verbond.