0 Ons Camers 2e 2016






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Verantwoordelijke uitgever:
Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.
Arduinkaai 28
1000 Brussel
website : www.rederijkers.org
29e jaargang nr 1, januari, februari, maart 2016
Redactie: Bauke van Halem
’t Haantje 2
4854 MV Bavel
Kopij naar: bvh@vanhalem.nl

In dit nummer ...

Woordje van de redacteur

Beste rederijkers,

Wat een congres was dat! In dit nummer zullen we er met groot genoegen nog eens op terugkijken. Ook de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van het immaterieel cultureel erfgoed komen aan bod.

Naast de inmiddels vaste rubrieken is er opnieuw een interessante bijdrage van ons onvolprezen bestuurslid, Dirk Coigneau.

Binnenkort hopen we eens wat meer aandacht te geven aan de opmaak van dit tijdschrift!

Met genegen rederijkersgroeten,

Bauke van Halem

Activiteiten Agenda

Beste vrienden rederijkers,

Op de laatste raad van bestuur hebben wij besloten om aan ons tijdschrift een nieuwe rubriek toe te voegen, namelijk een activiteitenagenda van alle aangesloten Kamers bij het Verbond.Wij stellen voor dat elke Kamer zijn activiteiten kenbaar maakt ten laatste op 15 augustus 2016. Dan kan dit in het 3e nummer opgenomen worden.

Dit kan gaan van lezingen, tot poëzieavonden, theatervoorstellingen, patroonsfeesten en dergelijke. Graag ook een korte omschrijving van deze activiteit.

Gezien de meeste Kamers toneel brengen hanteren wij het begrip dat de seizoensstart begin september is tot het jaar nadien om te besluiten einde juni.

Wij zouden het ten zeerste op prijs stellen dat ALLE KAMERS hieraan zouden meewerken.Het tijdschrift is er voor jullie maar ook door jullie.Het is tevens een mooi meegenomen kans om meer bekendheid te geven aan jullie activiteiten. Dus vlug in de pen kruipen is de boodschap!

Al deze info sturen naar onze redacteur Bauke van Halem met de vermelding van -activiteiten agenda-.

Johan De Rijck,verbondsvoorzitter

Mirakels!

Een vervolgverhaal. Deel 8

VIJFDE BEDRIJF

1868-1912

De ene koning wil konijn,
de andere een leeuwtje zijn!

Tussen Keulen en Parijs ligt de weg naar Rome;
Al wie daarvan wederkomt, moet bij ons uitkomen.
In Breda komt alles samen. Het Haagje van het Zuiden is meteen ook de noordelijkste stad van Brabant, waar Vreugdendal in 1868 Koninklijke Rederijkerskamer wordt, dankzij, schrik niet-Koning Leopold van België!!

Niet dat er door de Oranjestad niet gelobbyd was in het Haagje van het Noorden. Maar Willem wilde niet. Leopold die wilde wel, heel graag zelfs. Naar wij nu weten wilde hij zelfs heel wat meer. Droomde van een Hele Grote Leeuw zeg maar. Met Vreugdendal 5 als vooruitgeschoven post. Kon dat zomaar? Nee natuurlijk. Daar kwam al een verzoek uit het noorden. Een verzoek van de koning is een bevel voor een militair. Zo kwam het dat enkele mannen, ons met naam en militaire rang bekend, spontaan een rederijkersvereniging oprichtten. En ze noemden die, heel ongewoon, naar een mens en niet bepaald een heilige: de onlangs overleden schrijver Jacob van Lennep, notoire slipjesjager, maar en public de opperslippendrager van Koning Willem, Souverijn Vorst der Verenigde Nederlanden. Hiermee was een orangistisch tegengeluid in stelling gebracht!

En dan te denken, lieve mensen, dat nu, ruim een eeuw later, Vreugdendal 6 opduikt vanuit de schoot van datzelfde Jacob van Lennep! Dat we dat mogen meemaken! Wat is dit? Bizar of mooi?

En U roept in koor nu:“beide!
O wat zijn dit mooie tijden!”
Maar we lopen weer teveel op het verhaal vooruit.

Want wat was er gebeurd na de sluiting van de Kat (1738)? Was er nog plaats voor een esbattement onder de Vrijheidsboom op de Grote Markt? Was er sotternij bij het korte bezoek van Keizer Napoleon? Denk het niet. Wel weten we dat het een rederijker was, die zijn broer Lodewijk Napoleon, onze eerste koning, beter bekend als Verdomde Lowietje, leerde zeggen:“iek, iek ben konijn van Olland”. Pas met de Vreugdendal-notulen van 1868 krijgen we weer vaste grond. De gebroeders Wezel van het stadsarchief kunnen je het laten zien: lovende recensies van uitvoeringen rond de eeuwwisseling, plus een paar exemplaren van het eigen tijdschrift Philepsius. De landelijke pers werd gehaald in 1875 toen met financiële steun van de gemeente een succesvolle Internationale Toneelwedstrijd werd gehouden, -waaraan Vreugdendal bijna failliet ging, dat wel. Toch werd ook later nog behoorlijk aan de weg getimmerd, in 1885 met Theo Mann-Bouwmeester bijvoorbeeld! En een lid was niet langer noodzakelijk een mannelijk lid. Jonkvrouwe Louise Straatneus van De Drie Noote Boomen aan de Haven kreeg zelfs het erelidmaatschap, maar na een notitie in het gemeenteverslag van 1911 wordt het ineens weer akelig stil.

En het refrein luidt (allemaal!):

Kamertje weg. Einde verhaal!


Terugblik op het 33e Internationale Rederijkerscongres in ’s-Hertogenbosch op 4 en 5 juni 2016

Nee van de Water niet doen!
Welke schoenen zou ik kiezen, de plateauzolen, de klompen? Nee toch maar gewoon mijn veterschoenen.
Flinke zolen zouden me helpen bij noodweer overeind te blijven, de hele week heeft het gestormd, geregend en zelfs gehageld. En juist in dit weekend ontvangen we meer dan 150 gasten met een vooral buitenprogrammering. Misschien zijn klompen toch beter wanneer het hoog water wordt en ik drijvend vermogen nodig zal hebben om me achter de chef de congres te verschuilen als alles in de soep zou lopen. Werkelijk alles heeft hij tot in de puntjes verzorgd. Het enige waar ik verantwoordelijk voor bleek was het noodzakelijke mooie weer.

Afgelopen dagen ben ik nog naar bedevaartsoorten geweest om een worst te offeren bij de heilige Clara, Maria, Agatha, Catharina en nog een paar, dat zou moeten helpen, alleen wist ik niet meer via precies welke heilige deze voorspraak geregeld diende te worden.

Echt gerust was ik er niet op maar toen ik de gordijnen van mijn slaapkamer opende straalde de zon me tegemoet, het was zelfs warm en het zou heet worden het hele weekend. Had ik het dus toch met wat minder worsten kunnen afdoen. Maar goed mensen die mij beter kennen weten dat ik een liefhebber van worst ben, dus... niet klagen van de Water.

Bij aankomst in het stadhuis zag ik al onze mederijkers druk in de weer hun welkomstgroeten te oefenen In het Vlaams, het Antwerps, het Bosch, het Gronings en ook in het Noord-Hollands. Echt waar onze Chef de Congres had aan alles gedacht!

Toen de eerste gasten arriveerden bleek hoe welkom we waren. De bode liep het vuur uit zijn schoenen (gelukkig geen klompen) om het

ons naar de zin te maken. Het kon beginnen het 33e internationale rederijkerscongres, maar het was ook ons jubileum, het zou een weekend worden waarin we tussen deze twee doelstellingen te schipperen hadden.

Een prachtig cadeau van de Koning, zo’n erepenning. We hadden eigenlijk liever een titel, maar ja, kun je zo’n ding nog ruilen zonder bonnetje? Daar moeten we ’t later nog maar eens met onze Prince over hebben. De Prince die overigens schitterde door afwezigheid, meneer de burgemeester moest (alweer) voorrang geven aan de andere Bosch, tja een reisje naar Madrid schijnt leuker te zijn dan een reisje over de Maas. Maar hij kan het later natuurlijk nog goedmaken met nieuwe huisvesting, lijkt me. Dus... niet klagen van de Water. Dat kan altijd nog.

Na het ontvangen van het prachtige kado van het Verbond, (weer zoiets waar je een huis voor nodig hebt verd.. nee van de Water niet beginnen!) en het vaandel, wat natuurlijk een grote wens was die uitkwam, was het tijd ons op te maken voor het inschepen.

Oh wat hebben we ons verheugd als congresgroep om eindelijk eens als de bemanning van de loveboat op het dek te kunnen staan en iedereen te verwelkomen. Nou, ik kan wel zeggen dat dit aan alle verwachtingen voldeed. Het was een prachtige start van een mooie tocht naar Heusden waarbij zelfs mgr. Mutsaert met een gedienstige kapelaan ons vergezelde en ons kon bijpraten over hoe het allemaal zo gekomen is van Roomsch toneel tot koninklijk gedecoreerde.
Er was genoeg verpozing en amusement en Bacchus zou graag hebben ingescheept voor zo’n tochtje. Eindelijk in Heusden ging iedereen van boord en konden die hete bemanningspakken uit. Dat mocht geen minuut eerder van Toos, dus ja daar hebben we ons maar aan gehouden. We waren intussen zo gedeshydrateerd dat we ons vochtgehalte in snel tempo hebben moeten aanvullen en weer langszij kwamen ten opzichte van het inname niveau van de rest van de gasten. Dat was toch nog even flink doordrinken.

Het diner op de terugweg was geweldig, er was in overvloed en voor ieder wat wils. Tja, dat de Chef zo goed kon koken dat wist niemand natuurlijk, en als hij ‘t niet zelf gemaakt heeft dan heeft hij in ieder geval goede connecties gehad.
Afsluitend op de markt in den Bosch nog een Bosch bij Night show, nee echt de eerste dag was een succes, dat durfde ik wel te concluderen, niks te klagen dus...

Dag twee begon met een Bosch bolletje en daarna de academische zitting, waarin Hoogleraar Jos Swanenberg het ontstaan van de Nederlandse taal belichtte en in een zeer verhelderende lezing het zelfs aan mij kon duidelijk maken. Wat een mazzel zo’n makkelijk formulerende spreker, daar hebben we vast indruk mee gemaakt.

Toen werd het even stil, want Luc Collin maakte een bijzondere opening van zijn presentatie van het congres in Brussel volgend jaar. Ik dacht even dat gaat niet goed maar gelukkig bleken zijn originaliteit en acteervaardigheden de oorzaak van deze “op het verkeerde been plaatsing”. Nee die Luc die heeft het goed voor elkaar, dat gaat weer een mooi congres worden volgend jaar.

Maar eerst toch nog maar even dit jaar afmaken met zijn allen. Toen we naar de Parade vertrokken bleek dat de organisatie van de Middeleeuwse markt zich niet aan de afspraken had gehouden. Geen zitplaatsen en wel 150 gasten.. probeer dan maar eens niet te kl.., nee van de Water niet doen!

Diederik heeft stapelstoelen getoverd en zette zonder blikken of blozen iedereen een zitplaats voor, dat is nog eens een oplosser, die gun je elke kamer wel een. Het werd een prachtige wedstrijd onder een zinderende zon in Middeleeuwse sferen op een platte wagen. Dat was wat we ons hadden voorgesteld en zo kwam het uit. Natuurlijk vooral omdat er voor het juiste weer gezorgd was,( door wie ook weer, en vooral bij welke heilige nou eigenlijk?).

De jury was duidelijk: alle inzendingen verdienden lof, ieder om eigen redenen, maar er was er één die met kop en schouders overal bovenuit stak dat was toch echt de kamer van Luc, de spelers van Brussel werden uiteindelijk de winnaars, en terecht. Luc nam dus al een voorschot op volgend jaar, dat belooft wat.

Tijdens de afsluitende warme lunch in het theater kreeg iedereen nog eens uitgebreid de kans de Jheronymus Bosch wijn te proeven, gelukkig deden velen dat. Dat smeerde de kelen maar maakte ook de tongen los.
Het ging toch nog regenen... Het regende complimenten, da’s een weersverwachting die uitkwam.
Ik wist het wel: als we Jaap Chef de Congres maken dan kan het niet stuk. Natuurlijk kreeg ik gelijk.

Nee, van de Water niets te klagen!

Rederijkerscultuur erkennen als immaterieel erfgoed?

Waar gaat dit over? (Dit artikel betreft alleen Vlaanderen)

Het plan bestaat om de rederijkerscultuur door de Vlaamse overheid te laten erkennen als immaterieel cultureel erfgoed.
Het Internationaal Rederijkersverbond engageerde zich om die aanvraag te coördineren, maar zonder de steun van de rederijkerskamers lukt het niet. Deze publicatie is bedoeld voor alle rederijkerskamers, ook diegene die niet aangesloten zijn bij het Verbond.

De rederijkers kunnen voor de hele aanvraagprocedure beroep doen op de begeleiding van twee expertisecentra. LECA, dat meer dan de helft van de bestaande erkenningen begeleidde en het Firmament, expertisecentrum voor podiumkunsten.
Wat betekent een erkenning als immaterieel erfgoed?
Erfgoed zijn dingen die we waardevol vinden en van generatie op generatie doorgeven. Dat kunnen gebouwen of voorwerpen zijn, maar net zo goed tradities. Sommige van die tradities zijn door de overheid erkend als immaterieel erfgoed en toegevoegd aan de Inventaris Vlaanderen. Niet alle tradities komen in aanmerking. Het moet gaan om tradities die belangrijk zijn voor een gemeenschap en waarvoor mensen moeite doen om ze te laten blijven bestaan.

Twee maal per jaar kunnen gemeenschappen hun tradities voordragen. Op dit moment zijn 43 tradities erkend, waaronder de reuzencultuur, de kermis, de Last Post en de garnaalvisserij.

De inventaris is een rechtstreeks gevolg van het Unescoverdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed (2003). Ons land ondertekende dat verdrag in 2006. De conventie verplicht ieder land om een lijst op te maken van het aanwezige immaterieel erfgoed. Bij ons heet die lijst Inventaris Vlaanderen.

Een erkenning op de Inventaris Vlaanderen levert financieel misschien niks op maar je krijgt er heel wat voor in de plaats.
Zichtbaarheid. Een netwerk. Inspiratie. Een nieuwe manier van denken. Een toekomst.
Wie de aanvraag ondersteunt schaart zich expliciet achter het idee dat gezamenlijke acties de rederijkerscultuur kunnen helpen om te overleven. Niet als iets ‘authentiek’ of ‘iets dat nooit mag veranderen’ maar als een levende traditie die zich telkens weer aanpast aan de tijd.
Welke tradities worden erkend?
Het staat iedereen vrij om een traditie voor te dragen. De beslissing ligt bij de minister van cultuur. Enkel hij of zij kan tradities erkennen.
De minister wordt daarbij geholpen door een commissie van experten. Die experten onderzoeken of de aanvraag voldoet aan bepaalde voorwaarden. Zo moet de indiener kunnen aantonen dat de hele gemeenschap achter de erkenning staat. Ten tweede kijkt de commissie naar het erfgoedzorgplan. Dat is een overzicht van acties die een gemeenschap onderneemt om de traditie te laten bestaan.
Denk maar aan workshops, campagnes om nieuwe leden aan te trekken, het zichtbaar maken van rituelen, publicaties, lespakketten voor op school... Ten derde kijkt de commissie of de gemeenschap voldoende openstaat voor evolutie. Tradities die zich niet aanpassen aan de tijd dreigen immers te verdwijnen omdat niemand er nog iets in ziet.
Waar vind je inspiratie?
Veel groepen zorgen heel goed voor hun erfgoed zonder dat te beseffen. Ze vinden wat ze doen zo normaal, dat ze het zelden als erfgoedzorg bestempelen. Om te tonen wat er allemaal onder die noemer valt, maakte de overheid de website www.immaterieelerfgoed.be. Daarop laten gemeenschappen zien op welke manier ze hun tradities wapenen voor de toekomst.
Voor veel mensen is de website herkenbaar. Veel van wat anderen doen, doen zij ook. De website is een goede start om na te denken over wat er binnen de eigen gemeenschap gebeurt.
De cultuur van de rederijkers
In Vlaanderen zijn er meer dan 1000 rederijkerskamers, al zijn ze niet allemaal actief. Iedere rederijkerskamer is anders. Toch zijn er een aantal dingen waardoor de rederijkers verschillen van bijvoorbeeld amateurgezelschappen. De geschiedenis, om maar iets te noemen. Of het feit dat elke kamer een eigen spreuk heeft. Veel rederijkers lopen mee in processies, hebben een eigen kapel en geven specifieke benamingen aan hun bestuursleden. Niet alle rederijkers brengen toneel. Sommige leggen zich toe op de dichtkunst, voordracht of zang. Om die verschillen in kaart te brengen lanceerde het Internationaal Rederijkersverbond in 2016 een enquête. Het Verbond wil daarmee zicht krijgen op wat de rederijkerscultuur vandaag inhoudt: welke gebruiken en rituelen er anno 2016 bestaan.
Wat zijn de concrete stappen?
De eerste stap is om het erfgoed van de rederijkers in kaart te brengen. De enquête zal daarbij helpen. Daarna willen we zoveel mogelijk rederijkers samen brengen op een ontmoetingsdag.
Zo kan iedereen meedenken over de aanvraag.

Het Internationaal Rederijkersverbond engageerde zich om de aanvraag te coördineren. Het wordt daarbij geholpen door

LECA en Het Firmament.

Contact
Internationaal Rederijkersverbond
www.rederijkers.org
johanderijck@outlook.com

LECA | Expertisecentrum Alledaags Erfgoed
www.lecavzw.be
info@lecavzw.be

Het Firmament
www.hetfirmament.be
contact@hetfirmament.be
Tekst: LECA vzw


Over de procedure in Nederland via de Internationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed Nederland volgt informatie in een volgend nummer van dit tijdschrift


Uitnodiging voor het Landjuweel van 1561, uitgestuurd door de Antwerpse rederijkerskamer Violieren


Jaarzangen: Een fenomeen

Maandzang april 2016
Zacht roze wit knopt met intens magenta
vol al van verse vruchtenkraam
Ginds achterin de tuin, de boom
Al even roze bij mijn raam
Houdt zich de ribes niet in toom
En volgt gedwee de lent’-agenda

De schilder-Schepper leeft zich uit
Kleurt alle hoeken van de tuin
Rechts knalt met magistrale kronen de magnolia
En ongekleurd nog priemt de sierajuin
Al bruin dooradert geelt forsythia
Zo geel ook blaast de keizerskroon zijn fluit

Mijn tuin een symfonie van kleur
Waar blauw en paars en lila zich ook toont
Maar wat geen woord beschrijvend nog kan doen
Is wat het meest hier woont
Die kleur in talloos tere tinten: Groen
Die in synthese met de zon zorgt voor die zalig’ lentegeur

En, of genoeg nog niet dit rijk boeket
Dat ziend’ , beroerend, geurend zich mij biedt
-Omdat één zintuig achter leek te blijven-
Tonen dan virtuoos de vogels hun kwinkelerend vreugdelied
Zo wil voor mij de tuin als Schepping toch beklijven
Dus weet ik niet of ik daarbuiten ooit een voet nog zet

Mijn leven blijft zo lentepoëzie!

Factor Bauke ‘Freiherr’ van Halem


IN MEMORIAM WALTER VAN HERREWEGHE

Op 31 maart jongstleden overleed op 89-jarige leeftijd Walter Van Herreweghe die één van de bekendste Aalsterse architecten mag genoemd worden.Van Herreweghe studeerde in 1949 af als architect aan het Sint-Lucasinstituut te Gent, waarna hij enkele maanden stage liep in het bureau van de bekende Fransman Le Corbusier. In onze stad ontwierp hij ondermeer in 1960 de Residentie Ter Beken aan het Esplanadeplein die kan beschouwd worden als de eerste hoogbouw van Aalst. Maar hij zal in de geschiedenis herinnerd blijven als de architect van de Bon Marché (1963) in de Nieuwstraat, waar zich nu de winkels van Kruidvat en H&M bevinden, en natuurlijk van het cultureel centrum De Werf, waarvan het ontwerp dateert uit de jaren 1960-1963, maar waarvan de werken duurden van 1968 tot 1988. Wat weinigen weten is dat Walter Van Herrreweghe in 1968 ook de ontwerper was van het modern centraal hoogaltaar in de St. Jozefskerk. Dit altaar, vervaardigd uit Congolees Wengehout, weegt 3 ton en stelt een vis voor, het symbool van Christus.
Naast oud lid van de Orde van de Prince en erelid van de Service Club Rotary Aalst-Noord was Van Herreweghe sedert november 1997 ook prins van de Koninklijke Aloude Rederijkerskamer der Catharinisten. In die hoedanigheid schreef hij in 1994 een belangrijk en meer dan 200 bladzijden dik boek “Aalst en haar Souvereine Gilde”. Dit boek belicht een belangrijk facet van de geschiedenis der lage landen en van het Land van Aalst in het bijzonder, gezien vanuit de activiteiten van De Catharinisten. Het manuscript telt 30 foto's en 154 eigenhandig door de auteur geïllustreerde miniaturen, pentekeningen, aquarellen en aanvullende anekdotische kanttekeningen. Het boek toont eveneens aan welke belangrijke rol de Aalstenaars vervulden vanaf de 11de eeuw in Europa tot in de 20ste eeuw.

Luc Van der Helst


Studies over rederijkers en rederijkerskamers (deel 1)

Door Dirk Coigneau

‘Zie daar alles wat wij, tot nu toe, van de Rederijkeren konden opspeuren, en der aantekeninge waardig agten’, zo besloot Willem Kops in 1774 zijn Schets eener geschiedenisse der rederijkeren, de eerste studie die geheel aan de rederijkers is gewijd.1 Met zijn pionierswerk leverde Kops een bewonderenswaardige prestatie. De gegevens die hij over rederijkerskamers, hun organisatievorm, activiteiten, erkenning of bestrijding wist te verzamelen, zijn gepresenteerd in de vorm van een van 1394 tot het jaar 1772 lopende kroniek. Zijn bronnen bestaan niet alleen uit een 95-tal gedrukte werken (waaronder zowat alle wedstrijdbundels van 1539 tot 1709), maar ook uit in handschrift overgeleverd archiefmateriaal. Als Haarlemmer kon Kops dit zelf voor een deel in de kamer Trou Moet Blijcken vinden, maar veel ervan werd hem ook van elders, met name vanuit Utrecht, Veere, Zierikzee, Gouda en Leiden, bezorgd. De kroniek is niet enkel feitenrelaas: er zijn ook twee gedichten in uitgegeven en, als bijlagen B en C, wordt de tekst van twee kamerreglementen meegedeeld. Bovendien onderbreekt Kops zijn verhaal tweemaal voor een vrij uitvoerige beschrijving van de inhoud en thematiek van twee spelen van zinne (het ene mythologisch, het andere ‘schriftuurlijk’) en twee kluchten, met bij het bijbelse spel ook een korte maar precieze structuurbeschrijving. Via een alfabetisch geordende reeks van 145 plaatsnamen wordt in bijlage A ten slotte een lijst van 182 kamers verstrekt. Met dit alles treffen we in Kops’ Schets reeds de vier lijnen aan die ook in de verdere rederijkersstudie onderscheiden kunnen worden, met name: (1) het
1 De Schets is opgenomen in het tweede deel van de Werken van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden (pp. 213-351).

‘sociaalhistorisch’ onderzoek dat zich, voornamelijk op basis van archiefgegevens, op het ontstaan, de activiteiten, de maatschappelijke positie en politieke en algemeen-culturele betekenis van de kamers richt; (2) de uitgave van archiefposten met betrekking tot het bestaan en optreden van de kamers en edities van de door rederijkers geschreven literatuur; (3) het ‘literatuur- en toneelhistorische’ onderzoek naar de vorm, thema’s, functies en receptie van gedichten, spelen en vertoningen van rederijkers, en (4) het inventariserend samenstellen van zo volledig mogelijke overzichten, zoals lijsten van kamers of wedstrijden, maar ook andere ‘verzamelingen’.
Bijna twee en een halve eeuw na Kops is ‘alles’ wat door onderzoekers over of van de rederijkers ‘opgespeurd’, besproken, uitgegeven en geanalyseerd is kunnen worden, niet meer in een ‘schets’ te vatten. De vier te onderscheiden lijnen volgend, beperk ik me hier dan ook, een paar inventariserende bijdragen uitgezonderd, tot de vermelding van een aantal sedert 1943-44 verschenen boeken. In 1943 liet de Gentse kamer De Fonteine haar eerste Jaarboek verschijnen. Van dit ‘Letterkundig en Geschiedkundig Jaarboek’ dat, als eerste en enige, geheel op de wetenschappelijke studie van de rederijkersliteratuur en -cultuur is gericht, hebben ondertussen 42 delen het licht gezien en is het 43ste onderweg. In 1944 verscheen, als eerste afzonderlijke monografie na Kops, Schotel (1861-1862, 18712) en Van Duyse (1861, 1900-1902),2 het boekje De rederijkers
2 De Geschiedenis der rederijkers in Nederland van G.D.J. Schotel (2 dln., 2de druk: Rotterdam 1871) kan als een nieuwe, flink uitgebreide en aangevulde ‘Kops’ worden beschouwd. Met zijn Verhandeling over den drievoudigen invloed der rederijkkameren, voorafgegaan door een overzicht harer geschiedenis wou P. van Duyse meer geven dan ‘bloot eene chronologische schets’, zoals Kops had gedaan. Van Duyse gaat inderdaad meer systematisch te werk: zo behandelt hij o.m. de literaire opvattingen van de rederijkers en de door hen beoefende genres en geeft hij een overzicht van de in literair opzicht belangrijkste ‘Vlaamse’ en ‘Hollandse’ rederijkers. Door de keuzes en oordelen die met zijn benadering gepaard gaan, doet het werk van Van Duyse nu echter meer gedateerd aan dan het eenvoudige feitenrelaas van Kops of Schotel. De Verhandeling werd in 1861 door de ‘Académie royale de Belgique’ in Brussel uitgegeven in deel XI van haar Mémoires couronnés et autres mémoires. De studie was inderdaad het (met zilver) bekroonde antwoord op een door de Academie gestelde vraag over de literaire, morele en politieke invloed van de rederijkerskamers in de Nederlanden en Luik. Postuum verscheen in twee delen, in 1900 en 1902, nu als uitgave van de ‘Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde’ in Gent, een omgewerkte en sterk uitgebreide versie onder de titel: De rederijkkamers in Nederland. Hun invloed op letterkundig, politiek & zedelijk gebied.

3 Voor een afrondende synthese, met literatuur, had in 1940 ook J. van Mierlo in het tweede deel van de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden (red. F. Baur) gezorgd, meer bepaald met een aantal hoofdstukken onder de overkoepelende titel ‘De Letterkunde onder de rederijkers. De kunst der volksgemeenschap’ (zie pp. 214-307 en 346-374). In het derde deel van deze Geschiedenis, dat in 1944 verscheen, openden de hoofdstukken van E. Rombauts (over Cornelis van Ghistele en Jan-Baptist Houwaert) en G.A. van Es (over ‘Het Noordnederlandsche rederijkersdrama in de XVIe eeuw’) reeds nieuwe perspectieven (zie pp. 113-125 en 276-305).

(Amsterdam, 184 pp.) van J.J. Mak. Naast een vluchtige schets van de ontwikkeling van de rederijkerij vanaf haar ‘duistere’ begin tot de twintigste eeuw, biedt de tekst vooral een overzicht van de onderscheiden thema’s en motieven die door de rederijkers in de 15de en 16de eeuw in hun refreinen en spelen behandeld werden. Maks uitgesproken meningen daarover zullen sommige lezers wellicht tot nader onderzoek hebben gestimuleerd. Een basis voor dat onderzoek was in ieder geval gelegd door de 34 bladzijden ‘literatuur’ waarin zowat alle relevante studies - van Kops tot het tweede Jaarboek van De Fonteine - over de rederijkers en hun literatuur te vinden zijn.3 In 1948 verscheen van Henri Liebrecht in Brussel: Les chambres de rhétorique. Men zou deze studie naar omvang en inhoud als het Franstalige equivalent van Maks De rederijkers kunnen karakteriseren. Merkwaardig dan ook dat er in de eveneens vrij uitvoerige ‘bibliographie’ niet naar het vier jaar eerder verschenen Nederlandse boekje wordt verwezen.
Het eerste Jaarboek van De Fonteine en Maks De rederijkers markeren het begin van een periode waarin de rederijkers meer dan ooit onderwerp van studie zijn geworden. Getuige van het geïntensifieerde onderzoek is een negental publicaties waarin de bijdragen van specifiek aan de rederijkers gewijde symposia of colloquia zijn opgenomen. Men zie de Jaarboeken van De Fonteine 1975 (deel 1: ‘Toneel en muziek in de rederijkerstijd’), 1984 (Liefde en Fortuna in de Nederlandse letteren van de late Middeleeuwen), 1991-1992 (Spel in de verte. Tekst, structuur en opvoeringspraktijk van het rederijkerstoneel), 1999-2000 (‘Rederijkers in en rond 1448’) en 2008 (Met eigen ogen. De rederijker als dichtend individu (1450-1600)), en verder: J. Koopmans, M.A. Meadow, K. Meerhoff & M. Spies (ed.), Rhetoric - Rhétoriqueurs - Rederijkers (Amsterdam 1995), H. Duits & T. van Strien (red.), ‘De rhetorijcke in vele manieren’ (Spiegel der Letteren 43 (2001), nr. 3), B. Ramakers (red.), Conformisten en rebellen. Rederijkerscultuur in de Nederlanden (1400-1650) (Amsterdam 2003) en C. Meier, B. Ramakers & H. Beyer (red.), Akteure und Aktionen. Figuren und Handlungstypen im Drama der Frühen Neuzeit (Münster 2008).


ALGEMENE VERGADERING

04-06-2016 ‘S-HERTOGENBOSCH

Aanwezig: Raadsleden : Johan De Rijck, Willy De Meyer,

Dirk Coigneau, Luc Collin, Thierry Hermans, Carlo van de Water, Bauke van Halem, Nicole Gits

  • Koninklijke Aloude Rederijkerskamer Ste Barbara, Aalst
  • Koninklijke Aloude Rederijkerskamer De Catharinisten, Aalst
  • Aloude Hoofdrederijkerskamer De Violieren, Antwerpen
  • Rederijkerskamer Het Turfschip van Adriaen Van Bergen, Breda
  • Kamer Van Retorika De Gezellen van de H.Michiel, Brugge
  • Rederijkerskamer De Lelie, Brussel
  • Rederijkerskamer Moyses’Bosch, ‘s- Hertogenbosch
  • Koninklijke Souvereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine, Gent
  • Koninklijke Rederijkerskamer St.Pieter Vreugd en Deugd, Geraardsbergen
  • Koninklijk Prov.Groninger Rederijkersverbond, Groningen
  • Rederijkerskamer Trou moet Blycken, Haarlem
  • Rederijkerskamer Nut en Genoegen, Holwierde
  • Koninklijke Rederijkerskamer Tollens, Hoogesand-Sappemeer
  • Rederijkerskamer De Waag, Liedekerke
  • Rederijkerskamer De Suyghelingen van Pollus, Zottegem
Afwezig met kennisgeving :
Kamers : Rederijkerskamer De Wijngaard, Ronse
Rederijkerskamer De Goubloem, Vilvoorde
Rederijkerskamer Broedermin en Taelijver
Agendapunten
  1. Verwelkoming en goedkeuring van de agenda
    Welkomwoord door de Voorzitter Johan De Rijck, op de jaarlijkse verplichte statutaire vergadering in het kader van het 33ste internationaal rederijkerscongres te ‘s-Hertogenbosch.

    Aantal aanwezige Kamers : 15
    Verontschuldigde Kamers : 3
    Volmachten : 2

    Gezien statutair de aanwezige kamers beslissingen kunnen nemen, ongeacht het aantal aanwezigen of volmachtdragers, kan rechtsgeldig vergaderd worden.

    De agenda wordt goedgekeurd.

  2. Werkingsverslag dienstjaar 2015
    Nicole Gits brengt verslag uit over de werking van het Verbond tijdens het voorbije dienstjaar.
    Dit werkingsverslag wordt door de Algemene Vergadering goedgekeurd.

  3. Financiën
    Jaarrekening 2015

    Willy De Meyer, penningmeester, stelt de jaarrekening 2015 voor.
    De jaarrekening wordt goedgekeurd door de Algemene Vergadering.
    De Algemene Vergadering geeft haar akkoord voor de ontlasting van de beheerders.

    Voorleggen begroting 2016
    De penningmeester stelt de begroting voor het werkjaar 2016 voor.
    Deze begroting in evenwicht werd vooraf voorgelegd aan de Raad van Bestuur ter informatie tijdens de eerste vergadering van de RVB in 2016.
    De voorgestelde begroting 2016 is sluitend en wordt door de Algemene Vergadering goedgekeurd.

    Opmerking: omdat het Verbond op geen enkele sponsoring kan rekenen, werden de lidgelden aangepast in het voorbije werkjaar. De betaling van de lidgelden verloopt uitermate traag.

  4. Tijdschrift
    Het eerstvolgend nummer van het tijdschrift verschijnt eind juni 2016. Aan de Kamers wordt gevraagd hun programmatie voor het volgend werkjaar te willen doorsturen voor opname in het tijdschrift. Volledige tekst of gesplitst in verschillende delen.

    Te bezorgen aan Bauke van Halem via bvh@vanhalem.nl.

    Erik De Smet merkt op dat het tijdschrift eventueel visueel aantrekkelijker kan gemaakt worden. Bezorgt aan Bauke een exemplaar van eigen tijdschrift van de Catharinisten. J.A.Buiskool wil helpen voor het omzetten van foto’s.

  5. Erkenning immaterieel cultureel erfgoed
    Johan De Rijck legde, samen met Denny Imbo, de eerste contacten met Leca om een geldig dossier samen te stellen. Daarna volgde nog een verkennende vergadering met Johan De Rijck en Willy De Meyer voor concrete afspraken met Leca.

    Emiel François en J.A.Buiskool zorgden voor de digitale verwerking van 2.149 Kamers. 76 Kamers bestaan nog en via een enquete werden gegevens over de Kamers verzameld. Ruim de helft van de Kamers heeft hierop gereageerd. De overige zullen opnieuw aangeschreven worden om te antwoorden.

    Voor Nederland dient de aanmelding te gebeuren via de Nationale Inventaris Cultureel Erfgoed. Bauke van Halem heeft de documenten ontvangen om ook aan Nederlandse zijde de aanvraag te lanceren. Hier zou de erkenning vlotter verlopen, in Vlaanderen is het moeilijker.

    Bedoeling is alle verzamelde gegevens misschien in boekvorm uit te geven en subsidies te genereren als we erkend worden.

  6. Frans-Vlaanderen
    Luc Collin en Bauke van Halem hadden contact met Prof.Héroguel.

    We willen hen laten voelen dat ze au sérieux genomen worden en dat er vanuit Vlaanderen belangstelling getoond wordt voor Frans- Vlaanderen.

    Het is de bedoeling hen uit te nodigen voor het congres in Brussel 2017 en de contacten te bestendigen. Eric Van Neuville, voorzitter van het Huis van het Nederlands, is spreker.

    Misschien kan een rederijkerskamer heringericht worden -> 3 landen -> subsidie mogelijk?

  7. Herinrichting Kamers en nieuwe Rederijkerskamers
    Bedoeling is potentieel uit te breiden. Er zijn veel verenigingen met een goede werking. Misschien hebben zij interesse voor instelling als Kamer of herinstelling. Het is de kunst hen te betrekken, wat geen eenvoudige opdracht is. Jonge mensen weten niet meer wat rederijkerij is. We moeten proberen de achteruitgang te stoppen en kamers bij te krijgen.

    Iedere Kamer moet proberen om jonge mensen aan te trekken en te motiveren.

    Om de jeugd te betrekken wordt het volgend congres te Brussel in september 2017 gehouden.

  8. Congres 2018 en 2019
    • De Wijngaard, Ronse: kandidatuurstelling is nog helemaal niet zeker
    • Nederland : misschien het KPGRV in Groningen - Eendracht, Zuidhorn
    • Het Verbond wil heel sterk meewerken
    • Er mag geen onderbreking van de congressen komen
    • J.A.Buiskool doet navraag en overlegt met Bauke van Halem
    • De Suyghelingen van Polus bij monde van Michel Claes willen onderzoeken of het mogelijk is om een congres te organiseren en neemt contact op met de voorzitter.
  9. Varia
    - Eric De Smet vraagt dat iets meer tijd zou voorzien worden voor de Algemene Vergadering tijdens het congres, zodat de agenda rustiger kan afgewerkt worden
    - J.A.Buiskool stelt dat de inschrijvingen voor het congres niet via de website zijn verlopen. Dit punt wordt verder behandeld op de RVB, correcte communicatie is zeker wenselijk.
    - Willy De Meyer informeert naar de brand van twee jaar geleden bij Trou moet Blycken.
    Jan Spoelder meldt dat er ernstige schade was aan het gebouw, maar dat de herstellingswerken opgestart zijn en in februari 2017 terug naar het pand aan de Grote Houtstraat kan verhuisd worden.

    De Voorzitter sluit de vergadering, bedankt alle leden van de Algemene Vergadering voor hun aanwezigheid en wenst iedereen een aangenaam vervolg van het congres toe.

33ste Internationaal Rederijkerscongres op 4 en 5 juni 2016 te 's-Hertogenbosch

ervaringen en emoties van een 'ancien' .......
Ik draai nu toch al een tijdje mee in dit rederijkerswereldje. Mijn verschijning is na al die jaren toch al een beetje 'erfgoed' geworden. Ik word telkens weer herkend en aangesproken door de 'anciens'- congresgangers. Maar ook die groep krimpt .... Eerst was er een “Congrescomité“ (1985), later een “Coördinatiecomité“ (1986) en uiteindelijk een “Verbond“ (1991). Ik werd lid van het “Coördinatiecomité“ in april 1990 en stond als medestichter mee aan de wieg van ons Verbond en ben er nog steeds bij .... Ik vermoed dat ik zowat alle congressen heb bijgewoond. Elk congres was weer een mooie ervaring. Je leert er personen kennen die een beetje met een zelfde ingesteldheid bezig zijn in hun Kamer. Het heeft me steeds weer wat energie bijgebracht om die 'rederijkersspirit' verder door te geven. En dit jaar mocht ik dan weer deelnemen aan het 33ste congres in Den Bosch.

Tijdens de voorbereidende besprekingen in de Raad van Bestuur van het Verbond had ik het gevoel dat het goed zou worden, maar 'hoe' en 'wat' was bij de start niet duidelijk. Ik hoorde iets over een boot en kleine bootjes om er heen te varen. Ik was al aan het fantaseren hoe we van die kleine bootjes op die grote boot zouden geraken. Ik zag al enkele van die anciens in de touwen hangen langs de boeg om op die grote boot te klauteren. Maar gelukkig werden die kleine bootjes nu enkele grote bussen zodat ons een marine-oefening werd bespaard.

We kregen op zaterdagmorgen een hartelijke ontvangst in het stadhuis van 's-Hertogenbosch. We werden door tientallen gastheren en gastvrouwen bijna op handen gedragen naar de ontvangstzaal. Het werd een hartelijk weerzien met met enkele 'anciens'-congresgangers. Een lekkere, pittige koffie als opkikker en wat degelijke mondvulling als versterker brachten ons in de juiste sfeer. Het weer zat goed, wat steeds de 'ambiance' ten goede komt. We maakten ook kennis met de vele andere congresgangers. We waren met een grote groep.

In de raadzaal was nog een klein ceremonieel voorzien. De lokale overheid had de eer om aan Moyses’ Bosch de beslissing kenbaar te maken dat voortaan de titel 'Koninklijk“ mag gevoerd worden en ook de oorkonde hiervan te overhandigen. Hoofdman Carlo was duidelijk geëmotioneerd maar behield zijn koelbloedigheid om nog even hun huisvestingsprobleem aan te kaarten, een magistrale zet op het schaakbord. Ook de Voorzitter van het Verbond, Johan De Rijck, overhandigde namens het Verbond een mooi ceramisch beeld met een masker. Om hun 100-jarig bestaan te onderlijnen hadden zij besloten om een vlag te laten maken. Het was een bijzonder moment om deze vlag aan alle aanwezigen voor te stellen. Er was duidelijk nagedacht over wat op de vlag moest worden afgebeeld. Het resultaat was zeer mooi.

Dan ging het inderdaad met de bus naar de boot. Geen grote manoeuvres maar gewoon een loopplank en een mooi onthaalcomité. De grote kapitein stond fier als een gieter met zijn manschappen de gasten op te wachten. Met de boot “Columbus“ gingen we op ontdekkingstocht, niet richting Amerika, maar richting Heusden. Een goede catering behoedde ons tegen uitdroging door met een gezonde regelmaat ons een drankje aan te bieden. Het werd genieten tijdens de gezapig vaart. De groene oevers gleden bijna geruisloos aan ons voorbij. Nadat de boot aanmeerde aan de voet van een mooie staakmolen, konden we onder de leiding van een gids de sfeer opsnuiven van dit mooie vestingstadje Heusden: mooie verzorgde huizen en straten, smalle tussendoor-gangetjes, sfeervolle pleintjes, mooie terrassen, ... Dat laatste was zeker welkom aan het einde van deze wandeling.

Terug op de boot was het voor enkelen een statutair moment met de algemene vergadering van de vzw van het Verbond. Een verplicht nummer opgelegd door de wetgeving, maar ook een mooi moment van 'bezinning en overleg'. Voorzitter Johan De Rijck schetste nog even de belangrijkste doeleinden die het Verbond op dit ogenblik nastreeft. En dan was er de terugvaart met de vele gesmaakte 'acts'. Op een cruise-boot kun je in een zaal naar een vertoning gaan, maar hier kwam de vertoning naar u toe. Wat een luxe! En dan was er de kapiteinsmaaltijd. Logistiek gezien is dit geen gemakkelijke opdracht, maar men toverde enkele mooie en lekkere buffetten uit de kapiteinspet. Verder hebben we nog even nagenoten op het buitendek tot we de bussen zagen staan die ons opnieuw naar Den Bosch zouden brengen voor een Night Lightshow op de markt, met mooie projecties op de gevels. Dan met de taxidienst van Vandervalk naar Vught, om mij dan moe maar voldaan op het bed te laten vallen. Nog vlug een drankje genomen uit de minibar, een weerbericht bekeken op een of andere tv-zender ... Morgen wordt het opnieuw mooi weer. Enig - zo'n congres met goed weer. En dan ben ik met het bootje de droomlanden binnengevaren ....

Mijn inwendige klok maakte mij tijdig wakker. Even tussen de gordijnen gluren ... en ja het was mooi weer. Eerst een ruim ontbijt, taxidienst naar Den Bosch en daar gaan we voor de tweede dag.

Opnieuw start de dag in het stadhuis met koffie en een Bossche bol. In de raadzaal vindt de academische zitting plaats. Na een warme verwelkoming, was het de beurt aan de gastspreker Jos Swanenberg. Hij had het over 'de wording van de Nederlandse taal'. Op een klare manier loodste hij ons door de tijd en wees aan welke paden onze taal had gevolgd. Tussendoor brachten twee dames ons enkele mooie muzikale momenten. Vervolgens kondigde een sublieme Luc Collin namens zijn Kamer “de Lelie“ het rederijkerscongres 2017 te Bussel aan, dat zal doorgaan op 9 en 10 september 2017. “Samen bruggen te bouwen in onze hoofdstad“ is het motto. Het wordt een interculturele ontmoeting in een grootstad. Vervolgens ontving 'St.-Pieters Vreugd en Deugd' uit Geraardsbergen van het Verbond nog een diploma voor hun puike congresorganisatie vorig jaar.

Vervolgens werd gewandeld richting de Parade, een met bomen omzoomd plein waar de toneelwedstrijd voor de rederijkerstrofee zou doorgaan. Er waren op het plein allerlei stalletjes opgesteld van oude ambachten. Tussenin was een platte boerenwagen opgesteld waarop een wagenspel zou opgevoerd worden door vijf Kamers. De deelnemende Kamers kregen een tekst, maar moesten er zelf een slot aan breien. Toen ik de wagen zag dacht ik er aan dat in feite alles zo begonnen was: een plein, een wagen als podium en toehoorders op strobalen. 'Back to basics' past hier zeker. Vier Kamers gaven het beste van zichzelf maar eentje moest afhaken door ziekte van een acteur. Het publiek genoot van het spektakel. Een driekoppige jury volgde met scherpe blik en gespitste oren het ganse gebeuren. Na afloop werd in het theatergebouw een smakelijke lunch aangeboden. Op het einde van deze lunch werd de uitslag van het toneelgebeuren mede gedeeld. Unaniem werd 'de Lelie' uit Brussel aangewezen als beste Kamer, waarvoor ze de trofee in ontvangst mochten nemen. Na de heerlijke spijzen met koffie na werd het congres afgesloten.

Deze twee dagen hadden de batterijen weer opgeladen. Er werd afscheid genomen van de vrienden en opnieuw een afspraak gemaakt voor volgend jaar te Brussel .....

Dank aan en nog een dikke pluim voor Moyses’ Bosch!!!!

Willy De Meyer


Lidmaatschapsbijdrage 2016

Sedert meer dan 10 jaar ontvangen wij van geen enkel orgaan structurele subsidie. Enkel met de inrichting van het congres kunnen soms kleine subsidies genegotieerd worden.

Daarom besliste de Raad van Bestuur de lidmaatschapsbijdrage te verhogen tot €50 voor de Kamers met 5 leden of meer en €30,voor de toetredende leden en kamers met 5 of minder leden.

Tijdens de algemene vergadering te Haarlem in 2013 werd het voorstel gedaan om ook aan de leden van de Kamers een bijdrage te vragen. Bijgevolg vragen wij aan de leden van de grotere Kamers om vrijwillig hun steentje bij te dragen als “toetredend lid”.

Wie zich geroepen voelt mag steeds een hoger bedrag overmaken.
Deze persoon zal dan een speciale vermelding krijgen in het tijdschrift.

Voor deze lidmaatschapsbijdrage ontvangt elke Kamer en elk toetredend lid, per kwartaal, het tijdschrift van het Verbond.

Kamers van 5 leden of meer : € 50,-
Zij ontvangen het tijdschrift.
Zij hebben medezeggenschap in het Verbond.
Zij kunnen deelnemen aan werkgroepen en studiedagen.

Kamers met 5 leden of minder en Toetredende leden : € 30,-
Zij ontvangen het tijdschrift.
Zij steunen hierdoor de rederijkerij.

De Kamers en toetredende leden kunnen hun bijdrage betalen op onze
bankrekening BIC : GEBABEBB. IBAN : BE41 2930 3224 8010
met vermelding “lidmaatschap 2016”.