�
Terug naar index
Ons Camers v� Rhetorike
-
Emiel Francois
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
20de jaargang nr 1
21ste jaargang nr 1
In dit nummer ...
Woordje van de voorzitter
Beste vrienden Rederijkers,
2008 is een belangrijk jaar voor het Verbond.
25 jaar geleden werd een eerste congres gehouden te Antwerpen.
Dit was de start van een onafgebroken werking tot op vandaag
Na enig speurwerk kwamen wij tot de vaststelling dat dit de derde
maal is dat een rederijkersverbond werd opgericht .
Het is tot op heden de langste periode dat een Verbond stand hield
en dit niettegenstaande het een periode met ups en downs was,
waarin de werking van vele Kamers onder grote druk stond.
Maar ondanks dit alles werd stand gehouden en kijken wij vol
vertrouwen naar de toekomst.
Het is dan ook met fierheid dat ik namens de Raad van Bestuur
kan aankondigen dat wij tijdens het komende congres te Aalst een
nieuwe Kamer in ons midden kunnen opnemen.
Het is een teken aan de wand dat de rederijkerij niet dood is , maar
integendeel springlevend , daar waar in de Kamers de nodige aandacht
geschonken wordt aan de positieve ingesteldheid van de
leden en hun werking .
Ook het Verbond is volop actief . Een verrassingspakket wacht
alle deelnemende kamers aan het komende congres.
Om deze werking in stand te houden doen wij dan ook een warme
oproep aan allen die om een of andere reden hun lidmaatschapsbijdrage
nog niet hebben voldaan , dit vandaag nog te willen doen.
Met vriendelijke rederijkersgroet,
Emiel Fran�ois
Voorzitter
Geschiedenis van de rederijkerij
(deel 49/3 & 50 )
Beeldenstorm |
hagepreken |
smeekschrift |
Gent |
fasen |
Verder in de brief wordt het verdacht karakter van de
rederijkersbijeenkomsten nogmaals onderstreept door de slotzin:
"
puis qu' il n'en peult venir du bien, mais plustost scandale en
inconvénient.". Hierbij dient ook de grote moeite die de overheid
bewerkstelligt om het tornooi te Ronse te beletten, vermeld te
worden. Er wordt aan iedere deelnemende kamer (vier van
Oudenaarde en een van Kortrijk, naast die van Ronse zelf) een
weigeringbrief gestuurd, met daarnaast ook nog eens een
verwittigingbrief aan het stadsbestuur van Ronse. In deze brief
houdt de overheid wel degelijk rekening met de mogelijkheid dat
de rederijkers, ondanks alle verbodsbepalingen, toch alles in het
werk zullen stellen om toch bijeen te komen. Daarom vraagt de
landvoogdes de schepenen te Ronse om erop toe te zien dat dit in
geen geval zou gebeuren: "
Vous en ayant bien voulu advertir pour
vous requérir et de par sa Majesté ordonner, si vous appercevez
que iceulx de Renaix ou Aultres voullissent se advancer à faire
celles assemblées que vous y obviez a votre taour sans
aucunement les admestre.".
In 1565, het jaar voor de wervelende beeldenstorm die vooral
Vlaanderen en Brabant zal teisteren, heeft er te Brussel nog een
belangrijk rederijkersfeest plaats. Dit zal echter in de zuidelijke
Nederlanden het laatste worden in de 16de eeuw. Want, in 1563,
het einde van het Concilie van Trente, begint definitief het roomse
tegenoffensief. Op 03 juli 1566 verschijnt er bijvoorbeeld een
uiterst zwaar plakkaat tegen de haagprekers. Het wantrouwen van
het centraal bestuur tegenover de rederijkers wordt op dat
ogenblik zo sterk, dat bvb. de Gentse schepenen zich in 1566
verplicht zien, om de uitkering van de jaarlijkse stadssteun van 12
pond, die sinds 02 augustus 1532 aan de Gentse kamers werd
gegeven, nu stop te zetten. Dit zal voor de Gentse rederijkers
wellicht een zware klap geweest zijn, die hun sterk
achteruitlopende financiële middelen nog meer verminderd zien.
Veel groter zal echter het psychologisch effect van deze maatregel
zijn. Want, na meer dan dertig jaar innige samenwerking,
verliezen de kamers hun vertrouwen in het stadsbestuur en worden
zij nu - in ieder geval officieel - gerangschikt in het gevaarlijke
kamp van de verdachte groeperingen. Na het midden van de 16de
eeuw komt de samenwerking tussen de overheid, stad en
rederijkers op een laag pitje te staan. De oorzaak hiervan is de
sympathie van sommige rederijkers voor de Hervorming en de
rampzalige, religieuze politiek en dito acties van Filips II.
En er zijn nog meer nieuwe problemen op komst. De reeds
vermelde Beeldenstorm, Alva, de Raad van Beroerten... De
Gentse rederijker Jan Onghenae wordt in 1568 opgehangen. In
1569 wordt Jan Lautte gewurgd en nadien verbrand. De ruggengraat
van de rederijkerij zal grotendeels gebroken zijn.
In het vorige deel maakten wij kennis met nog een hele resem
nieuwe plakkaten gericht tegen de verspreiding van de 'nieuwe'
godsdiensten en het gemor bij het volk en de edelen. In dit deel
van de Geschiedenis van de Rederijkerij behandelen we de
Beeldenstorm, die een allesvernietigend spoor zal achterlaten in
de zuidelijke en noordelijke Nederlanden.
De Beeldenstorm
Wat vooraf ging :
Eén van de opmerkelijkste uitingen van het ongenoegen tegen de
toenmalige heersers, is wellicht de Beeldenstorm. Na het
ondertekenen van de Vrede van Cateau-Cambrésis in 1559 kan
Filips II eindelijk zijn lang gekoesterde wens in vervulling laten
gaan en naar Spanje terugkeren. Vóór zijn vertrek uit de
Nederlanden laat hij, opmerkelijk, geen nieuwe plakkaten tegen
de ketters uitvaardigen. Wel beveelt hij uitdrukkelijk om de
plakkaten van zijn vader Karel V streng toe te passen. Als
plaatsvervanger benoemt hij zijn halfzuster Margaretha van
Parma. Volgens de geheime instructies die hij bij zijn vertrek
meegeeft, moet zij zich laten adviseren door de Raad van State en
de Geheime Raad. In gewichtige aangelegenheden moet zij, naast
Vigilius, president van de Raad van State en Berlaymont, chef van
de Raad van Financiën, vooral Granvelle raadplegen. Na verloop
van tijd voelen de hogere edelen zich achteruit gesteld omdat
belangrijke zaken achter hun rug worden afgehandeld.
In maart 1564 verlaat Granvelle de Nederlanden. De hoge edelen
voeren van nu af aan een beleid van radeloosheid en volstrekte
stelselloosheid. In de Hoge Raad willen de hoge edelen zich met
alles inlaten, ook met de zaken die tot de bevoegdheid behoren
van de twee andere raden. Er ontstaat een ontzettende wanorde,
die de goede gang van de administratie ten zeerste belemmert.
Overal tieren favoritisme en willekeur welig, de kracht van de
wetten verzwakt en de strijd tegen de verspreiding van nieuwe
geloofsopvattingen vermindert. De stadhouders wensen hun
bevoegdheden in de eigen provincies uit te breiden. Eind
december 1564 wordt in de Raad van State het besluit genomen
graaf Egmont naar Spanje te zenden, om op die manier Filips II
mondeling in te lichten over de noden en ellende van zijn
noordelijke erflanden. In de officiële instructie die aan Egmont
gegeven wordt, liggen niet alleen wensen, klachten en
verzuchtingen vervat die aan Filips II moeten overgebracht
worden. Egmont moet hem nog andere punten van ongenoegen
kenbaar maken. Zo wenst Oranje dat de Geheime Raad en de
Raad van Financiën ondergeschikt zouden gemaakt worden aan de
Raad van State.
Egmont wordt in Spanje met alle aan hem verschuldigde honneurs
ontvangen. Hij wordt onder persoonlijke gunsten bedolven, maar
slaagt er niet in om iets van betekenis voor de Nederlanden te
bewerkstelligen. Het antwoord van Filips II laat maandenlang op
zich wachten. In de brieven opgesteld te Segovia onder ingeving
van zijn geheime agent in de Nederlanden, Fray Lorenzo de
Villavicencio, luidt het antwoord: geen hervorming van de
regeringsraden, geen bijeenroeping van de Staten-Generaal, maar
WEL een strengere vervolging van de ketters. Margaretha van
Parma is door de inhoud van de brieven zo teleurgesteld, dat ze
deze gedurende verscheidene dagen niet aan haar raadslieden
durft mee te delen. De leden van de Geheime Raden geven haar
het advies om Filips' antwoord zo lang mogelijk stil te houden.
Onder impuls van Oranje besluit de Raad van State om de inhoud
van de brieven integraal bekend te maken. In een omzendbrief
deelt de landvoogdes aan alle gouverneurs en hoven van justitie
de verstrengde maatregelen mee die door Filips II op godsdienstig
gebied voorgeschreven zijn.
De bekendmaking van de brieven van Filips II verwekken in het
ganse land hevige beroering. Aanplakbrieven, pamfletten en
paskwillen verspreiden het gerucht dat de koning de beruchte
Spaanse Inquisitie ook in de Nederlanden wil invoeren. Op dat
ogenblik wordt de godsdienstkwestie een zaak van iedereen. De
agitatie in de Nederlanden wordt opgevangen door een groep van
lagere edelen met onder hen talrijke hervormden.
Op de vergadering van de Raad van State, eind december 1564,
beraadslagen de aanwezigen ook over de dringend te treffen
maatregelen op godsdienstig gebied. Oranje betoogt dat men
Filips II moet proberen te overtuigen om zijn strengheid tegen de
ketterij te laten varen. Het was niet langer doenbaar om de ketterij,
zoals vroeger, te bestrijden door de plakkaten, de inquisiteurs, de
bisschoppen en de decreten van het Concilie van Trente. De
strenge eisen door Filips II via Egmont gesteld vanuit Spanje
aangaande de kettervervolging, de verscherping van de Inquisitie
en van de toepassing van de plakkaten zijn in hun ogen een zware
tactische vergissing.
Sinds het vertrek van Granvelle, ijveren de hoge edelen voor het
verzachten van de plakkaten, het afschaffen van de Inquisitie en
het tollereren van de hervormingsgezinde religies. Talrijke
gerechtelijke en stedelijke magistraten saboteren de toepassingen
van de plakkaten, hetzij uit godsdienstige onverschilligheid, hetzij
uit hervormingsgezindheid, hetzij uit politieke voorzichtigheid.
Door de heersende gezagscrisis, is er echter geen enkel middel om
die verhouding te wijzigen.
Onder impuls van de stad Brugge beginnen de Vier Leden van
Vlaanderen een verzetsactie tegen het optreden van inquisiteur
Pieter Titelmans, nadat de Brugse magistraat geweigerd heeft het
gerechtelijk dossier van gevangen ketters aan de bisschop over te
maken.
Als het negatieve resultaat van Egmonts zending bekend raakt
door de instructies die hij uit Spanje meebracht, vinden er te Spa
besprekingen plaats tussen de lutheraan Lodewijk van Nassau, de
vurige calvinistische edelen Jan van Marnix, heer van Thoulouse,
en Nicolas de Hames, en het kerkraadslid Gilles le Clercq. Zij
overwegen de oprichting van een verbond met het doel
gewetensvrijheid te verdedigen.
Na de bekendmaking van de inhoud van de Spaanse brieven,
komen een twintigtal jonge edelen in Brussel bijeen in het huis
van de graaf van Culemborg. Zij besluiten tot de oprichting van
een verbond dat tot doel heeft een einde te maken aan de
Inquisitie en de plakkaten te doen verzachten. Er wordt een
manifest opgesteld, dat in de volgende maanden door meer dan
500 edelen, zowel katholieken als hervormingsgezinden,
ondertekend wordt.
Smeekschrift
Op 05 april 1566 houden een tweehonderdtal leden van het
verbond der edelen een mars op Brussel. Brederode biedt
Margaretha van Parma een smeekschrift aan, waar onder meer de
voorlopige schorsing van de Inquisitie en de plakkaten wordt
gevraagd, tot het moment dat Filips II in overleg met de Staten-
Generaal de godsdienstzaken in een definitieve vorm zou hebben
gegoten. Margaretha van Parma belooft dat zij in afwachting van
een model van moderatie van de plakkaten, de inquisiteurs en
magistraten zal verzoeken om bescheiden te werk te gaan.
Dadelijk worden overal valse geruchten verspreid in verband met
het antwoord van de regentes. Ondanks de officiële logenstraffing,
beelden de hervormden zich in dat alles nu toegelaten is. Talrijke
bannelingen, vaak verbitterd door de lange ballingschap, keren
naar de Nederlanden terug.
Maar Filips II blijft onwrikbaar, zelfs na de verzoeningspoging
van graaf Egmont in 1565 en in 1566 van het gezantschap
bestaande uit Jan van Glymes, markies van Bergen, en Floris van
Montmorency, baron van Montigny. Filips II wil geen enkele
afwijking van het ware rooms-katholieke geloof toestaan, maar
wil het, integendeel, volledig handhaven. In Vlaanderen duikt
voor Margaretha van Parma een pijnlijk dilemma op: ofwel
gehoorzaamt ze aan haar Spaanse halfbroer, ofwel laat ze haar
eigen landgenoten bepaalde godsdienstvrijheden toe, wat eigenlijk
de belangrijkste voorwaarde is voor het noodzakelijke herstel van
de rust. De keuze was des te moeilijker, daar vele edelen en tot
dan als trouwe en eerbaar bekende burgers zich nu openlijk tot de
hervorming bekeerden. Verschillende stadsbesturen werden
overrompeld met aanvragen om toleranter te zijn inzake het
toepassen van de plakkaten en het toewijzen van gebouwen
waarin de nieuwe erediensten beleden zouden kunnen worden.
De toestand wordt alsmaar meer gespannen, zeker in de Vlaamse
textielsteden, waar een groot proletariaat bestaat. De
Beeldenstorm begint dan ook in Vlaanderen en slaat van daaruit
over naar de andere gewesten. Niet alleen economische, maar dus
ook godsdienstige en politieke motieven kunnen als aanleiding tot
de stormen aangewezen worden. Dezelfde factoren die trouwens
aan de basis zullen liggen van de algehele opstand kort hierna
tegen Filips II. Op 03 juli 1566 verschijnt een plakkaat dat
rechtsreeks tegen de hagepreken gericht is. Door de durende
gezagscrisis in de Nederlanden blijft dit plakkaat echter dode
letter.
Op dat ogenblik is er dan ook een sfeer van toenemende
onzekerheid en verwarring ontstaan. Hiervan gebruik makend,
kwamen vele gevluchte en verbannen heethoofden naar onze
gewesten terug. Deze heethoofden sleurden, vooral in Zuidwest-
Vlaanderen, waar de sociale nood reeds eeuwen groot was, het
gewone volk mee in een oproer die zich vooral richtte op het
vernielen van de symbolen van de rooms-katholieke
aanwezigheid.
Hagepreken
We weten inmiddels dat Filips II de kettervervolgingen streng laat
doorvoeren. Door talrijke doodvonnissen wekt hij overal
ontevredenheid, angst en haat. Maar dit remt in geen geval de
aangroei van lutheranen en calvinisten. In 1562 en de
daaropvolgende jaren worden overal in Vlaanderen en Brabant,
vooral in bossen, geheime bijeenkomsten georganiseerd. Al gauw
zal de overheid nog strengere maatregelen tegen de hagepreken
nemen. Een in 1566 te Antwerpen gehouden synode besluit overal
te lande hagepreken te organiseren. Op deze steeds talrijker,
weldra ook door gewapende mannen, bijgewoonde
samenkomsten, verkondigen predikers dat men tot een 'zuiver'
geloof moet terugkeren en dat de afgoderij, dat wil zeggen de
beeldenverering, niet alleen uit het hart maar ook uit de ogen moet
verdwijnen.
Vanaf eind juni 1566 brengen de hagepreken duizenden mensen
op de been. Marcus van Vaernewijck getuigt dat hij tijdens de
zomermaanden van 1566 te Gent ' up diveersche straten ende
steghen vander stadt' groepen van wel tweehonderd tot
driehonderd man psalmen hoorde zingen, ' mans ende vrouwen'
gingen ' arm an arm al zynghende dees psalmen'. Op de markt
zingen jongleurs liedjes, vaak tot spot van de geestelijkheid en
met als laatste vers ' Vyve le gues', alsof, zo merkt Van
Vaernewijck verder op, ' de geus nu de ouerhandt ghehadt
hadden'. Verder vertelt hij in zijn ' Van die beroerlijcke tijden
[..]' over de hagepreken: ' tontstack aestelic overal, als een vier
dat, in stro ende stoppelen onsteken zijnde, metten winden
herwaert ende ghinswaert ghedreven werd ende aldaar voetsel
vindende, voorder en voorder ontsteect.'.
De Beeldenstorm breekt op 10 augustus 1566 los in het
Westkwartier met name in het West-Vlaamse Steenvoorde en
verwoest en ontheiligt in de hele Nederlanden ontelbare kerken,
kloosters en abdijen. Twee maanden later wordt er nog gestormd
in bijvoorbeeld Asperen. Vier maanden na het Banket van de
Geuzen, luistert een groep vurige calvinisten in het kleine West-
Vlaamse dorpje Steenvoorde naar de preek van de jonge,
onstuimige predikant Sebastiaan Matte. Opgezweept door zijn
woorden, snellen ze naar de naburige parochiekerk van Sint-
Laurentius en gedreven door haat tegen de roomse afgodsdienaren
verwoesten ze alles wat ze in de kerk ook maar kunnen vinden. Na
10 augustus verspreidden deze stormen zich langzaam.
Aanvankelijk over het Vlaamse platteland en enkele West-
Vlaamse steden, later over de ganse Nederlanden.
Op 13 augustus predikt in Belle Jacob de Buyzere, een voormalige
augustijn, en het Sint-Antonius-klooster ondergaat hetzelfde lot
als de Sint-Laurentiuskerk. Op 14 augustus bezoekt Matte
Poperingen, met hetzelfde gevolg. In de omgeving van Sint-
Winoksbergen, in een gebied van ongeveer 400 km
2, worden
vijftig kerken bestormd. In de buurt van Kassel, in een gebied van
470 km
2, worden de schatten van vijfenvijftig kerken, abdijen en
kloosters vernield, standbeelden verwoest of onthoofd, glasramen
stukgeslagen, altaarstukken omvergeworpen en gewaden
verscheurd. Ook Oudenaarde komt aan de beurt. In dat jaar telt de
stad trouwens zeven rederijkerskamers. Hiervan zegt Marcus van
Vaernewijck in zijn ' Beroerlicke tijden [...]': '
Nieuvers in
Vlaanderen, als men wel imagineert en wordt bet geobserveerd
Retorica geprezen'.
Het bericht van de gebeurtenissen in het Westkwartier is te
Antwerpen bekend op 16 augustus en doet de katholieken vrezen
dat hun kerken en kloosters weldra hetzelfde lot zullen ondergaan.
Vier dagen later, op 20 augustus is Antwerpen inderdaad aan de
beurt. Op die dag breekt in de Antwerpse binnenstad de
Beeldenstorm écht los, na enkele kleine incidentjes de dag
voordien. Het stormen te Antwerpen zal een nog veel groter
effect hebben. In en rond de stad blijven weinig kerk- en
kloostergebouwen gespaard. Het Antwerpse stadsbestuur beveelt
daarenboven de beeldenstormers hun gang te laten gaan. Het feit
dat de 'storm' ook in de grootste stad van het land kon gebeuren, is
het sein om hem te doen voortrazen in vele andere grote steden,
zoals Gent en Mechelen.
Gent
In Gent krijgt het hele gebeuren een pseudo-sfeer van
wettelijkheid. Hier tonen de leiders van de beeldenstorm, Lieven
Onghena en Claudius Goetghebeur, een vervalste goedkeuring
van de gaaf van Egmont aan de baljuw. Hierin geeft de stadhouder
van Vlaanderen zogenaamd de opdracht om te Gent alle beelden
te vernielen. Op die manier misleid en uit schrik voor het
gepeupel vóór zijn woning, draagt de baljuw aan het volk op om
dit bevel uit te voeren en stuurt zelfs enkele van zijn dienaren mee
om bij de vernielingen te helpen! In minder dan 24 uur worden
één collegiale en zeven parochiekerken, vijfentwintig kloosters,
tien godshuizen en zeven kapellen onder handen genomen. Het
'Lam Gods', dat veilig wegborgen ligt op de vliering van de Sint-
Janskerk (de huidige Sint-Baafskathedraal), beleeft één van zijn
vele miraculeuze reddingen. Op 23 augustus worden de
beeldenstormers buiten de stad geleid en storten ze zich op
zesenveertig omliggende gemeenten en dorpen. In Oostwinkel
krijgen ze de hulp van de pastoor en zijn kapelaan.
De plannen voor de Beeldenstorm in Gent zijn wellicht ten huize
van Lieven Onghena gemaakt. Op 21 augustus komt bij hem een
'hoop grauw' bijeen en beslist om de volgende dag samen te
komen op de Vismarkt en vandaar in een bepaalde orde, de kerken
te gaan zuiveren. Na de vergadering begint men mannen te
ronselen om de Beeldenstorm uit te voeren. De verwoestingen
duren tot de volgende morgen. Marcus van Vaernewijck schrijft in
zijn dagboek: '
De beeldenstormers, denkend god een dienst te
bewijzen, hebben geen moeite gespaard en liepen de nacht door
van de ene kerk naar de andere. Zij trokken langs de straten in
groepen van dertig tot vijftig man, vrouwen en kinderen zongen
psalmen en enkele mannen zongen ze voor. Zo zag ik er voor mijn
deur, van twee tot drie uur wel tweehonderd voorbijgaan, en
hoorde ze telkens tot de andere vragen: zijt gij hier of daar al
geweest, en hebt ge deze of gene beelden op de hoeken van de
straten al afgeworpen?'.
In Gent blijken de beeldenstormers uit alle klassen van de
samenleving te komen. Onder de belangrijkste leiders en kapiteins
vindt men niet één lompenproletariër in de echte zin van het
woord. Naast welgestelde beeldenstormers zijn er zeker veel meer
anderen. Er zijn gehuurde en betaalde brekers en er zijn lieden
'
die van haerlieder soorte en belijdinghe niet recht en waren [d.i.
geen calvinisten],
die zochten onder 't decksel van dien quaet te
doene, stelen ende roven.' aldus Marcus van Vaernewijck. In zijn
' Beroerlicke tijden [...]' kunnen we trouwens lezen, dat volgens
hem de meeste beeldenstormers te Gent, afkomstig zijn van buiten
Gent. Op 23 augustus 's morgens maakt de hoogbaljuw een einde
aan de Beeldenstorm te Gent, en geeft de brekers de zonderlinge
raad hun werk elders voort te zetten.
Het geweld breidt zich langzamerhand naar het Noorden en het
Oosten uit. Op 21 en 22 augustus is Middelburg aan de beurt, en
van 23 tot 29 augustus Doornik. Leuven en Brugge kunnen aan
het geweld ontsnappen.
Na de beeldenstormen in Steenvoorde, Oudenaarde, Gent en
Antwerpen, vreest Margaretha van Parma dat het geweld tegen de
geestelijkheid en het Spaanse bewind ook te Brussel zou
losbarsten. Eind augustus 1566 komt ze na lang aarzelen met het
'Compromis der Edelen' overeen dat men de preken, overal waar
ze reeds uitgeoefend worden, officieel zou toelaten. Zij is er
echter van overtuigd dat de Brusselse magistraat dit 'Akkoord'
niet zal goedkeuren en zelfs zal beletten. Wat inderdaad ook
gebeurt. Wanneer een groepje burgers bij de stadsmagistraat het
recht komt opeisen om in het openbaar binnen de stad protestantse
preken te houden en bij te wonen, krijgen ze als antwoord dat
Margaretha van Parma dit helemaal niet heeft toegestaan en dat
aan een soortgelijk verzoek geen gevolg zal gegeven worden. Op
die manier ontsnapt ook Brussel aan de Beeldenstorm.
Op 23 augustus wordt Amsterdam geteisterd, en ook steden als
Leiden en Utrecht ontsnappen niet aan het geweld, maar in
tegenstelling met het Zuiden blijven hier vele gebieden en steden
gespaard. Op bepaalde plaatsen in de noordelijke Nederlanden
worden de stormen zelfs georganiseerd en geleid door het
magistraat zelf, en gaat het er in ieder geval iets minder hard aan
toe.
Op 29 september is de storm in het Noorden wat gaan liggen en
worden de laatste kerken te Leeuwaarden vernield. Op 8 oktober
is de storm uiteindelijk volledig uitgeraasd. Of toch niet volledig,
want op 14 oktober 1566 heeft er nog een tweede aanval plaats op
de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Antwerpen. Hieraan wordt echter
spoedig een einde gemaakt door het kordate optreden van Antoon
van Lalaing, gouverneur van de stad, en van de stadsmagistraat.
Dezelfde nacht nog worden reeds zes beeldenstormers ter dood
veroordeeld en de volgende dag terechtgesteld.
Het zal tot 1572 duren vooraleer in het Noorden opnieuw, maar
deze keer grondiger, katholieke bolwerken zouden bestormd
worden.
Verschillende fasen
In het verloop van de Beeldenstorm kunnen we drie fasen
onderscheiden. In een eerste fase, van 10 tot 18 augustus, zijn er
verschillende groepen Beeldenstormers aan het werk in het
Westkwartier. Deze rondtrekkende groepen worden vaak
geholpen door de plaatselijke inwoners. In dit gebied blijven
weinig kerken, abdijen of kloosters gespaard.
Van 20 tot 27 augustus wordt er in de tweede fase hevig gestormd
in de Scheldestreek en sommige streken in Holland. In het
Scheldegebied verspreidt de Beeldenstorm zich, en dit in
tegenstelling tot het Westkwartier, niet als een lopend vuur. In de
Scheldestreek wordt de Beeldenstorm meestal georganiseerd in de
steden en door de beeldenstormers in de onmiddellijke omgeving
verdergezet.
In september en oktober worden er, in een derde fase, nog kerken
'gezuiverd' ten noorden van de grote rivieren. Ook in het
Westkwartier wordt er nog gedurende enkele dagen in een aantal
steden gestormd. In de noordelijke Nederlanden zijn (vanaf
september) geen rondtrekkende groepen aan het werk zoals in het
Westkwartier of sommige plaatsen in het Scheldegebied. In
verschillende Hollandse steden en te Utrecht wordt er fel
gestormd, maar in Gelderland, Overrijsel, Friesland en Groningen
gaat alles er veel kalmer aan toe. In het noorden van de grote
rivieren geschiedt de Beeldenstorm op verschillende plaatsen
onder leiding van edellieden, overheidspersonen en zelfs
uitgetreden geestelijken.
Wordt vervolgd
Jan Rooms
De actualiteit van een erfgoedbeweging.
Van prof. Jan Jacobs ontvingen wij een exemplaar van het
tijdschrift Trajecta waarin zijn studie gepubliceerd werd :
Een bijdrage tot de geschiedenis van de Bossche rederijkerskamer
Moyses�Bosch.
Jacobs was ��n van de twee causeurs op het vorig jaar in Den
Bosch gehouden internationaal rederijkerscongres .
De studie baseerde zich op vier onderscheiden perioden:
1496- 1568 , -1595 , 1752 , 1915- 1951 ,1951 tot heden
Dat schema geeft aan dat deze Kamer geen ononderbroken
geschiedenis kent.
Door de herinrichting van de Kamer in 1951 werd teruggegrepen
naar wat men als het eigene van M.B. beschouwde.
- cultivering van een aangenaam tijdverdrijf als gheselscap
van ghenoughten door het schrijven en opvoeren van
uiteenlopende genres van toneelstukken en de beoefening
van diverse vormen van po�zie.
- uitdrukking geven aan een bepaald spiritueel en relgieus
besef.
- hooghouden van naam en faam van de eigen stad, ��n van
de vier hoofdsteden van het oude hertogdom Brabant.
Voor elk van de vier perioden wordt nagegaan welk aandeel
M.B.had in de stedelijke en regionale feestcultuur.
Ten slotte wordt voor elk van de vier perioden de geschiedenis
van M.B. in het bredere verband van de rederijkerij in de
Nederlanden geplaatst. Zo wordt ook een brug geslagen tussen
enerzijds de middeleeuwen en vroegmoderne tijd en anderzijds de
actualiteit.
Wie interesse heeft voor deze studie kan het exemplaar van
"Trajecta 16.2007.2" bestellen bij
Redactie Trajecta vzw. tegen de prijs van €10,00 exclusief
verzendingskosten.
e-mail :
trajecta@kdc.ru.nl
Vlaamse toneelwedstrijden op het eind van de achttiende
en het begin van de negentiende eeuw (5)
Freddy Van Besien
In deze aflevering gaan we in op een toneelwedstrijd ingericht
door
de Fonteine uit Gent in 1785. Dank zij het feit dat ��n van de
organisatoren, Jean Fran�ois vander Schueren, tevens uitgever
was van
de Vlaemschen Indicateur en voor de wedstrijd heel wat
plaats inruimde in zijn blad, zijn er veel details bekend.
1785: wedstrijd te Gent, ingericht door de Fonteine
De Gentse
Fonteinisten (opgericht in 1448) organiseerden in 1785
een toneelwedstrijd in "La bonne Aventure", een herberg in de
Akkerstraat te Gent, vlakbij de nieuwe gevangenis aan de
Coupure. Het opgelegde stuk was 'De weduwe van Malabar, of
het gezag der gewoonten', treurspel in vijf bedrijven van Antoine
Marin Le Mierre, dat door de Gentse drukker J.F. Vander
Schueren in proza was vertaald en door hemzelf uitgegeven.
Daarna moesten de deelnemers een blij- of zangspel naar keuze
opvoeren. Deze wedstrijd was de eerste bekende activiteit van
de Fonteine sinds 1749 (cf. Van Besien 2004).
In een bericht in de
Gazette van Gend van 11 november 1784
werden de belangstellenden opgeroepen om op 28 november 1784
om 14 uur aanwezig te zijn in "La bonne Aventure", om zich in te
schrijven voor de wedstrijd en er diezelfde namiddag deel te
nemen aan een andere wedstrijd die erin bestond "enkele vragen te
beantwoorden". Deze uitnodiging werd hernomen in de
Gazette van Gend van 15 november 1784. Ook in de
Vlaemschen Indicateur van 20 november 1784 werd de wedstrijd
aangekondigd. Daar vernemen we wat meer details over de
prijzen van de toneelwedstrijd: er zullen acht zilveren
gedenkpenningen worden uitgereikt, telkens aan de acteur die het
best elk van de acht rollen zal hebben gespeeld. Per deelnemende
vereniging zal dus maar ��n persoon een gedenkpenning
ontvangen. De acht bekroonde acteurs, ieder uit een verschillende
vereniging, zullen dan na afloop van de wedstrijd het "stuk van
eer" vertonen. Al het nodige (kostuums, decor, attributen) wordt
door de organisatoren gratis ter beschikking gesteld. Iedere
deelnemende groep moet veertien gulden inleggen.
Uit verdere berichten in de
Gazette van Gend (23 december 1784)
en in de
Vlaemschen Indicateur (1 januari 1785) vernemen we dat
de samenkomst van 28 november 1784 anders is verlopen dan
voorzien: de wedstrijd in het beantwoorden van enkele vragen is
namelijk niet behoorlijk verlopen door de tussenkomst van een
'Midas Kroondraegenden Weet-Niet'. Wie deze met ezelsoren
getooide, onbevoegde kunstrechter mag geweest zijn, is niet
bekend. De wedstrijd zal opnieuw georganiseerd worden op 26
december 1784 en iedereen wordt uigenodigd zich op die datum
opnieuw aan te bieden. Men kan zich ook nog inschrijven voor de
toneelwedstrijd van 1785, die zal beginnen op tweede Paasdag.
Tijdens de tweede poging, op 26 december 1784, kon de wedstrijd
inderdaad plaats hebben en werden er drie zilveren penningen
uitgereikt (cf.
Vlaemschen Indicateur 1 januari 1785). De
wedstrijd bestond in het beantwoorden van vragen die peilden
naar de kennis over de muzen of godinnen van de Helicon of de
Parnassusberg. Er werd gevraagd naar de namen van de
verschillende godinnen of muzen en hoe ze gewoonlijk worden
afgebeeld. De antwoorden dienden in verzen te worden
geschreven.
De eerste prijs ging naar Petrus Judocus de Borchgraeve uit
Wakken; de tweede prijs naar Placidus Hubertus Soenen uit
Petegem bij Deinze en de derde prijs naar Joannes Joseph Soenen,
eveneens uit Petegem. Petrus Judocus de Borchgraeve (1758-
1819) was de stuwende kracht achter de in omstreeks 1780
nieuwgestichte kamer de
Catharinisten in Wakken met als
kenspreuk "
Ziet het groeyd onbesproeyd". Hij schreef gedichten
en toneelstukken. Hij was ook acteur en behaalde de eerste prijs
voor de titelrol van 'Bellerophon' tijdens de wedstrijd van 1784
in Oudenaarde. De Borchgraeve dankte de organisatoren van de
wedstrijd met een gedicht, waarin hij ze aanmoedigt door te gaan:
Gae voord, gae vlytig voord in dus een Konst te bouwen!
Laet ons de vrucht uws geest en vlyt, nog meer beschouwen,
Lokt alle Minnaers aen,
En leerd die langst uw spoor nae Pindus Tempel gaen
Door �t pit van Tael en Kunst oogblykelyk t�ontvouwen:
Zoo ziet m�eer lang uw Stad, die d�Hoofd-stad is van �t Land,
De Hoofd-stad van de Kunst, Geleerdheyd en Verstand.
(Vlaemschen Indicateur 29 januari 1785).
De toneelwedstrijd had, zoals gepland, plaats in april en mei 1785
in "la bonne Aventure" in de Akkerstraat te Gent. Alle
voorstellingen werden in de Vlaemschen Indicateur
aangekondigd. Er waren acht deelnemers:
- Sint-Pieters, Ledeberg (3 april 1785)
Nevele (5 april)
Zevergem (10 april)
Zomergem (17 april)
Wakken (24 april)
Sint-Niklaas (1 mei)
Oostakker (5 mei)
Wieze (8 mei)
We kennen ook de blij-of zangspelen die werden opgevoerd:
Ledeberg, Nevele en Zevergem voerden ' Den gemaekten rouw'
op, kluchtspel in ��n bedrijf van Thomas Corneille;
Zomergem
speelde ' Don Pedro of de getransformeerde dochter', kluchtspel;
Wakken speelde ' Lucas, of den nieuwen Krygsman', blijspel in
��n bedrijf;
Sint-Niklaas speelde ' Sidnei', blijspel in drie
bedrijven;
Oostakker gaf ' Den slotmaeker', opera buffa;
Wieze
speelde ' De krygsgezinde dochter', blijspel in ��n bedrijf.
Ter gelegenheid van het optreden van de Catharinisten van
Wakken schreef De Borchgraeve een ' Harp-slag ter inwyding van
den nieuwen Nederduytschen Schouwburg, opgerecht in de
Bonne-aventure, binnen de stad gend, op welken des zelfs Heeren
Stichteren, voor de eerste mael, door acht verscheyde Konstgenootschappen,
om Prys laeten vertoonen De Weduwe van
Malabar', waarin hij in alexandrijnen hulde brengt aan het
initiatief tot het inrichten van de wedstrijd en aan het vertaalwerk
van Vander Schueren. De tekst werd uitgegeven bij de Gentse
drukker P.J. Spillebaut.
De Gentse organisatoren gaven na afloop van het tornooi ook zelf
een voorstelling in "la bonne Aventure', nl. op 19 juni 1785. Ze
voerden ' Mahomet' van Voltaire (vertaling De Vos) op, gevolgd
door ' Het nachtgevegt of de leevende dooden', een blijspel van
De Nyd. (cf. de Vlaemschen Indicateur 11 en 18 juni 1785).
De prijsuitreiking had plaats in "la bonne Aventure' op 6 juni
1785 (cf. de Vlaemschen Indicateur 11 juni 1785). De eerste prijs
voor het treurspel ging naar Wakken; de tweede prijs naar Nevele;
de derde prijs naar St. Pieters Ledeberg; de vierde prijs naar Sint-
Niklaas; Wieze kreeg een eervolle vermelding. De eerste prijs
voor het ' naspel' (blij- of zangspel) ging naar Oostakker; de
tweede prijs naar Wakken.
We kennen ook de namen van de spelers die een gedenkpenning
wonnen:
- juffrouw Van Beesen, uit Sint-Niklaas, voor de rol van Lanassa
Petrus de Moor, uit Sint-Pieters Ledeberg, voor de rol van de
veldheer
Petrus de Borchgraeve, uit Wakken, voor de rol van de
opperpriester
Petrus van de Cotte, uit Oostakker, voor de rol van de jonge
priester
Guillielmus van Malcotte, uit Sint-Niklaas, voor de rol van de
Franse officier
(eervolle vermelding voor Petrus Colpaert, uit Zomergem, voor
dezelfde rol)
Stanislaus de Smet, uit Wakken, voor de rol van de priester
Petrus de la Fontaine, uit Wakken, voor de rol van Fatima
Joannes de Vogelaere, uit Wieze, voor de rol van de
staatsbediende
De prijsuitreiking werd voorafgegaan door een lezing over de
' Oudheyd, Nutheyd en Heerlykheyd der zoo van ouds genoemde
Rederykers in de Nederlanden'', opgesteld door J.F. vander
Schueren, en voorgelezen door Van Beesen, boekhandelaar te
Sint-Niklaas. De gehele tekst van deze lezing werd in de
Vlaemschen Indicateur gepubliceerd (2 juli 1785; 9 juli 1785; 16
juli 1785). Na een uitgebreide geschiedenis van de rederijkers in
Vlaanderen, roept Vander Schueren de toehoorders op om de
traditie weer op te nemen:
'
Zie daer dan yverige Rederykers, waere Minnaeren van het
Tooneel, zie daer hoe zeer voorhe�n den Schouwburg en de
Rederykers geagt en bemind wierden. Bezie met weenende oogen
den trap van Eer, van welken zy gedaeld zyn, en tragt door Yver
en Konst dien zelfden trap eens andermael op te stygeren. Dan
zullen die trotsche Voorstaenders van het Fransch Tooneel
beschaemd worden, om dat zy, het achtste deel van hunne
Moeder-spraek niet magtig zynde, zoo lang gelooft hebben, dat de
Nederduytsche Tael voor het Tooneel niet geschikt was. Dan
zullen die laetdunkende, die de welsprekenheyd veragten, om dat
zy, of te luy, of te lomp zyn om die fraeye Wetenschap te
oeffenen, uwe bywezenheyd vluchten. Dan zullen die
eygenzinnige Mymeraers, die alleen wys willen zyn, of voor
zulkdaenig willen doorgaen, om by het gemeene Volk als halve
Goden het hoofd te kunnen verheffen, de oogen openen en zien
dat zy zig zelven en de hunne verleyd hebben.'
In den Vlaemschen Indicateur van 26 juni 1785 vinden we een
verslag van de triomfantelijke intrede van de Wakkense kamer:
"Nauwelyks waeren de dry Medaillisten (Petrus de Borchgraeve,
Stanislaus de Smet en Petrus de la Fontaine) met de hun
aengewezene Tooneel-pryzen de uytterste Paelen huns Dorps
genaedert, of wierden met alle eer en plechtigheyd ontmoet en
verwilkomt, door negen Maegdekens, waer van de dry eerste
droegen dry verscheyde Eerblazoenen, de tweede dry verscheyde
Jaerschriften, en de derde dry sierlyke Bloem-troph�en, die zy de
dry Medaillisten eerbiedig aenboden: dit Negen-magden-tal wierd
opgeleed door de Konst, wie een Blazoen droeg: WaCken ganDae
VICtrIX hILarIter trIUMphat (= 1785), en opgevolgt door eenen
Apollo, draegende een zeer sierlyk opgepronkt verwilkomende
Eergejuych: daer naer wierden zy onder 't geluyd der Keteltrommels,
het gezwaey van vliegende Vaendels, Violen, andere
Vreugd geschallen enz. door het alom beruchte vrye ridderlyke
Gilde van den H. Sebastiaen ontfangen, en door des zelfs
Hoofdman den Heer Bailliu op eene konstlievende maer
allerteerste wyze den Wyn van Eere aengeboden, terwyl de locht
scheen weertegalmen van het vreugdig Hand-geklap en
Eergejuych van een ontelbaere menigte Dorp en Vremdelingen."
De winnaars werden vervolgens door de versierde straten van
Wakken en via de Grote Markt geleid naar het lokaal van de
Sebastiaansgilde: "In hunne ridderlyke Zael was een sierlyk
Tooneel opgerecht, waer op ten bywezen der gemelde Gildens, en
eene menigte Inwoonderen, verscheyde Eergedichten wierden
uytgesprooken, gevolgt door verscheyde verwilkomende
Maetgezangen: alwaer dan een prachtig Bal door veelerhande
aenzienlyke Persoonen wierd gehouden, het welk laet heeft
geduerd." Tijdens de maanden juni en juli 1785 gaf de Wakkense
kamer nog een aantal opvoeringen van de bekroonde stukken in
het Hof van den H. Sebastiaen te Wakken.
Bronnen:
Den Vlaemschen Indicateur
Gazette van Gend
Van Besien, F., "De Fonteine op het eind van de achttiende
eeuw", Jaarboek De Fonteine 45-46 (2004), 171-235
(wordt vervolgd)
Lidmaatschapsbijdrage 2008
De Raad van Bestuur besliste de lidmaatschapsbijdrage 2008
niet te verhogen.
Dit moet iedereen de mogelijkheid geven om tegen een
minieme bijdrage lid te blijven van het Verbond.
Hiervoor ontvangt elke Kamer of elk toetredend lid per
kwartaal het tijdschrift van het Verbond.
- Kamers : 25 �
Zij ontvangen het tijdschrift
Zij hebben medezeggenschap in het Verbond .
Zij kunnen deelnemen aan werkgroepen en studiedagen.
- Toetredende leden : 15 �
Zij ontvangen het tijdschrift en steunen hierdoor de
rederijkerij .
De Vlaamse Kamers en toetredende leden kunnen hun
bijdrage voldoen via bijgevoegd overschrijvingsformulier op
onze bankrekening 293-0322480-10.
De Nederlandse Kamers en toetredende leden door overschrijving
van de bijdrage op onze bankrekening met als
kenmerken :
BICcode : GEBABEBB IBANcode : 2930 0006 7652
TIJDSCHRIFT
Binnen de Raad van Bestuur werd beslist dat aan al de Kamers die
aangesloten zijn bij het Verbond een nieuwe service zal verleend
worden.
Deze service houdt in dat aan de hand van ontvangen e-mail
adressen een database zal aangelegd worden van AL de leden van
hun Kamer die een elektronische kopie van het tijdschrift wensen
te ontvangen.
Op deze wijze zullen dan ook meer ge�nteresseerde lezers bereikt
worden.
Er zal dus nog slechts ��n exemplaar via de post verzonden
worden. Dit gezien de laatste jaren de posttarieven in Belgi� fors
zijn toegenomen .
Wij vragen dan ook dat alle Kamers die dit wensen ons een lijst
van e-mailadressen van hun leden zouden bezorgen.
De gegevens mogen aan mijn e-mailadres worden overgemaakt
(
emiel.francois@skynet.be)