0 Ons Camers 2e 2014






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Verantwoordelijke uitgever:
Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.
Veeweydestraat 22-24
1070 Anderlecht
website : www.rederijkers.org
27e jaargang nr 2, april, mei, juni 2014

Redactie: Bauke van Halem
’t Haantje 2
4854 MV Bavel
Kopij naar: bvh@vanhalem.nl

In dit nummer ...

Woordje van de redacteur

top
Beste rederijkers, Het eerste nummer van dit tijdschrift, waar ik als nieuwe redacteur verantwoording voor draag, is niet helemaal vlekkeloos geweest. Zo blijkt maar weer eens dat alle begin moeilijk is. Maar, we gaan onversaagd voorwaarts. De voorbereidingen voor het congres in Liedekerke verlopen voorspoedig en we zien uit naar 14 en 15 juni om naar het schoon Pajottenland te gaan. Verderop in dit nummer weer wat informatie over Liedekerke en omgeving. Het bestuur van het Verbond is zich aan het beraden over de ontstane situatie na de aankondiging van Emiel François, dat hij al zijn bestuurstaken neerlegt en dus ook die van voorzitter van het Internationaal Verbond. In de komende Algemene Vergadering, die gehouden wordt tijdens het congres in Liedekerke, zal dat uiteraard een agendapunt zijn. Achter de schermen wordt inmiddels alweer verder gekeken naar het jaar 2015, als Geraardsbergen het congres zal gaan organiseren. Voor nu wens ik U veel leesgenoegen met dit nieuwe nummer van ‘Ons Camers va Rhetorike’.

Met genegen rederijkersgroeten,
Bauke van Halem

Op naar het congres in Liedekerke

top
Mocht U het vorige nummer gemist hebben: hierbij nogmaals de algemene informatie over het komende congres. Op 14 en 15 juni 2014 vindt het 31e internationale rederijkerscongres plaats en dit jaar wordt het gehouden in Liedekerke. Daarom hier wat algemene informatie over het congres onder verwijzing naar de nieuwsbrieven die zijn verschenen, danwel nog komen.

Waar te overnachten?
Hotels congres:
`
Aalst:
Hotel Keizershof Korte Nieuwstraat 15
www.keizershof.be
Hotel Ibis, Villalaan
www.ibis.com
Ninove:
Hotel De Crone, Geraardsbergsestraat 49
www.hoteldecroone.be
Hekelgem:
Hotel Partridge, Brusselbaan 18 Affligem
www.hostellerie-affligem.be
Denderwindeke:
B&B De Pepelinck, Steenhout 18
Meerbeke:
B&B De Roesbeekhoeve, Roesbeke 79
www.depepelinck.be
Locaties tijdens het congres?
De Warande, Opperstraat 31, Liedekerke
Feestzaal ‘t Guldenhof, Fabriekstraat 42, Liedekerke
Vergeet U niet om U tijdig op te geven !!!

Jaarzangen: een fenomeen

top
In het vorige nummer riep ik de lezers op eens te reageren op de vraag of meer Kamers dan Haarlem en Breda het fenomeen Jaarzang hanteren. Wat de redactie betreft, blijft die vraag nog even staan. Het zou mooi zijn als er een verzameling van ‘Zangen’ kon worden aangelegd.

In memoriam Herman Slagmulder

top
Euverdeken van de Koninklijke Aloude Rederijkerskamer De Catharinisten, Hoofdkamer van het Land van Aalst. Op vrijdag 28 februari 2014 overleed Herman Slagmulder plots in het Aalsters Stedelijk Ziekenhuis. Hij werd bijna 84 jaar. Hij was achtereenvolgens oud-voorzitter, deken en euverdeken van de Kamer. Hij startte bij de Catharinisten als werkend lid in 1953, werd er voorzitter in 1983 voor een periode van bijna tien jaar en daarna euverdeken. Hij was er acteur en regisseur en later organisator van operettes. Onder zijn voorzitterschap werd ook “Joka” opgericht, de ‘’ jong Katrienen’’ of de jeugdafdeling. Herman Slagmulder was ook bedrijvig als zangleraar aan de Aalsterse Academie voor Podiumkunsten en een tijdlang verbonden aan de Gentse opera. Hij was tevens bezieler en oud-voorzitter van het Priester Daensfonds in Aalst. Met Herman Slagmulder verloor Aalst een opmerkelijke en gekende kunstminnaar.

Rederijkersjuweel 2014

top
Aangezien de voorkeur van alle ingeschreven kamers naar de B-formule van het Rederijkersjuweel ging (met eigen regisseur,) zal het congres starten op: Zaterdag 14 juni 2014 om 10.30 uur Het Rederijkersjuweel begint om 20.00 uur Er hebben zich 5 kamers ingeschreven voor het Rederijkersjuweel met opgelegd werk “Per auto” van Freddy Van Besien (in volgorde van inschrijving):
  • Koninklijke Rederijkerskamer Jan Van Beers - Utrecht
  • Aloude Overste ende Souvereine Prinselijcke Camere van der Rhetorycke Jhesus met der Balsemblomme - Gent
  • Rederijkerskamer Barbara - Aalst
  • Moyses Bosch - ’s Hertogenbosch
  • Trou moet Blijcken - Haarlem

Mirakels!

Een vervolgverhaal.
Deel 2
top

Maar wie kent hier nog schoenlapper Adriaensz, die om zijn scandaleuze liederkens in 1568 werd terechtgesteld? Of de schilder Adriaan Brouwer, die zich zo origineel over het Kasteelplein bewoog dat hij werd opgepakt op verdenking van spionage. Dan heb je nog de corpsballerige types à la Jacob van Lennep. Leden van statige clubs als De Witte of Litteraire te ‘s-Gravenhage. Ballen die sociëteiten binnenrollen, ook wel voor een sterk verhaal of een stukje poëzie, maar toch vooral voor een stukje in hun kraag. “Hypocrieten”, zegt U? Jawel, natuurlijk..maar alstublieft...dan wel in die oorspronkelijke betekenis van hypocrieten = toneelspelers; flaneurs, theatrale minnaars van de slet onder de Muzen: het toneel. Poseurs, die uit het duister der geschiedenis parmantig naar voren treden als ware het een tableau vivant van de Nachtwacht, schutters, mannetjesputters maar ook daadwerkelijke vrijheidsstrijders. Kanjers, ook op heel ander terrein, de filosofie bijvoorbeeld. Wist U dat Descartes (“ik denk, dus ik ben”) in de kamer Vreugdendal, hier op de Grote Markt, heeft deelgenomen aan discussies over het draaien van een tol en het geluid van de bol? Jawel, alles is interessant voor wie weet dat alles met alles samenhangt. Een heuse wijsgeer dus, te midden van Bredase wijsneuzen, Rotarians avant la lettre, steekneuzen die veel praatjes hebben, maar, eerlijk is eerlijk, ook veel goeie dingen doen. Jan Smeken, de man achter het mirakelspel van het H. Sacrament van de Niervaert, slager Beens natuurlijk en -daar heb je ‘m- zijn eeuwige buurman Adriaan. Aadje, die ergens nog familie van ons is, al voelen sommigen de dichtdrang alleen zo tegen sinterklaas. Aadje van om de hoek die soms met lef zijn schutterssjerp omdoet om een andere keer als Vuile Jan uit het Valkenberg de sot uit te hangen op een zeepkissie. Maar verder net zo normaal als elke andere idioot. Gewone mensen zijn het ook, de leden van Van Lennep, René Holland, Frans Fictor Redemaker en Wildeman, die op 31 maart 2005 in Breda in Wildemans koets stappen voor een legendarische reis met als doel...maar wacht! Liever volgen we het reisverslag van Wildeman zelf zoals je dat in het stadsarchief kunt aantreffen: Op 31 maart 2005 in de namiddag, vertrekken drie mannen uit Breda voor een legendarische reis, waarvan ze met zijn vieren weerom zullen komen, zoals ook de Drie Musketiers tenslotte met zijn vieren waren. Het reisdoel is de Broederschap zijnde de aloude Rhetorijkerskamer der Pellicanisten te Haarlem. Reisdoel is uiteindelijk: weer aansluiting te vinden bij de levende traditie van de rederijkerij. Tegen borreltijd laat het Brabantse gezelschap zich in het prachtige 17e eeuwse pand aan de Grote Houtstraat door de Knegt ter sociëteit aandienen bij de Hoofden. De Pellicanisten, ook bekend onder de naam Trou, naar de eerste woorden van hun devies : “Trou moet blijcken”. Ze komen bijeen voor het jaarlijkse aspergediner, equivalent van de Mosselmaaltijd van Van Lennep. De leden heten broeders, waaruit gekozen worden een keizer, een prins, een fiscaal, een vaandrig, drie vinders en last but not least een factor. Deze factor staat borg voor het liederrijke karakter van elke rederijkerskamer. Na de kennismakingsborrel met de hoofden werden wij meegetroond naar een zaal waar de vermaarde blazoenen direct onze aandacht trokken. Eeuwenoude ruitvormige schilden met daarop een Pelikaan die zijn jongen voedt met hartenbloed. Omgekeerd waren wij als De Drie van Breda duidelijk een curiositeit voor de zeventig gezellen, die bij het daaropvolgende diner aanzaten om onder meer te smullen van een dispuut over het meervoud van het woord “factor” waarbij het knetterde van eloquentia en luciditeit! Jan Spoelbier (hij weer) goochelde met factors, factoren en factores zoals een jongleur tekeergaat met zijn kegels. En dat te midden van al die uitgelaten mannen met ieder minstens één kegel. Tableau! Spektakel! Leden die wat te berde willen brengen op zo’n avond moeten stevig in hun schoenen staan. Wanneer de keizer (niemand minder dan Van Dis!) iemand het woord verleent, doet hij dat op een toon die onverholen twijfel verraadt aan de waarde van het daarop gedebiteerde. Dat houdt de sprekers scherp. En dat is ze geraaie! Want dit gehoor geeft ook geluid. Ook Breda kreeg uiteindelijk het woord. En toen gebeurde weer zoiets..Helena zond haar joker. Daar verrees tot ieders verrassing en tot onze grote opluchting...Adriaan. Alsof hij er al die tijd al bij geweest was, zo stond hij daar, -trok in alle rust eerst zijn mondhoeken op, ontstak vervolgens de lichtjes in zijn ogen en begon allemachtig uit zijn duim te zuigen. Dusdoende had hij al rap de lachers op zijn hand. Wat hij niet allemaal te berde wist te brengen over het bruisende kamerleven in de Baronie. Niet te geloven!, Niet te geloven!”
Tot zover Wildeman en hij verwijst nog naar de bijgesloten toespraak, die evenwel nergens werd aangetroffen.
Overigens: dit verslag staat op een onwaarschijnlijk vunzig papiertje, vol sporen van allerhande eerder gebruik ... Zou Wildeman in 2005 al geweten hebben dat hij daarmee aansluit bij een rederijker traditie, waarvan ik hier nog een sterk staaltje... of, nee!... wacht even! Nu is het woord aan de docent, die ze -de gebeurtenissen dan- beter op een rijtje heeft.

(wordt vervolgd...)

Hierna volgen een aantal bijdragen die we via Johan De Rijck uit Liedekerke ontvingen om een beeld te krijgen van het ontstaan van het dorp en de rol die het kasteel heeft gespeeld.
Deze onderwerpen werden in het vorige nummer besproken. In dit nummer komt de informatie over het toneelspelen in Liedekerke, het kantklossen en over de Waag aan bod.

Een-souvenier-uit-Liedekerke | IMPE-J-de-Brouwer | DE-VIERSCHAAR-OF-SCHEPENBANK | DE-KANTSCHOLEN | DE-KANTWERKSTERS

TONEEL IN LIEDEKERKE DOOR DE EEUWEN HEEN.

top
In "het land Van Aalst" jaargang XI- NR. 4 vinden we enkele teksten betreffende het toneelspel. Het betreft hier kerkarchiefstukken van Denderleew uit de 16e eeuw. Volgens deze oude papieren bestond hier een Gulde van den alder zoetsten naeme"Jhesu" waarvan de toenmalige kasteelheer hoofdman was, een rederijkerskamer dus. Het waren deze "guldenbroeders" die toneelopvoeringen gaven op 15 augustus en op H. Sacramentsdag. Deze vertoningen hadden gewoonlijk plaats in of voor de kerk op een verhoog. Het was de koster van Liedekerke die toneelleider was want één van de rekeningen vermeldt: "betaelt aen den costere van Liedekercke van het spel gherolleert thebben ende tmaecken van de capittelbrieven: 2 pond en 2 schellingen" (1594).

In 1748 kwamen de Barbaristen, de rederijkers van Asse, naar Liedekerke en vertoonden er het spel van Joas. De rederijkers van Asse deden hun intrede op een schoon gestoffeerde wagen getrokken door vijf paarden met fijn laken bekleed. De rederijkers van Liedekerke kwamen de Barbaristen tegen en boden hen erewijn aan en verwelkomden ze in rijm.

In de 19e eeuw werd er terug met toneel begonnen, zij het op primitieve basis. Op de eerste rij zaten de pastoor, de onderpastoor, de burgemeester en andere notabelen van het volk. De toegang was 1,5 fr.voor de voorste plaatsen, de middelste 1fr.en de laatsten 0,5 fr.

In 1914 scheurde een groep van de maatschappij St. Cecilia af en noemde zich toneelkring der maatschappij van de Hoppebloem. Tussen 1930 en 1955 werden telkenjare toneelfeesten ingericht in de Gildezaal door de Kajotsters. Met de opkomst van het nieuwe fenomeen, TV genaamd, verminderde de belangstelling voor toneel sterk. Tot De Waag terug de draad opnam in negentienhonderd vijf en zeventig.
Godsdienstig toneel te Liedekerke in de Middeleeuwen
Zoals in tal van steden en dorpen bestond ook te Liedekerke het gebruik bij een of ander kerkelijke plechtigheid een godsdienstig toneel in of voor de kerk op te voeren.

Hieromtrent komen stukken voor in het kerkarchief van Denderleeuw uit de 16e eeuw. Oude rekeningen lichten ons in nopens de werking van "den gulden van den alder zoetsten naeme Jhesu". Deze rekening wordt jaarlijks voorgedragen "den heere mijnheere van Liedekerke ende als hooftman van de zelver gulde, den prinse ende ander gemeene guldebroeders". De inkomsten en uitgaven worden er in opgetekend van "Sinte pieters ende Sinte pauwels daghe" tot het volgende jaar op dezelfde datum. De ontvangsten omvatten naast het overschot van vorig jaar de inkomsten "van renten, dootsculden en andersins" :een jaarlijkse rente van de heer van 2 pond 8 schellingen, samen met een gift van dezelfde 3 pond groot (1551): daarbij 12 pond van een losrente en verscheidene bijdragen van 4 schellingen. Voor 1549 bereikt men een totaal van 19 pond 5 sch. Groot : voor 1551: 21 pond 13 sch.groot; voor 1560: 3 pond 4 sch. groot.

Vooral de uitgaven jeghens den voorn. Ontfanck vragen onze aandacht. Het gildefeest wordt gevierd op St. Pieters en Paul met een plechtige mis en een ton bier (24 scheil.) gevolgd van een smulpartij : 11betaelt van oncosten geschiedt inde maeltijd : 3 pond 10 scheil." en "voor een kanne biers gehaelt naer de maeltijd 4 scheil." Later (rek. 1587-1599) gaat de traditionele gildeviering door op het feest zelf van de Zoete Naam Jesus.

Maar de groep gaf zijn vertoningen op de 15e augustus (kerkwijding) en op H. Sacramentsdag : "betaelt te half ougst ende ter shelinchs Sacramentsdaghe als de gesellen gespeelt hadden telckens 30 scheil. groot= 3 pond groot". Het "tractement" van de spelers na de geslaagde opvoering! Een verhoog "een stellinge" was opgetimmerd geworden waarschijnlijk voor de kerk. Ook komt een uitgave voor "van tittels te schilderen 2 scheil. 5 gr." voor het toneel "voor het schilderen van het blassoen 20 scheil." {1598). In 1550 betaalde men "van twee duvels hoofden te doen halen ende an nagelen 3 schell.gr."

De koster was regisseur :"Bet. Den costere van Liedekerke van het spel gherolleert thebben en de tmaecken van de capytelbrieven- 2 p. 2 scheil . par" {1594).

De rekeningen over de jaren 1549-50 en 50-51 evenals die van 60-61 zijn goedgekeurd door de heer of zijn baljuw en door de pastoor van Liedekerke. In deze van 1560 bemerken wij dat ook de pastoor van Denderleeuw lid was van deze gilde : "onth. van dincampst ende dootscult van heer Adr .van den Bossche prochianen van Leeuwe 12 scheil. gr." evenals de samenvoeging van de gilde en de lazarij van Bakergem.

Bestond eenzelfde gilde op Denderleeuw? Wat de samenvoeging met de inkomsten van de lazarij van Bakergem (Denderleeuw) veeleer laat veronderstellen, ofwel was het een samenwerking tussen de twee parochiën. In ieder geval in de rek.van 1587-98 vinden wij o.a."ghegheven de speelders ter kerekmis van Leeuwe- 30 scheil." in 1593 en 1596.

Er werd soms zelfs beroep gedaan op vreemde spelers, daar een rekening vermeldt "bet. De spellieden van Aelst bij ordonnantie van den baillieu- 2 pond gr." {1594): "bet. Bij de spellieden van Aelst ende guldebroeders metgrs van witbroot" (1598).
IMPE J. de Brouwer
(Uit : Het Land van Aelst,1959, jrg. 11).
topics

Ook in onze gemeente hebben verscheidene toneelkringen tientallen jaren hun bedrijvigheid uitgeoefend. Volgens zekere overleveringen werd er reeds op het einde van de 19de eeuw af en toe primitief toneel opgevoerd op de zolder van een drankhuis aan de Warandestraat, ongeveer op de plaats waar zich thans de woning van Louis De Brabanter bevindt. Het programma bestond gewoonlijk uit de opvoering van 'n paar boertige leutige blijspelen, voorafgegaan of gevolgd van een solo- of duozang van een of ander volklied, waarin soms de gekste kwinkslagen de lachspieren der toehoorders probeerden te beroeren. Veel was hiertoe niet nodig want een of ander grof gezegde of lompe humor was voldoende om de kijklustigen in een luide lachbui te krijgen.

Een ietwat meer beschaafde vorm van toneel ontstond in de eerste jaren van vorige eeuw in de schoot der kantschool verbonden aan het Sint-Antoniusklooster. De kantwerksters, onder leiding van de onderpastoor, gaven telkenjare een paar toneelavonden die bij de bevolking tamelijk veel succes oogstten. Gewoonlijk werd een of ander historisch drama opgevoerd gevolgd door een blijspel en aangevuld met een paar sololiederen, begeleid van piano. Deze toneelfeesten werden kort na de eerste wereldoorlog gestaakt door het verdwijnen van de kantschool.

De zondagen waarop ‘Het-concert-was’, werden vele dagen tevoren druk besproken. Het gebeurde immers zo zelden dat onze bevolking de gelegenheid kreeg zich te vermeien in de manier van optreden van gekende personen of familieleden. Ieder gezin dat er ‘een frank’ voor over had, wilde de toneelavonden bijwonen . Aan de poort van de zustersschool die toegang gaf tot de toneelzaal (drie klassen waartussen het houten beschot was weggenomen) bevonden zich een paar kramen met snoepgoed en vele kinderen kwamen kijken naar de gelukkigen die de toneelzaal binnentraden.
De vrouwen waren meestal getooid met grote breedgerande hoeden die op aanvraag van de toneelleiding tijdens de voorstelling dienden te worden afgenomen om de personen achter hen de kans te geven het toneel te kunnen zien. De mannen droegen de bolhoed.

Op de eerste rij zaten de pastoor, de onderpastoor, de burgemeester en andere notabelen en het werd aangezien als een eer op de voorste rijen te kunnen plaats nemen.

De voorste klas die deel uitmaakte van de gelegenheidszaal was bestemd voor de ingangskaarten van 1,50 fr.; de tweede voor deze van 1fr. en de laatste klas voor deze die slechts 0,50 fr. betaalden. In de eerste twee klassen dienden de kerkstoeltjes tot zitplaats. De kijkers uit de laatste klas, die enkele lange banken tot zitplaats kregen, dienden zich te rekken of recht te staan wilden zij iets zien of horen van wat er zich vooraan op het lage verhoog dat als scène diende, afspon. In deze laatste klas zaten meestal de vrijers die op de lange banken een "welgekomen" gelegenheid vonden dicht bij elkaar aan te schuiven omwille van het talrijk publiek. Aan het toneel zelf werd hier weinig aandacht geschonken.

Tot voor de eerste wereldoorlog maakte de toneelbond, ontstaan in de schoot van de Maatschappij Ste. Cecilia, eveneens gebruik van de geïmproviseerde toneelzaal in de zustersschool. De toneelkring der "Maatschappij De Hoppebloem" gaf zijn jaarlijkse toneelavond in de zaal "Lippens" die de straat flankeerde tussen de "Kleine Lima" en Apotheek De Vulder. Na verkoop van deze zaal in de dertiger jaren _verhuisde de "Maatschappij De Hoppebloem" naar de zaal "Pauwels" tegenover de Pijpstraat waar ook de verdere toneelfeesten werden gegeven.

Voor 1914 gaf een afgescheurde groep van deze maatschappij zijn toneelopvoeringen in een zaaltje dat thans omgevormd is tot magazijn van Mevrouw Deneys-Guldemont, begin Opperstraat .

In 1917 werden door enkele studenten een paar toneelavonden gegeven ten voordele van de Belgische krijgsgevangenen in Duitsland. Uit deze studentengroep ontstond na de oorlog 1914-18 een studentenbond die zijn jaarlijkse toneelopvoeringen gaf in een thans verdwenen zaal achter de woning van Apotheker De Vulder, die tevens diende als lokaal van de fanfare Ste Cecilia. In 1934 verhuisde deze naar de "Nieuwe Zaal", waar door haar toneelkring heel wat voorstellingen werden gegeven tot omstreeks 1950, tijd wanneer de toneelkringen zo wat overal sterk naar adem begonnen te snakken.

Tussen 1930 en 1955 (+/-)werden telkenjare eveneens toneelfeesten ingericht in de Gildezaal aan de Warandestraat, hetzij door de Kajotters, hetzij door leden van de christene werkliedenorganisaties.

De volgende stukken werden opgevoerd :

Bij de kantwerksters:
1911- Jeanne d' Arc
1912- Philippina Van Vlaanderen 1913- Maria Van Brabant

Studentenbond:
1920 - Robrecht van Vlaanderen
1921- De Barbier van Napolon 1923- De gondelier der dood

Maatschappij St. Cecilia:
1925- Onschuld zegepraalt
1932- Waar de ster bleef stille staan
1933- De blinde
1933- De duivelsbrug
1933- De duivelsschuur

Toneelkring C.V.P.:
1948- De Wereld rond
1949- Paradijsvogels
1950 - Het teken der Kruisen

Maatschappij De Hoppebloem:
1937- Roze Kate
1937- Ik heb 'n mens gedood
1937- Op de purperen heide

Gildezaal door Kajotters of het ACW:
1929- Padrecito
1931- Het mirakel Kerstnacht
1934- De Lichtoren
1935 -Amora
1937- De waterduivel
1938- In de klauwen van het communisme
1942- Elckerlyc
1945 - De troostbode
1945 - Het kruis op de heide en nog vele andere stukken.

Al deze toneelavonden, zowel deze met een politieke als deze met sociale kleur, werden gewoonlijk druk bijgewoond door de leden, sympathisanten en... jeugdige koppels. Het hoogtepunt van het succes lag onmiddellijk voor en na de tweede wereldoorlog . Vanaf 1950 ongeveer ging de belangstelling voor het dorpstoneel steeds in dalende lijn. Als voornaamste oorzaken hiervan kunnen wij vooropstellen, de weinige afwisseling in het steeds terugkerend programma:"drama+blijspel" en de aantrekkingskracht van andere meer moderne vermakelijkheden zoals de T.V. -programma's die het in de huiskring even gezellig maakten als in de muffe toneelzalen. Voegen wij daarbij de drang naar toneelkunst van hoger gehalte.

Tot in 1975 de oud-chiroleiding (jeugdbeweging) terug de draad opnam. En waaruit later onze vereniging "DE WAAG" is ontstaan. Genoemd naar het Vierscharen huis. Het thans (op de kerk na) oudste gebouw welke onze gemeente rijk is.

Het Vierscharen-of Roothuys

Een souvenier uit Liedekerke

topics
De naam Liedekerke kreeg bij het brede publiek ruime bekendheid door een toneelstuk dat in de jaren zeventig in heel Vlaanderen met groot succes werd opgevoerd. Alhoewel het stuk "Een souvenier uit Liedekerke" heet, speelt het zich niet in deze gemeente af, wel in het nabijgelegen Denderleeuw. Beide gemeenten hebben, alhoewel door de Dender en een provinciegrens gescheiden, sinds altijd historisch en familiale banden gehad. De auteur, Omer de Dier, schildert op naturalistische wijze hoe een Denderleeuws arbeidersgezin op de ongewenste zwangerschap van dochter Lisette reageert. De vader is een verwaand rijkeluiszoontje uit Liedekerke zodat een huwelijk vanwege hetmentaliteits-en standenverschil niet doorgaat. Toch besluit de Denderleeuwse familie het kind te behouden als een ........ "Souvenier uit Liedekerke".

Van waar komt de naam “De Waag” historisch gezien

Buiten de feodale rechtbanken in grote steden had men de zogenaamde “Vier scharen” die op vele dorpen waren ingericht. Ze waren niet alleen bestemd tot het vonnissen van wetsovertredingen begaan in de gemeente waar zij waren opgericht, maar ook voor deze begaan in de naburige gemeenten. Gebeurden die vierschaar-vonnissen in de oude middeleeuwen gewoonlijk op een afgespannen plaats in open lucht, dan werden de gerechtszaken sedert de 15e eeuw behandeld in een herberg of zelfs in één of andere private woning. De vierschaar werd soms ook de "Schepenbank" genoemd doordat de schepenen de eigenlijke rechters waren en de vonnissen uitspraken.

Het "Vierschaere-huis" voor de baronnie Liedekerke-Denderleeuw was het huis "De Waeghe" aan de Kasteelstraat, herberg geweest gedurende vele jaren en bewoond door de kinderen D'Hoe-Stockmans.

De oudste teruggevonden processen dateerden van 1623: "vlees gegeten op een........ zaterdag".

"Ghesien bij mijn heeren leenmannen van den Casteele van Liedekerke 't proces voor heemlieden beleedt tusschen d'heer Gaspar de Hoen, bailliu ter eendere en Jan De Pril ter andere te compareeren. In ghebannen hove ende aldaer met blooten hoofde op beide sijn knyen. Godt van Hemelrijcke, heere ende met vergiffenisse te bidden van sijne misbruyck van vleesch genudt thebben op eenen saterdagh hem van herten cuder, met in tertictie van meer gelijcke te doen op arbitraire correctie, condemneerende hem voorts tot profijte van Kercke in den boete van thien ponden ......Actum 19 nov. 1625".
Joss Bogaert- Jan Aerd- Jan Monnage- Joos Pots, leenmannen (schepen gr. Br.Nr. 4858).

Dit ging zo door tot 1773. Dan werd de Waeghe weer herberg, later brouwershuis. Wij kozen voor deze naam als symbolische band tussen onze gemeente en onze toneelkring.
DE VIERSCHAAR OF SCHEPENBANK
topics
Het woord “vierschaar” dankt zijn ontstaan aan de vier elementen die eertijds de rechtsplaats of rechtbank uitmaakten. Deze zijn:
l. de schepenen, 2. de baljuw, 3. de beklaagde, 4. de beledigde of benadeelde. De zittingen van de Vierschaar hadden oorspronkelijk in open lucht plaats, gewoonlijk op het kruispunt van een drukke weg. Te Ninove bv.hadden de schepenen Ao 1367 nog geen besloten plaats om recht te spreken. Ze moesten hun vierschaar houden in openlucht.

Meer bepaald wordt de benaming "vierschaar" toegeschreven aan de vier stenen banken waarmede men de rechtbank afzette. Normaal bestond een schepenbank uit 7 schepenen. Dit noemde men een volle bank. Het bezit van de uitoefening van de "drie justitiegraden" omvatte de hoge justitie, de middele justitie en de lage of grondjustitie. De bevoegdheden van de drie genoemde justitiegraden kan breviter als volgt worden geschetst:
  1. a) hoge justitie :behandeling van criminele en civiele zaken, het uitspreken van lijfstraffen met het zwaard, de galg, het gevang, de stok of de pillorijn, de uitvoering van de in criminele zaken uitgesproken straffen, boeten van 60 pond en minder, confiscering van goederen, uitspraken van verbanning, etc..
  2. b) middele justitie: was beperkt tot het berechten met put en galg van de dieven met uitzondering van de berechting van de criminele gevallen. De hoogste boete die inzake middele justitie mocht opgelegd worden bedroeg doorgaans 3 pond.
  3. c) lage justitie of grondjustitie: was beperkt tot de berechting van :
    • - de gedingsbeslissende rechtspraak, zijnde het beslechten van de geschillen nopens de gronden,
    • - de gewillige rechtspraak welke bestond in het legaliseren van de transactie tussen de grondgebruikers .
Hier twee voorbeelden van processen:
1694-Laster:
Werd Jan De Cuyper "ghecomdenneert omne aldaer met engedeckten hoofde te verciaeren dat hij temerairelijck en ter quade aen wijlent den heere Grave van Bossu, mitsgaeders Meyer ende Wethouders van het voorseyde Liedekercke, naergeseyt heeft .......... (onleesbaar) ten preeesse moet passeerende daervan 'acte su forma' (?) met clausule van leetwesen ende voorts in een boete van 50 carolus guldens".
1723- Geval van overspel:
Ghesien bij d'onderschreven gesonsulleerde regters ghepresenteert voor d'heeren leenmannen der borcht, ende casteele van Liedekercke, bij d'hr. Judocus Van Kerckhove, bailliew van 't selve Liedekercke, den 25e augustus 1723 ende praeminghe (foltering) daarop gevolgd den 31 daernaer, ten laste van PieterVan der Biesen, opwoonder der parochie van Denderleeuw ghesien oock d'acte van consessie ende susbmisse wettelijck ghedraeghen ende gepasseert voor twee leenmannen van voorschrevenen leenhoeve den 1e september daerhaer ende op alles gheledt. 't Advies is te wijten van het opgeleidt ende bekent overspel breeder bij de voorgeschrevene regters, ende acte van submissie vermeldt den....... Te condemneeren, te doen eene pelgrimagie naer onse Lieve vrouwe tot Halle, ende aldaer te gaan bichten en te communiceeren voor den aultaar van O.L.Vr. biddende godt almachtigh om vergiffenisse met leed wesigh herte ende berouw over 't voorseyt delict ende aldies inne te brenge certificatie van den pastor aldaer binnen acht daghen naar prominstratie deser ende voorts denselve te condemneeren in boete van 60 ponden parisijt ten proffijte van die het behoort ende costen ende Missen van justitia mitsgaeders inde groene van preeesse ter tauxatie.

DE KANTSCHOLEN

topics
Rond 1840 werd Vlaanderen door een algemene armoede geteisterd. De bedoeling van deze kantscholen was niet geld te verdienen Teneinde de vrouwen en de meisjes werk te verschaffen, zodat ze niet verplicht zouden zijn in de grootstad in dienst te treden of op de fabriek te gaan werken waar zij bloot stonden aan fysische en morele gevaren, werden in de kloosters op het platteland, op initiatief van de priesters, kantscholen opgericht. De kloosterzusters hadden immers het kantklossen ingevolge de crisis nog niet verleerd.

In 1860 waren er reeds 160 scholen in ons land, waaronder slechts 15 in de provincie Brabant. Vanaf de leeftijd van 6 of 7 jaar kwamen de meisjes naar de scholen. Zij leerden er lezen, schrijven en catechismus. Rond hun negende jaar werden hun de technieken van het klossen aangeleerd gedurende 2 à 3 uur per dag. Dit ging zo door tot hun eerste communie. Van dan af begonnen ze zelf kant te vervaardigen, steeds onder toezicht van de religieuzen. De rol van de kloosterzusters was te vergelijken met deze van de "facteurs" of kantuitgevers. Alhoewel ze hun werksters minder betaalden dan de plaatselijke facteurs was de bedoeling van de kloosters niet zodanig winst te maken: de fijne applicatiekant die er gemaakt werd was immers niet zo gecommercialiseerd en werd minder verkocht.
DE KANTSCHOOL TE LIEDEKERKE
Tijdens de tweede helft van de 18de en de eerst helft van de 19de eeuw was drie vierde van de bevolking van het platteland in de primaire of prota-industriële sector actief. Dit was een combinatie van landbouw en huisnijverheid.

Rond het jaar 1840, als gevolg van de landbouw- en textielcrisis, kwam bijna de helft van de Vlaamse bevolking zonder inkomen te staan en werd op bedelen aangewezen. Vele mannen verlieten hun heimat om te gaan werken als seizoenarbeider op Franse landbouwbedrijven . De bevolking groeide met 0,5 tot 0,8% per jaar aan, terwijl de productiviteit in de graanbouw ontoereikend was. Men ging zich toeleggen op het winnen van aardappelen, een gewas dat dubbel zoveel mensen kon voeden. Dit kon niet beletten dat de prijzen van de levensmiddelen de hoogte inschoten. Ook brandstoffen, pacht en huishuur werden duurder en de fiscale lasten zwaarder.

De vrouwen die zich tot dan vooral bezighielden met spinnen, verhoogden hun inzet en arbeidsduur, maar door de gemechaniseerde bedrijven en de goedkope katoenproductie werd deze huisnijverheid tijden de tweede helft van de 19de eeuw volledig uitgehold.

Ook Liedekerke bleef in deze crisisperiode niet gespaard. Vele mannen waren steenbakkers of seizoenarbeiders die tijdens de zomer wekenlang van huis weg bleven om het dagelijkse karig brood voor vrouw en kinderen te gaan winnen. Tijdens de lange wintermaanden hadden ze geen werk. Hun vrouwen moesten dan de kost trachten te verdienen met spinnen :een moeilijke opdracht als men weet dat in deze tak van de nijverheid de crisis hoogtij vierde. Het was voor Liedekerke een tijd van zware ellende.

Toen, tot overmaat van ramp, in 1844 daarbij nog de oogst mislukte, had de toenmalige pastoor van Liedekerke E.H. van Humbeecke lambertus Jeannes (oBrussel, 24-3-1803) innig medelijden met zijn parochianen en kwam op het idee een werkschool op te richten om de bevolking uit haar stoffelijke en zedelijke nood te helpen.

Hij liet twee bekwame kantwerksters uit Vlaanderen komen en richtte de stal van de pastorie,gelegen op het Dorp 5, als werkplaats in. Al gauw kwamen vele jonge meisjes zich aanbieden om zich te laten inwijden in dit kunstambacht. Om de leerlingen tijd en moeite te besparen, werd hun dagelijks een goede rijstsoep bereid door de meid van de pastoor, ene Moertgat Maria Catharina (ºSteenhuffel, 27-3-1804); aldus waren de werksters niet verplicht 's middags naar huis te keren. Om ze nog meer aan te moedigen, richtte hij zelfs uitstapjes, toneelfeestjes en zangavonden in en hield regelmatig prijsuitdelingen van kledingstukken.

In 1910 ter gelegenheid van de internationale tentoonstelling te Brussel, werden 24 van de beste leerlingen uitgenodigd om gedurende de maanden augustus, september en oktober in ploegen van vier of vijf, te gaan werken in "het Paleis van de vrouw". Ze verdienden er 6 frank per dag. Deze Liedekerkse meisjes wekten toen de belangstelling en de bewondering van duizenden bezoekers en kaapten er de eerste prijzen weg. Helaas, de grote brand die een deel van deze tentoonstelling in puin legde (waaronder ook dit paviljoen), heeft vele van deze prachtige kant vernield.
DE KANTWERKSTERS
topics
De kantwerksters hadden noch een vereniging,noch een gilde, bezaten geen voorrechten en genoten geen bescherming. Zij waren volkomen vreemd aan de kringen waar de mode bepaald werd en onbekend met de handel der afgewerkte kanten. Hierdoor waren zij dan ook volledig afhankelijk van degenen die hun werk bezorgden, namelijk de kooplieden.

Zij waren gehecht aan de tradities, aan het gewone landbouwleven, zij waren eenvoudig van zeden, beperkt in hun behoeften, ordelijk en zindelijk; zij bezaten een ingeboren kunstzin en vaardigheid. Al deze eigenschappen kwamen de kantnijverheid ten goede.

Het waren meestal meisjes en vrouwen uit de armere families. Dikwijls hadden ze hun opleiding gekregen in de schoolateliers en bleven daar werken tot hun huwelijk. Naast hun huishoudelijke taken trachtten ze ook nog wat bij te verdienen om het gezin in het noodzakelijkste levensonderhoud te kunnen voorzien. Er was geen tijd te verliezen. De huishoudelijke taken en de bezigheden op het land werden zo vlug mogelijk afgewerkt. Gemiddeld werkten ze 12 tot 14 uur per dag op hun kussen. Tijdens de zomer zaten ze bij het raampje dicht bij de kolenkachel met een tasje koffie en hun snuifdoosje. Wanneer het avond werd lieten ze het kleine vlammetje van het petroleumlampje op de ordinaal (een met water gevulde bokaal) schijnen, waardoor licht weerkaatst en verspreid werd. Zo konden ze verder werken tot een stuk in de nacht.

Nadat zij de kantschool verlaten hadden, ontvingen zij werk van de plaatselijke facteurs of factoressen. Zij kregen er een patroon (vaak slechts een deel ervan) en kochten er het garen. ledere week, op een vastgestelde dag, leverden zij het afgewerkte stuk bij hun werkgever af en ontvingen er een schamelloon dat vaak aan uitbuiting deed denken.

Liedekerke is ook een Dendergemeente, het trekpad langs de rivier werd verhard en is gegeerd als wandel- en fietspad. Maar worden, zoals Prudens van Duyse de Denderboorden ooit beschreef, is er voorlopig niet meer bij.

Aan den Dender groeien rozen/Meer dan Oosterse mij waard/Gene, die zo lieflijk blozen/Als die rozen/Of zo geuren op heel de aard.

Vooral niet-Liedekerkenaren geven de gemeente de naam "stad berrevoesj" Vertaling: stad blootvoets.