0 Ons Camers 1e 2012






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Contactadres en verantwoordelijke uitgever: Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.

Emiel Francois
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
25 ste jaargang nr 1 januari - februari - maart 2012

In dit nummer...


Woordje van de voorzitter

Beste Rederijkers uit de Lage Landen,

25 jaar geleden startte onder impuls van mijn illustere voorganger, onze overleden ere-voorzitter Leon Van de Velde, drukker van beroep, dit tijdschrift.
Het moest de contacten bevorderen tussen de verschillende rederijkerskamers uit Noord en Zuid.
In de loop van de voorbije 25 jaar konden wij beroep doen op de vrijwillige bijdrage van meerdere rederijkers .
Momenteel lopen de reeksen over “De Geschiedenis van de Rederijkerij” en de reeks van Freddy Van Besien over de “Vlaamse toneelwedstrijden in de 18de en 19de eeuw” stilaan ten einde.

Wij zijn dan ook op zoek naar enkele medewerkers om een nieuwe reeks te starten over de Kamers in de periode tussen 1850 en 2010.
Mocht iemand onder jullie zich geroepen voelen om hieraan mee te werken ,dan vragen wij je met ons contact te willen opnemen.

In dit nummer lezen jullie het reglement van het Rederijkersjuweel 2012 dat plaats heeft te Breda tijdens het komend congres.
Wij kijken met belangstelling uit naar de komende kandidaturen tot deelname aan dit Festival.

Namens de leden van de Raad van Bestuur wens ik jullie allen een vreugdevol en cultuur-actief 2012 !

Met genegen rederijkersgroeten,
Emiel François
Voorzitter





Op het 25-jarig bestaan van ‘Ons Camers và Rhetorike’



Van eeuwen her is al de drang
Om met gebruik van taal en klank
Meer dan het alledaags. te zeggen
Want juist de taal ons helpt om elkéén uit te leggen
Wat de één dus niet en de ander juist met dank
Wil uitdrukken met zijn verhulde zang

Op .t scherp dus van de snede
Heeft iedere rederijker juist de bede
Om niet te vuur of zelfs te zwaard
-want is dat al een leven waard-
Zijn punt een ander mee te delen
Opdat meer dan een enkeling, juist velen

Hier door woord en taal bewogen
Al luisterend en ingetogen
Het woordspel van de ander wil begrijpen
Waarmee een algemeen begrip wil rijpen
Dat juist door eigen woord en zeggingskracht
Van de ander wordt respect verwacht

Al zal per plaats en streek
Zoals zo vaak al bleek
De basiswaarde van het leven
Voor de één juist rood en voor de ander groen licht geven
.t zij zwart of geel of rood dan wel het rood, wit, blauw
Willen wij allen juist aan taal en woord getrouw
Het feest van samenleven laten gebeuren
En meer dan staats. abstracte kleuren
Juist met begrip van de ontstaansgeschiedenis
Op zoek gaan naar betekenis
En daarin ook vindt men de grond
Van rederijkers samenspel, van -onvolprezen- ons Verbond!

Factor van de rederijkerskamer Vreugdendal
Bauke ‘Freiherr’ van Halem

REDERIJKERSJUWEEL 2012

FESTIVAL VOOR REDERIJKERSKAMERS

REGLEMENT

  • Art1. DEELNEMERS Dit festival ingericht door het Verbond van de Kamers van Rhetorica, is voorbehouden aan Rederijkerskamers uit Noord en Zuid.
    Maximaal ACHT Kamers worden tot het festival toegelaten, bij voorkeur vier Nederlandse en vier Vlaamse Kamers.
    In geval er meer kandidaten zijn duidt de Raad van Bestuur van het Verbond de deelnemers aan. De volgorde van optreden gebeurt via loting en wordt medegedeeld aan de deelnemers.

  • Art 2.OP TE VOEREN WERK.
    Vorm:
    De deelnemers mogen zich bedienen van taal in de vorm van toneel, gedichten op rijm, vertelkunst en eventueel ondersteund door bescheiden instrumentale of vocale muziek. Opgelegd werk:
    Adriaan van Bergen smokkelde in 1596 een groep bevrijders per turfschip het Kasteel van Breda binnen.
    Dit thema is al zo oud als het Paard van Troje.
    Voer een kort toneelstuk op, draag een rederijkersgedicht voor, vertel een verhaal of breng een lied ten gehore dat de oorspronkelijke thematiek van het Paard van Troje of het Turfschip van Breda gebruikt, al dan niet in een moderne vorm, als de opvoering maar eindigt met een grote verrassing.

    Voorbeeld: Getrouwde man begint een affaire met een schone dame die, aan het eind van het spel, zijn vrouw blijkt te zijn.

    Toelichting bij het opgelegde werk:
    Rondom het Turfschip in Breda is er heel wat verzonnen. Op het stadserf treft U hier in Breda een beeld van de Heldhaftige Schipper (die niet aan boord was). In het Museum naast Hotel de Keyzer is tijdens ons Congres een uitgebreid overzicht van legende en werkelijkheid rond de Bredase List ingericht. Er ligt een replica van het turfschip (je kunt erin kruipen en het ruikt zelfs echt). Wel met het oorspronkelijke(?) roer. De onthulling van het document dat de ware bedenker van de list toont. Ook in dit museum de (bouw)geschiedenis van het Kasteel waar we zondag bijeen zijn.
    In Breda duikt het Turfschip telkens weer op (al is het oorspronkelijke exemplaar onmiddellijk vernietigd door de Spanjaarden bij hun terugverovering)
    Als voorbeeld een gedeelte van het loflied in 12 strofen dat rederijker Adriaen (van) (de) Bisdom al in 1598 op dit thema maakte, gezongen op de (Datheense) wijs van psalm 68.

    Zijn schip was listch toebereyt,
    De turf daer looslick opgheleyt,
    Onder vol trou Soldaten,
    Ontrent t'seventich mannen stout,
    Die met perijckel menichfout’
    Vijf nachten int schip saten...

    Maximum duur 10 minuten.
  • Art 3. DE UITVOERDERS
    Acteurs en actrices moeten amateurs zijn en lid zijn van een rederijkerskamer. De regie mag in handen van een beroeps berusten.

  • Art 4. HET PODIUM Opvoeringen gebeuren op een openluchtpodium dat niet overdekt is.
    Bij regen vindt de opvoering in een vergelijkbare ruimte binnen plaats.
    Elke deelnemer beschikt 15 minuten over het podium.
    De scène die ter beschikking gesteld wordt is ongeveer 6 x3 m. .
    Wie decor of zetstukken wenst te gebruiken moet daar zelf voor instaan.
    Het plaatsen en wegnemen moet echter gebeuren binnen de vooropgestelde tijdslimiet, vertoning inbegrepen.
    Indien nodig worden enkele stoelen en een tafel ter beschikking gesteld.
    De behoefte daaraan moet ten minste 2 weken voor het congres worden bekend gemaakt.

  • Art 5. REPETITIE
    Er is geen gelegenheid om te repeteren. Deelnemers wordt geadviseerd om opkomst, presentatie en afgang in eigen ruimte te oefenen, rekening houdend met een maximum beschikbare podiumtijd van 15 minuten. Wel is er een ruimte voor grime en omkleden beschikbaar.

  • Art 6. JURY
    De jury zal bestaan uit drie personen. Een Nederlands en een Vlaams jurylid en de voorzitter van het Verbond ,bijgestaan door een secretaris zonder stemrecht. Tegen de uitspraak van de jury is geen beroep mogelijk.

  • Art 7. VERGOEDING
    Deelnemers krijgen voor 1 auto een forfaitaire km-vergoeding van 25 €.
    Elke deelnemende Kamer ontvangt een vergoeding van : 25 € voordracht gedicht, monoloog, lied. 40 € dialoog , 60 € eenakter

    Aan elke deelnemende Kamer wordt een herinneringstrofee aangeboden.

  • Art 8. INSCHRIJVING
    Kandidaat-deelnemers moeten hun inschrijving sturen aan de voorzitter van het Verbond Emiel François p/a Louis Callebautstraat 50 B 9320 Nieuwerkerken. Inschrijving uiterlijk op 10 februari 2012.
    Bij inschrijving aangeven in welke vorm (toneel, gedicht, vertelling, zang) de bijdrage gepresenteerd zal worden.

  • Art 9. ONVOORZIENE PROBLEMEN
    Mochten er onvoorziene problemen opduiken dan worden die onbetwistbaar door de Raad van Bestuur van het Verbond beslecht




De Geschiedenis van de Rederijkerij

(deel 57)

Algemene vrede of gemeenschappelijke opstand? (1574-1577)

Alva verkeert tijdens zijn verblijf in de Nederlanden voortdurend in geldgebrek. Hierdoor is hij steeds genoodzaakt geweest te besparen en te bezuinigen. Dit verklaart waarschijnlijk waarom het grootste deel van zijn troepen steeds in het zuiden van de Nederlanden geconcentreerd is, waardoor opstandelingen in het Noorden gemakkelijker vrij spel krijgen.

Men kan zich echter afvragen of Alva toch niet beter gekozen had voor een beleid van tolerantie en verzoening, in plaats van een te veel geld opslorpend en daardoor falend plan tot het vestigen van een centraal absolutistisch bestuur. Indien dit inzicht ooit bij Alva ontwaakt is, dan is dit voor zijn landvoogdij in ieder geval te laat gekomen.

Don Louis Requesens (periode 1573-1576)
Als opvolger van de hertog van Alva doet Requesens het echter nauwelijks beter. In Holland en Zeeland is Willem van Oranje officieel als stedehouder erkend en wordt het calvinisme er de enige toegelaten godsdienst.
Voor Requesens is een bereidwillige samenwerking met de loyale staten en standen een absolute noodzaak voor het welslagen van zijn beleid. Door toegankelijkheid en tegemoetkoming namelijk tegenover hen die, tenminste voorlopig, nog niet in opstand zijn gekomen, of spijt hebben van hun opstandigheid, wil hij de Hollandse en Zeeuwse oproerkraaiers isoleren, en hen desnoods met geweld tot gehoorzaamheid aan Spanje terug te brengen. Maar, dit zal ook voor Requesens echter een uiterst moeilijke taak blijken te zijn. Filips II blijft echter onverzoenbaar tegenover de opstandelingen. Meer nog hij eist ook van de trouwgebleven gewesten volledige volgzaamheid aan het Brusselse centrale bestuur en duldt geen enkele tegemoetkoming aan de 'ketters'. Hiertegenover stellen de loyale gewesten van hun kant steeds hogere eisen, vooral aangemoedigd door de groeiende successen van de opstandelingen en de schrik voor telkens opnieuw door wanbetaling losbrekende muiterijen van de buitenlandse troepen. Requesens reactie hierop komt echter hopeloos te laat!
Filips II zorgt plots voor een verbijsterende totale ommezwaai. Op 8 maart 1574 laat hij, bij monde van Requesens, het 'generaal-pardon' afkondigen, een totale amnestie voor hen die van hun opstandigheid willen afzien. Deze keer geldt de amnestie voor iedereen, behalve voor de protestanten. Vervolgens schaft Filips II de Bloedraad af en dringt niet verder aan op nieuwe belastingen. De nooit volledig doorgevoerde tiende-penning wordt afgeschaft. Maar het haalt echter helemaal niets uit, vooral omdat het voor de protestanten onaanvaardbare voorwaarden inhoudt. Het 'generaal-pardon' vermeldt onder andere dat, om van deze algehele amnestie maatregelen te kunnen te genieten, dient al wie in geloofszaken van de rooms-katholieke kerk is afgedwaald, zijn misstap berouwvol op te biechten bij een dienaar van die eredienst.
Net zoals al de maatregelen die Filips II in de Nederlanden treft, komt ook deze hopeloos te laat. Niet alleen zijn de voorwaarden voor de hervormden quasi onaanvaardbaar. Ze zijn bovendien nu zo talrijk geworden, dat ze onmogelijk van de algemene amnestieverlening, zonder enige voorwaarde, kunnen worden uitgesloten. Hierdoor wordt een overeenkomst met het overwegend protestant-getinte Holland en Zeeland voor Filips II onmogelijk. En zoals altijd blijft Filips II aarzelen. Terwijl zijn ambtenaren in Brussel verbolgen smeken om verdere instructies, is Filips II aan het bidden, deelt hij aalmoezen uit en vraagt om koorknapen te sturen voor de koninklijke kapel!!

Spaanse furie
De talrijke maatregelen kunnen het tij niet meer keren. Als Requesens eind 1575 opnieuw op zoek gaat naar geld om zijn legertroepen te betalen, treden de loyale edelen en bestuurders met scherpe eisen voor de dag, die in vele opzichten doen denken aan de oppositie van vóór 1566. Ze eisen opnieuw het wegsturen van alle vreemde troepen, de onmiddellijke bijeenroeping van de Staten- Generaal en grotere invloed en voorkennis bij de benoemingen door Filips II van stadhouders of landvoogden, en een spoedig vergelijk met de opstandelingen.
Als Don Louis de Requesens op 05 maart 1576 overlijdt, is er op het vlak van de politiek-godsdienstige verhoudingen, sinds Alva bitter weinig veranderd, en dit ondanks grootse krijgsinspanningen en jarenlange oorlogsvoering. Spaanse en andere vreemde huursoldaten slaan steeds weer aan het muiten en plunderen. Ze worden koortsziek in het kille klimaat in de zuidelijke Nederlanden, zijn slecht gehuisvest en worden slechts druppelsgewijs bevoorraad. Ze zijn het moe van te vechten voor de 'heilige zaak', die hen hier hopeloos en nutteloos lijkt. Bovendien waren ze sinds maanden niet meer betaald. Ze eisen geld van de plaatselijke bevolking. Steden als Aalst en Maastricht worden verschrikkelijk geteisterd door deze Spaanse furie.
Op zondag 04 november slaan de Spanjaarden en Duitsers, omsingeld door een rebellenleger in het fort te Antwerpen, zelf onverwacht toe. Totaal wars van elk gezag bestormen de soldaten Antwerpen, verwoesten een kwart van de stad, nemen alles mee wat ze maar kunnen vinden en vermoorden ongeveer zevenduizend burgers. Overal heeft de doortocht van de muitende troepen enorme schade tot gevolg.
Ook Gent ontsnapt niet aan de bedreiging. Een aantal Vlaamse edelen wendt zich tot de toen enig ernstige nog resterende militaire autoriteit, met name Willem van Oranje, en vragen hem om troepen te sturen naar Gent, om de stad op die manier te beschermen tegen de rondzwervende soldatenbendes.

De Spaanse Furie geeft ongewild wel steun aan het streven naar eenheid in de Nederlanden. Men laat de godsdienstige geschillen voorlopig rusten.
De dood van Requesens komt voor Filips II en zijn getrouwen op een uiterst ongunstig ogenblik. De Nederlanden die in het buitenland als modern en welvarend beschouwd worden, verkeren in de jaren '70 van de zestiende eeuw in een economisch dieptepunt. Onze gewesten hebben ernstig te lijden onder de steeds weer betaling opeisende ingekwartierde troepen. Door het afsluiten door opstandige troepen van de Schelde, geraken de handel en de scheepvaart voor Antwerpen gedeeltelijk verlamd. De talrijke extra heffingen en gewestelijke en lokale belastingsverhogingen zijn voor de bevolking enorm drukkend geworden. Een beurscrisis in de herfst van 1575 in Antwerpen, toont duidelijk aan hoezeer de Nederlandse economische positie in het algemeen verzwakt is. Daarbovenop komt nog eens dat de centrale kas volledig leeg is. Met de dood van Requesens gaat dan ook het laatste greintje hoop verloren dat de achterstallige soldij zal uitbetaald worden, zodat nieuwe muiterijen algemeen dreigend worden. In bepaalde steden gaat men ook over tot het bewapenen van de bevolking om een eventuele bezetting of aanval van de muiters af te slaan. Zoals we hierboven gezien hebben, heeft ook deze voorziening weinig aan de dijk gebracht. In deze verwarde situatie steken edelen en bestuurders, op eigen initiatief, de hoofden bij elkaar. Verschillende staten- en standenvergaderingen komen bij elkaar en proberen hun eigen zaken te regelen. Ze richten zich door middel van dringende brieven tot Brussel of rechtstreeks tot Filips II.
Op die manier glijden nu ook de loyale staten, eerst onbewust later steeds bewuster, op hun beurt af naar een toestand van zelfstandig handelen en bestuur, dat in Spanje als 'opstandig' beschouwd kan worden. Willem van Oranje zoekt ijverig contact op met de leidende figuren in de aan Spanje trouwgebleven gewesten. Daar waar hij anti-Spaanse vijandigheden aantreft, spoort hij aan tot een strijd tegen de vreemde troepen .In juni 1576 geraakt dan ook in het Zuiden alles in een stroomversnelling. Spaanse en Waalse troepen die zopas een succesvol beleg beëindigd hadden, komen in beweging om, nu kwaadschiks, de betalingen voor hun bewezen diensten te gaan halen. In Brussel geraken de muiters niet voorbij de stadpoorten, maar in Aalst hebben ze meer succes. De stad wordt door hen bezet, en van hieruit terroriseren ze het omliggende platteland. Ondertussen krijgen het overleg en beraad in Brussel een revolutionair tintje mee. Een gewapend deel van de burgerij beheerst er het straatbeeld van de stad, en de 'Staten van Brabant' dwingen de Raad van State om door middel van een plakkaat (27 juli 1576) de muiters van Aalst tot vijand te verklaren. Op 04 september volgt in Brussel zelfs een revolutionaire staatsgreep. Alle in Brussel aanwezige leden van de Raad van State, worden onder huisarrest geplaatst. Hierop stellen de 'Staten van Brabant' voor om de 'Staten- Generaal' samen te roepen. Om dit besluit een zeker legaal cachet mee te geven, wordt het huisarrest van de leden van de Raad van State opgeheven, teneinde met hun prestige en gewicht dit cachet meer uitstraling en gewicht mee te geven.
De Pacificatie van Gent
Angst- en haatgevoelens voor de vreemde huurtroepen zijn dan ook overal in Vlaanderen en Brabant zichtbaar. Deze angst en haat is bijvoorbeeld dé hoofdreden van de belegering door de Gentenaars van het Spanjaardenkasteel. Ondertussen zijn er onderhandelingen met Willem van Oranje en de opstandelingen begonnen, om van die kant militaire hulp tegen de Spaanse muiters te verkrijgen, en Holland en Zeeland in een nieuw verbond te verwerven. Heel vlug kunnen zelfs te Gent de besprekingen beginnen die tot een dergelijk verbond leiden. Op 06 november 1576 kan dit verbond onder de naam de 'Pacificatie van Gent', officieel door alle aanwezigen goedgekeurd worden. De ondertekening ervan volgt op 08 november, geproclameerd vanaf het balkon van de Pacificatiezaal van het Gentse stadhuis. Het verbond houdt in dat de aan de koning getrouwe gewesten (vooral zij) en de twee voornaamste opstandige provincies Holland en Zeeland voor korte tijd hun godsdienstige twisten aan de kant schuiven. Ze willen zelf tot een onderlinge overeenstemming komen in een conflict dat naar mening van velen reeds al te lang in onze gewesten en haar bewoners in last heeft gebracht. Ze scharen zich gezamenlijk rond de minimumeis: onmiddellijk vertrek van de vreemde troepen of de Nederlandse gewesten zouden hen gezamenlijk verdrijven.
Deze 'Pacificatie van Gent' is in feite een voorlopig verbond. De uiteindelijke gemeenschappelijke regelingen voor alle betrokken gewesten, opstandige en gehoorzame, zullen niet door de Staten- Generaal getroffen worden. Hiertoe moet de 'Pacificatie' enkel de grondslag leggen. Over het essentiële punt, namelijk de verhouding van de ganse Nederlanden tegenover Filips II, is men eensgezind. Men zal de politieke zelfstandigheid van de gewesten opeisen. Men stelt met andere woorden een herstel voorop van alle privileges en rechten, zoals die in vroegere eeuwen voor gewesten, steden en standen hebben gegolden, en die door alle landsheren tot en met Karel V geëerbiedigd en bevestigd zijn.
Vervolgens zouden de Staten-Generaal bijeenkomen om de religieuze problemen op te lossen. Willem van Oranje wordt officieel tot gouverneur van Holland en Zeeland benoemd, de edicten tegen de 'ketterij' worden geschorst en de politieke gevangen komen vrij en krijgen hun bezittingen terug. Het is een manifest voor een onmiddellijke verenigde opstand tegen Spanje. Wat hierop had moeten volgen , is een duidelijk gecoördineerd optreden onder leiding van een bekwaam generaal. Het hele land kan nu onder Willem van Oranje tegen Spanje verenigd worden. Willem van Oranje is enorm populair en het volk beschouwt hem als hun redder.
De Staten-Generaal wordt nog steeds als een vrijwillig bijeen te roepen vergadering van de delegaties uit de verschillende gewestelijke staten beschouwd, waarin men onderling tot vergelijk en gemeenschappelijk handelen kan komen, ook ten aanzien van de onderhandelingen met de landvoogd of de landvorst. De voorwaarden voor deze onderhandelingen luiden in 1576 dat de landvorst en de nieuw te benoemen landvoogd, moeten aanvaarden om alleen te regeren met 'natuurlijke', dit is niet-buitenlandse bestuurders, en definitief de eis inwilligen om de vreemde troepen weg te zenden. Deze basis van overeenstemming zal, zelfs na vele onderhandelingen, onaangetast blijven.
Verschillende opstandige en gehoorzame gewesten, sluiten zich pas later bij de 'Pacificatie' aan. Binnen de aanhang van de 'Pacificatie' vormen zich echter al snel verschillende 'partijen'. Er blijft verdeeldheid en tegenstelling bestaan, die voor de samenwerking zelfs funest zal blijken te zijn. Reeds vanaf het begin is er een onderscheid tussen een radicalere en fellere naar opstand strevende partij, en een gematigdere, die voor een opstand terugschrikt. Hierbij staat meestal de godsdienstkwestie centraal. Alle nieuwe inspanningen worden op die manier verlamd vanaf het begin door de religieuze situatie.
Naast deze twee partijen staat nog een derde groep, die men als koningsgezinden kan beschouwen. Door de dood van Requesens en de Spaanse muiterijen is hun positie ernstig verzwakt. Toch vinden zij nog steeds houvast bij hun vorst en landsheer, bij de officiële kerk en bij de aloude rechten en gewoonten die de landsvorst toekomen.
Maar deze pacificatie was allesbehalve een godsdienstvrede met als hoofddoel verdraagzaamheid, een betekenis die men er later, vooral in de 20ste eeuw, aan gegeven heeft. De tolerantie geldt immers enkel voor de trouw gebleven gewesten, terwijl in Holland en Zeeland enkel het calvinisme als officiële godsdienst wordt gedoogd: hier zullen de katholieken zelfs vervolgd worden!
Don Juan van Oostenrijk
Het bestuur over de Nederlanden heeft Filips II ondertussen overgelaten aan zijn onwettige broer, Don Juan van Oostenrijk (periode 1576-1578), die sinds zijn overwinning op de Turken in Lepanto medio jaren '70 van de 16de eeuw, met roem overladen is. Maar, militaire ambities gaan in de Nederlanden steevast ten gronde. In zijn eerste dagen als bevelhebber wordt hij meteen geconfronteerd met de zoveelste muiterij van de Spaanse troepen: ditmaal echter op grotere schaal dan gebruikelijk.
Als Don Juan op 03 november 1576 in de Nederlanden aankomt, bevindt de positie en de macht van de landvoogd zich op een dieptepunt. Tegen zijn zin ziet hij zich gedwongen om met de rebellen van de 'Pacificatie van Gent' te onderhandelen. De eis van de Staten-Generaal om alle vreemde troepen terug te trekken, wordt onvoorwaardelijk en primordiaal. De aanleiding hiervoor is het reeds vermelde feit dat Spaanse muiters naar Antwerpen trekken en met moord en plunderingen opnieuw demonstreren hoe gevaarlijk zij zijn. Hierop volgt op 12 februari 1577 het 'Eeuwig Edict' dat vrede lijkt te brengen en een volledige overwinning betekent voor de Staten-Generaal.
Maar dit 'Edict' blijkt voor de landvoogd - die echt 'Spaans' is opgevoed en bovendien doordrenkt van absolutistische ideeën - moeilijk verteerbaar en volkomen onaanvaardbaar. Stiekem hoopt hij op een verdere verdeeldheid tussen de opstandige partijen. Terwijl hij zich, in schijn, moeizaam schikt naar het verdrag, overweegt Don Juan, steunend op de landvoogdelijke troepen die naar de landsgrenzen teruggetrokken zijn, een staatsgreep. Op 24 juli 1577 laat Don Juan de citadel van Namen bezetten, en verklaart van hieruit dat hij van iedereen een absolute gehoorzaamheid aan zijn bevelen verwacht. Deze eenzijdige opzeggen van het 'Eeuwige Edict' brengt grote gevolgen met zich mee. Een herstel van de interne vrede met een volgzame landvoogd is nu voorgoed verkeken en de hervatting van een gewapende strijd is opnieuw onvermijdelijk geworden. Zij die zich in de 'Pacificatie van Gent' verenigd hebben, lijken nu, na de woordbreuk van de landvoogd, opnieuw sterker in hun schoenen te staan en voelen zich gedwongen zich opnieuw van hem los te maken. Het ziet ernaar uit dat de Hollands-Zeeuwse opstand, definitief een algemene opstand zal worden.
In het volgende deel behandelen we onder meer de algemene opstand in de Nederlanden en de calvinistische republieken waaronder die te Gent.

(vervolgt)
Jan Rooms .



Jubileum Jan van Beers

Galavoorstelling Hamlet’o

Zaterdag 26 november 2011 liep de prachtige toneelzaal van de stadsschouwburg in Utrecht vol met vrienden en kennissen van de feestvierende Kamer. Niet minder dan een goeie 600 aanwezigen vulden tot in de nok de feestzaal.
Binnen de normale en toegelaten wachttijd ving om 20.10 u. de voorstelling aan.
De regisseur René Retèl , die de eervolle opdracht aanvaard had stond voor een hele opgave. Het moest op niveau én iets feestelijks, iets lollig zijn. Dit was een hele opgave , wat is lollig op niveau ? Meteen dacht hij aan het beroemdste stuk ter wereld, het stuk der stukken, een werk waarvan de allergrootste leek op toneelgebied weleens gehoord heeft. Het bekendste stuk “Hamlet” van de wereldvermaarde toneelschrijver William Shakespeare . Dat moest een 150 jarig jubileum waardig zijn. Maar is het ook lollig ? Neen, het is een tragedie en het loopt ook nog slecht af ook. Zo groeide de idee om Hamlet te spelen op een manier zoals het nog nooit gedaan werd. Een gedurfd ,maar leuk en uitdagend plan. Hoe meer hij erover nadacht , hoe meer hij ervan overtuigd raakte dat het kon en dat het komische bovendien goed paste bij het stuk. Dat het de humor, maar ook de tragiek zou versterken. Volgens René was William best een lollige vent, die zich bij het schrijven soms ook liet leiden door zotte invallen of door de toevallige aanwezigheid van een komische acteur in zijn “troupe”.
En Jan van Beers durfde het aan : Hamlet gespeeld door clowns : HAMLETO.
En het werd een spetterende muzikale voorstelling met een lach en een traan.
Toen het doek zich ontvouwde en een reusachtige circusachtige tent vol linten door alle spelers werd aangekleed, kon de voorstelling op de bühne letterlijk losbarsten. Begeleid door een origineel orkest, dat het hele ensemble inspireerde met zowel klassieke als eigentijdse muzikale klanken keek het publiek bijna ademloos toe hoe het drama “Hamleto” zich voltrok. Plaisir d.amour kreeg al heel gauw een wrange smaak en daar werd goed op ingespeeld letterlijk!! Sprankelend,cynisch, lachwekkend en ontroerend tegelijk al die verschillend geschminkte clowns, dat is knap en inspirerend . Inderdaad ook gewaagd zo.n omgeschoold klassiek drama, maar tegelijkertijd zo ontzettend goed bedacht, dat wij, zoals Rene Retèl het al verwoordde, misschien uiteindelijk de zo ingewikkelde Hamlet hebben begrepen door deze “clowneske” bewerking.
Van harte proficiat met deze prachtige voorstelling

E.F.

Vlaamse toneelwedstrijden

Vlaamse toneelwedstrijden op het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw

Freddy Van Besien

We komen aan het eind van de periode van het Verenigd Koninkrijk en meteen ook aan deze reeks artikelen over toneelwedstrijden. In 1822 en in 1828 hadden wedstrijden plaats te Brussel, in 1822 werd een wedstrijd aangekondigd te Sint-Willebrordus en in 1825 in Lokeren. In een volgende en laatste aflevering brengen we een overzicht van alle besproken wedstrijden en een synthese.

1822: wedstrijd te Brussel, georganiseerd door de Goede Hoop

Er is een gedrukte uitnodiging bewaard (archief de Fonteine), verstuurd door de maatschappij de Goede Hoop te Brussel voor een toneelwedstrijd in haar schouwburg ten huize van J. Deleu, in het Kasteeltje, bij de gewezen Kartuizers. De wedstrijd bestaat in het opvoeren van een treur- of toneelspel, gevolgd door een blij- of zangspel, alles naar keuze. Voor het treur- of toneelspel zijn drie prijzen voorzien (resp. 100, 50 en 25 gulden) en voor het blij- of zangspel twee prijzen (50 en 25 gulden). Er zijn ook prijzen voor de beste acteur van ieder gezelschap, voor de beste zanger en zangeres, voor de beste komische acteur en voor de beste dramatische acteur. De eerste voorstelling was voorzien op zondag 17 februari 1822; de volgende op de daaropvolgende zondagen. De loting was gepland op zondag 11 november 1821. De schouwburg biedt plaats aan 300 toeschouwers. In het geval minder dan acht deelnemers zich aanbieden, zal de wedstrijd afgeschaft worden.
De brief is ondertekend door N. Slosse (voorzitter), J. Deleu (schatbewaarder) en Van den Elsken (secretaris).
Volgens De Baere (1948-1949, p. 87) en Mengelwerken (p. 80), die de organisatie van deze wedstrijd toeschrijven aan Den Wyngaerd, werden er vier verenigingen bekroond:
  • - Jonk en leerzuchtig (Antwerpen)
  • - De Balsemieren (Gent)
  • - Vreugd in Deugd (Lokeren)
  • - De Witte Water-Roozen, al vloeyende groeyende (Ninove)
Lokeren trad op 15 december 1822 op met “Mahomet” (Voltaire); Ninove op 23 januari 1823. De prijsuitreiking had plaats op 20 april 1823. De organiserende kamer gaf een opvoering van “Het borstbeeld, of de Hongaarse deserteur” (toneelspel in drie bedrijven van J.B.A. Hapdé in een bewerking van C. Vreedenberg) en van “David Teniers” (blijspel met zang van Bouilly & Pain, bewerkt door Maarten Westerman). Diana Robijn, de steractrice van de Fonteine, speelde de rol van Floreska in “Het borstbeeld”.

bronnen:
De Baere, C., “De bedrijvigheid der Brusselse compagnies. Slot”, Jaarboek van de Fonteine 1948-49, pp. 54-93
X, Mengel-werken van het door Zyne Majesteyt den Koning herkend Rederykers Genootschap, ten tytel voerende Den Wyngaerd, onder de ken-spreuk Groeyen en Bloeyen te Brussel 1824 (Brussel, P.-M. de Vroom, 1824)

1822: wedstrijd te Sinte-Willebrordus, aangekondigd door Tracht naer Kunst

De Iveraeren, ter bevordering der Nederduitse letter- en toneelkunde, met kenspreuk Tracht naer Kunst, hadden hun schouwburg in den gouden appel, te Sint-Willebrordus, buiten de stadspoort van Antwerpen. Ze verstuurden een gedrukte uitnodiging voor een toneelwedstrijd die zou starten op 11 november 1822 (archief de Fonteine). De loting was gepland op 19 augustus 1822. Er dient een inleg van 12 gulden te worden betaald. De belangstellende gezelschappen dienen een treurspel en een zang- of blijspel op te voeren, alles naar keuze. Artikel 2 van het reglement stelt dat de vrouwelijke personages door vrouwen mogen worden gespeeld, “zonder dat er uyt diën hoofde eenigen voorrang zal gegeven worden, op de gene door Mans persoonen uytgewerkt”. Er zijn prijzen voorzien voor de verstafgelegene deelnemer, voor de luisterrijkste intrede en voor de beste acteur van ieder gezelschap. De prijzen voor het treurspel bestaan uit een zilveren koffiepot ter waarde van 150 gulden, twee zilveren kandelaars ter waarde van 95 gulden, en een zilveren porte-caraffe ter waarde van 70 gulden; voor het blij- of zangspel zijn twee prijzen voorzien van resp. 40 en 30 gulden.
Meer is over deze wedstrijd niet bekend. Wellicht was er onvoldoende belangstelling en is hij niet doorgegaan.

1825: wedstrijd te Lokeren, aangekondigd door Vreugd in Deugd

Er is een gedrukte uitnodiging bewaard (archief de Fonteine) d.d. 12 april 1825 voor een wedstrijd voor een treur- of toneelspel, gevolgd door een blij- of zangspel, alles naar keuze, die zou beginnen op de tweede zondag van oktober 1825 in de grote zaal van het hotel “Het hof van Vlaanderen” te Lokeren. De loting is gepland op tweede Pinksterdag 1825. De prijzen voor het treur- of toneelspel bedragen resp. 100, 75 en 50 gulden; voor het blij- of zangspel twee maal 30 gulden; er zijn ook prijzen voor de mooiste intrede en voor de verstafgelegene deelnemer. De uitnodiging is ondertekend door S.A. Vereecken (voorzitter) en V. de Wilde Volleman (secretaris). De wedstrijd werd eveneens aangekondigd in de Gazette van Gend van 25 april 1825. Er is over deze wedstrijd verder niets bekend.

1828: wedstrijd te Brussel, georganiseerd door de Wyngaerd

De Wyngaerd vatte het plan op een toneelwedstrijd te organiseren in 1827 en had daartoe al een subsidie van de stad Brussel toegezegd gekregen, maar stelde het een jaar uit (cf. De Baere 1948-49, p. 88). Er werden twee prijzen uitgeloofd voor een toneelstuk naar keuze (150 en 75 gulden) en één prijs voor het naspel (50 gulden). De eerste opvoering, op de eerste zondag van oktober 1828, werd door de organiserende kamer verzorgd: de Wyngaert speelde “Karel en Karolina”(naar het Frans van Ch.A.G. Pigault le Brun de l.Épinoy), gevolgd door “Teniers” (blijspel met zang van Bouilly & Pain, be- werkt door Maarten Westerman) . Ook de laatste opvoering werd door de Wyngaert gebracht: de kamer speelde toen “Carolina en Walmont”.
Deze wedstrijd betekende een moment van crisis voor de Gentse Fonteine. Zij had zich in deze wedstrijd ingeschreven, maar een groep ontevreden acteurs van deze kamer, die zich de “tweede kamer” noemden, of ook wel “de geheime vrienden der tweede afdeling” en die naar hun oordeel te weinig rollen kregen, hadden zich eveneens, onder leiding van Francis de Rudder, ingeschreven onder de naam “De Balsembloem”. De Fonteine oordeelde dat dit onwettig was en ontsloeg de leden van “tweede kamer” en trok zich uit de wedstrijd terug. De “tweede kamer” hield echter het been stijf en nam wel deel, en noemde zich nu “De vereenigde Kunstbroeders”. Bovendien won ze de wedstrijd, zowel voor het treur- of toneelspel als voor het blijspel (cf. Gazette van Gend, 11 december 1828; 22 en 26 februari 1829). Volgens De Baere (1948-49, p. 89) voerden “De vereenigde Kunstbroeders” “Mahomet” (Voltaire) en “Karolina of het Geldersche Landmeisje” op en wonnen ze ook nog de erepenning voor de prachtigste intocht. Waarschijnlijk had deze voorstelling plaats op 16 november 1828. Dat valt af te leiden uit het verslag van het toneelcomité van de Fonteine van 4 november 1828, toen de actrices Diana Robyn en Angelique van Peteghem de toestemming vroegen om op 16 november te Brussel mee te spelen in het gezelschap van “De vereenigde Kunstbroeders”, wat werd geweigerd. Later kwam er een verzoening tussen de Fonteine en “De vereenigde Kunstbroeders” (cf. Van Besien ??).
Volgens De Baere (1948-49, p. 89) namen ook de volgende gezelschappen aan de wedstrijd deel:
  • - Antwerpen: Jong en leerzuchtig
  • - Zottegem: De Zuigelingen van Polus
  • - Ninove: De Witte Water-Roozen
bronnen:
De Baere, C., “De bedrijvigheid der Brusselse compagnies. Slot”, Jaarboek van de Fonteine 1948-49, pp. 54-93
Gazette van Gend
Van Besien, F., “De Koninklijke Maatschappij van Rhetorica: De Fonteine tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815- 1830)”, Jaarboek van De Fonteine

Lidmaatschapsbijdrage 2012

Wij vragen alle Kamers die hun bijdrage nog niet voldeden dit te willen voldoen.
Met dank bij voorbaat
.

Lidmaatschapsbijdrage 2012 Kamers : 25 €
Zij ontvangen het tijdschrift
Zij hebben medezeggenschap in het Verbond .
Zij kunnen deelnemen aan werkgroepen en studiedagen.
Wie zich geroepen voelt mag steeds een hoger bedrag overmaken.
Dit zal dan speciale vermelding genieten in het tijdschrift.
Toetredende leden : 15 €
Zij ontvangen het tijdschrift en steunen hierdoor de rederijkerij .
De Kamers en toetredende leden kunnen hun bijdrage voldoen op onze bankrekening .

BIC : GEBABEBB .
IBAN : BE41 2930 3224 8010